Gemeente:
Goes
Plannaam:
Bos Oud-Sabbinge
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
07-07-2011

Regels

 

 

Bestemmingsplan

"Bos Oud-Sabbinge"

 

 

 

 

 

 

 

NL.IMRO.0664.BPLG03-VG99

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes bij besluit van …

 

 

, voorzitter

 

 

, griffier

 

 

Titel Bestemmingsplan

“Bos Ous-Sabbinge”

Gemeente

Goes

Status

vastgesteld

Datum

7 juli 2011

Planidn

NL.IMRO.0664.BPLG03-VG99

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

  1. Het plan: het bestemmingsplan "Bos Oud-Sabbinge" van de gemeente Goes;

 

  1. Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPLG03-VG99 met de bijbehorende regels;

  2. Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de Regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden;

 

  1. Archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

 

  1. Bebouwing: één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

  1. Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

  2. Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

  1. Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

 

  1. Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  2. Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

  3. Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten (bouwvlak plus erf);

  4. Bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;

  5. Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  6. Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  7. Bouwwerk, geen gebouw zijnde; een ander bouwwerk

 

  1. Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.

 

  1. Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

  1. Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

  1. Nutsvoorzieningen (voorzieningen ten behoeve van openbaar nut): voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;

 

  1. Peil: voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. Bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van de grond die de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen omringt;

 

  1. Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, raamprostitutie, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:

 

  1. Afstanden: Afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

  1. Bebouwde oppervlak: Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

  1. Bebouwingspercentage: Het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het totale bouwperceel waar het percentage is ingeschreven;

 

  1. Bouwhoogte van een bouwwerk: de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ongeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

  1. Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: De breedte en diepte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

 

  1. Dakhelling: De dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

  1. Goothoogte van een bouwwerk: De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druilijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. Hoogte van een windmolen of windturbine: De hoogte van een windmolen of windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen of windturbine.

 

  1. Inhoud van een bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het art van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

  1. Oppervlakte van een bouwwerk: De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  2. Vloeroppervlak (netto): Het (netto) vloeroppervlak van een bouwwerk wordt gemeten binnenwerks, op de vloer van de ruimten, die ingevolge het plan worden of kunnen worden gebruikt overeenkomstig de aan de gronden toegekende bestemming, zonder aftrek van niet dragende scheidingsmuren;

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bos

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Bestemming

De voor Bos (BO) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, de ontwikkeling en de versterking van het bos voor natuur, landschap en diversiteit in terreintypen;

alsmede voor:

  1. recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen, paardrijden en verpozen en andere daarmee vergelijkbare recreatieve activiteiten;

  2. paden, water, bermstroken, bermsloten en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming alsmede voorzieningen ten dienste van de bestemming en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;

 

3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitende ten dienste van de in lid 3.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende regels:

 

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte gebouw

Maximale inhoud gebouw

a.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

-

2.50 meter

 

 

 

 

b.

Lichtmasten en overige masten

 

8.00 meter

 

 

 

 

 

3.3 Nadere eisen

 

3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning,

nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

  1. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

3.3.2 Voorwaarden

De in lid 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het

doel:

 

  1. onevenredige aantasting van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden te voorkomen;

 

  1. onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken te voorkomen;

 

  1. ten behoeve zijn van de landschappelijke inpassing;

 

 

3.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

3.4.1 verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het aanbrengen en verleggen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  4. het graven, verbreden, dempen van sloten, het geheel of gedeeltelijk dempen van drinkputten en welen, het aanleggen van gesloten drainagesystemen of het diepploegen dieper dan 40 cm;

  5. het wijzigen dan wel verwijderen, ofwel het vellen of rooien, van houtwalprofielen en houtgewassen;

  6. het storten en lozen van specie;

 

3.4.2 uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke, geomorfologische of archeologische waarden;

  2. werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die Wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan als bedoeld in de Natuurbeschermingswet;

 

3.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

  1. Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, één of meer waarden en/of functies van de gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad;

 

 

Artikel 4 Tuin

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. achtertuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

 

 

4.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

  1. bijbehorende bouwwerken.

 

4.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 8.00 m bedragen;

  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen welke maximaal 2.00 m mogen bedragen.

 

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van de dakvoet van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.

 

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik ontrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen en kampeermiddelen;

  2. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

  3. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

 

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

 

 

Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie. Verder wordt onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  • als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;

  • als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;

 

Het college van burgemeester en wethouders verleent ontheffing van het in sub a bepaalde,

indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

 

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

 

7.1 Afwijkingsbevoegdheid

 

7.1.1 Afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:

  1. het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van 15.00 meter;

  2. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

  3. het afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voor bebouwing tot maximaal 10% van de voorgeschreven maten.

 

7.1.2 Voorwaarden

 

  1. Er kan slechts worden afgeweken zoals genoemd in lid 7.1.1, mits:

    • Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

 

 

8.1 Geringe afwijkingen

 

8.1.1 Wijzigingsregel

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van

  1. geringe afwijkingen, die in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.

 

  1. het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 9 Overgangsrecht

 

 

9.1 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

9.2 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    • de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;

  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.3 Ontheffing overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken (lid 9.1 en lid 9.2) leidt tot

een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester

en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

 

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Bos Oud-Sabbinge