behorende bij het bestemmingsplan Bebouwde kom 's-Heer Hendrikskinderen
Inhoudsopgave
Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Recreatie
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Waardevolle dijk
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding
Artikel 16 Leiding - Water
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene bouwregels
Artikel 21 Algemene gebruiksregels
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene wijzigingsregels
Artikel 24 Algemene procedureregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
-
Plan: het bestemmingsplan Bebouwde kom 's-Heer Hendrikskinderen met identificatienummer NL.IMRO.0664.BPHH09-VG99 van de gemeente Goes;
-
Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, bed & breakfast daaronder begrepen, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
-
ten hoogste 40% van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk, met een maximum van 40 m², mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
-
het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
-
de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, tenzij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, dan wel de verkoop van goederen uitsluitend via internet plaatsvindt en ter plaatse opgeslagen goederen slechts op afspraak kunnen worden afgehaald, waarbij geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkel- of uitstallingsruimte;
-
Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
-
Archeologisch deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van archeologie;
-
Archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
-
Architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde, gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;
-
Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
Bed & breakfast: een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in of bij een woning, gericht op het aanbieden van een toeristisch en kortdurend recreatief verblijf met het serveren van ontbijt;
-
Bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
-
Bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
-
Bedrijfswoning: een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een huishouden of een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is;
-
Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
Bestaand kamerverhuurpand: een kamerverhuurpand dat voor 2 mei 2018 (het tijdstip van inwerkingtreding van het Voorbereidingsbesluit omzetten woning naar onzelfstandige bewoning) onzelfstandig wordt bewoond en waarvan dit gebruik niet voor een periode langer dan een jaar is onderbroken;
-
Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
-
Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
Bevi-inrichting: een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
-
Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
Bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
-
Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
-
Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
-
Cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
-
Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
-
Detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
Detailhandel in volumineuze goederen/perifere detailhandel: detailhandel in de volgende categorieën:
-
brand- en explosiegevaarlijke goederen;
-
auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
-
tuinbenodigdheden;
-
meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;
en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;
-
Dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
-
Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
-
Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
Gevellijn: een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen;
-
Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
-
Horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
-
het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
-
het exploiteren van zaalaccommodatie;
-
het verstrekken van nachtverblijf;
-
Huishouden: een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die in een vast verband samenleven en duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Het voeren van een huishouding gaat derhalve de enkele wil om gezamenlijk te wonen te boven en heeft de intentie in zich om langdurig samen te blijven;
-
Kamerverhuur: de verhuur van een (deel van een) woning, anders dan door een zorginstelling, via kameruitgifte aan personen die geen gezamenlijk huishouden vormen, waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;
-
Kamerverhuurpand: een pand dat wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur en waarin zich meerdere onzelfstandige woonruimtes bevinden;
-
Kampeermiddel: een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
Kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
-
Landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
-
Maatschappelijke activiteit: een educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, sport- of recreatieve activiteit dan wel een activiteit ten behoeve van openbare dienstverlening;
-
Maatvoeringsgrens: de grens van een maatvoeringsvlak;
-
Maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
-
Natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
-
Nutsvoorziening: een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals een transformatorhuisje, schakelhuisje, duiker of gemaalgebouwtje;
-
Ondergeschikte detailhandel: detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 40 m², uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen;
-
Ondergeschikte horeca: een horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 40 m²;
-
Onzelfstandige woonruimte: een woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;
-
Overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
-
Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
-
een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
-
een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
-
een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
-
de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;
-
Peil:
-
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
-
bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
-
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
-
Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
Sociale huurwoning: huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;
-
Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;
-
Staat van Horeca-activiteiten: de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;
-
Voorgevelrooilijn: denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
-
Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend;
-
Webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
-
verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
-
uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;
-
Wgh-inrichting: een bedrijf als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;
-
Woning: een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:
-
Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
-
Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen bouwwerken bij elkaar op te tellen;
-
Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt berekend door het bebouwd oppervlak te delen door de oppervlakte van het bouwperceel of de oppervlakte van het maatvoeringsvlak waar het percentage is ingeschreven;
-
Bouwhoogte van een bouwwerk: de bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, arico-units en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: de breedte en diepte worden gemeten tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
-
Dakhelling: de dakhelling wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
Inhoud van een bouwwerk: de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsplanregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - technische handelsonderneming': tevens een bedrijf, gericht op de in- en verkoop, het onderhoud en de reparatie van machines, gereedschap en accessoires voor tuin-, bos- en parkonderhoud;
-
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;
-
kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;
-
webshops;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding: 'bedrijfswoning': maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd;
-
op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
-
de voorgevel van een bedrijfswoning is georiënteerd op de op de verbeelding aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is aangegeven;
-
bij iedere bedrijfswoning mogen ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
-
de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak van de bedrijfswoning en ter plaatse van de aanduiding 'erf' bedraagt maximaal 50% met een maximum van 250 m²;
-
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden
De in artikel 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 3.2.2 sub a en artikel 3.2.3 sub b, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.
3.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 3.2.4 sub b tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
artikel 3.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
3.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 3.4.1 en 3.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag van goederen, waaronder begrepen puin, tot een gezamenlijke hoogte van meer dan 6 meter is niet toegestaan;
-
de vestiging van zelfstandige kantoren is niet toegestaan;
-
bij webshops mag maximaal 15% van het totale bedrijfsvloeroppervlak worden ingericht als showroom met een maximum van 150 m²;
-
vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 3.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 3.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
-
artikel 3.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 3.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.
3.6.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
een milieudeskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid is voldaan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 14, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de bedrijfsmatige activiteiten zijn definitief beëindigd;
-
de bodemkwaliteit is zodanig of wordt zodanig gemaakt dat woonbebouwing kan worden toegestaan;
-
voldaan wordt aan de normen met betrekking tot de Wet geluidhinder;
-
voldaan wordt aan de normen met betrekking tot externe veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
-
de samenstelling van de woningvoorraad in de kern wordt niet onevenredig verstoord;
-
de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning.
3.7.2 Voorwaarden
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.7.1 dient een stedenbouwkundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.
3.7.3 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 24 van toepassing.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
dienstverlening;
-
maatschappelijke activiteiten;
-
kantoren, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 200 m²;
-
de huisvesting van personen in een woning;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
-
op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op gronden binnen het bouwvlak bedraagt op ieder bouwperceel maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' bedraagt op ieder bouwperceel maximaal 50% met een maximum van 250 m².
4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
-
de voorgevel van een hoofdgebouw is georiënteerd op de op de verbeelding aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is aangegeven.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;
-
de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3.2 Voorwaarden
De in artikel 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 4.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.
4.4.2 Bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 4.2.3 sub a voor een goot- en bouwhoogte die maximaal de op de verbeelding aangegeven maat bedragen, mits het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
-
artikel 4.2.3 sub b voor een kortere afstand tot op de voorgevelrooilijn.
4.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 4.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 4.2.4 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
4.4.4 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
detailhandel in volumineuze goederen;
-
detailhandel in en opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
-
het gebruik van achtererven als terras en/of speeltuin en voor opslag;
-
het gebruik van de verdieping(en) van gebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke activiteiten en kantoren.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 4.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 4.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
-
artikel 4.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 4.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
-
artikel 4.5 sub c voor het gebruik van achtererven als terras en/of speeltuin en voor opslag;
-
artikel 4.5 sub d voor het vestigen van een andere functie dan wonen op de eerste verdieping, mits:
-
het uit een oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is om de woonfunctie van het betreffende deel van het gebouw op te heffen;
-
de functie op de verdieping een verruiming betreft van het oppervlak van de functie ter plekke op de begane grond.
4.6.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
een milieudeskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid is voldaan.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;
-
waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
(voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen;
-
voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m²;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.2 Voorwaarden
De in artikel 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 5.2.2 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
artikel 5.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 5 meter.
5.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 5.1 voor het realiseren van jongerenontmoetingsplaatsen;
-
artikel 5.1 voor het gebruiken van maximaal 10% van het bestemmingsvlak voor parkeervoorzieningen.
5.5.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.5.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1 tot en met 5 van de Staat van Horeca-activiteiten;
-
de huisvesting van personen in een woning;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
-
op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' bedraagt op ieder bouwperceel maximaal 50% met een maximum van 250 m².
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
-
de voorgevel van een hoofdgebouw is georiënteerd op de op de verbeelding aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is aangegeven.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;
-
de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 meter.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3.2 Voorwaarden
De in artikel 6.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.
6.4.2 Bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.2.3 sub a voor een goot- en bouwhoogte die maximaal de op de verbeelding aangegeven maat bedragen, mits het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
-
artikel 6.2.3 sub b voor een kortere afstand tot op de voorgevelrooilijn.
6.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 6.2.4 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
6.4.4 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 6.4.1, 6.4.2 en 6.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.1 voor een horeca-activiteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de krachtens artikel 6.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten;
-
artikel 6.1 voor een horeca-activiteit die niet in de Staat van Horeca-activiteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de krachtens artikel 6.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten;
6.5.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6.5.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
een milieudeskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid is voldaan.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke activiteiten;
-
detailhandel en horeca als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
-
op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' bedraagt op ieder bouwperceel maximaal 50% met een maximum van 250 m².
7.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
-
de voorgevel van een hoofdgebouw is georiënteerd op de op de verbeelding aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is aangegeven.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;
-
de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 meter.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3.2 Voorwaarden
De in artikel 7.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 7.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.
7.4.2 Bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 7.2.3 sub a voor een goot- en bouwhoogte die maximaal de op de verbeelding aangegeven maat bedragen, mits het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
-
artikel 7.2.3 sub b voor een kortere afstand tot op de voorgevelrooilijn.
7.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 7.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 7.2.4 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
7.4.4 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 7.4.1, 7.4.2 en 7.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 8 Recreatie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%;
-
het bepaalde onder a geldt niet voor het bouwen van een materiaalberging of kas;
-
per volkstuin mogen maximaal één materiaalberging en maximaal één kas worden gebouwd.
8.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
-
de bouwhoogte van een materiaalberging of kas bedraagt maximaal 2,5 meter;
-
de oppervlakte van een materiaalberging of kas bedraagt maximaal 6 m².
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3.2 Voorwaarden
De in artikel 8.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 8.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.
8.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 8.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 8.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
8.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 8.4.1 en 8.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
overnachten.
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van sportactiviteiten;
-
sport- en speelvelden;
-
horeca als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
9.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 15 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3.2 Voorwaarden
De in artikel 9.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 9.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.
9.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 9.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
9.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 9.4.1 en 9.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen, behorende bij de op hetzelfde of het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouwen;
-
in- en uitritten, parkeervoorzieningen en paden;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schuur': tevens de opslag en berging van goederen en stoffen, de stalling van vervoermiddelen en/of het hobbymatig houden van dieren;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
10.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.3.2 Voorwaarden
De in artikel 10.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 10.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.
10.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 10.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 10.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
10.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 10.4.1 en 10.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar- of vliegtuigen en kampeermiddelen;
-
het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
-
het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, bruggen, straten en paden;
-
ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garageboxen bedoeld voor de stalling van vervoermiddelen dan wel als huishoudelijke berg- en werkruimte;;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, terrassen, markten, standplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen, reclame-uitingen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
11.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
-
het bepaalde onder a geldt niet voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 15 m².
11.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal 3,5 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
-
ter plaatse van de aanduiding 'garage' bedraagt de breedte van een garagebox maximaal 3,5 meter.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 11.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.
11.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 11.2.3 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
artikel 11.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
11.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 11.4.1 en 11.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden, tenzij het betreft de opslag van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
Artikel 12 Waardevolle dijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waardevolle dijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud en de versterking van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden, alsmede voor verkeersdoeleinden;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
12.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer van wegen en dijken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter;
-
de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m².
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen:
-
ten aanzien van de plaatsing en afmetingen van gebouwen en bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
ten aanzien van de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.3.2 Voorwaarden
De in artikel 12.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 12.2.1 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.
12.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 12.2.2 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
artikel 12.2.2 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter.
12.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 12.4.1 en 12.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
12.5.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 12.2 een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie en/of natuurrecreatie, zoals picknickplaatsen.
12.5.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het in artikel 12.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden;
-
werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
-
werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied in de zin van de Wet natuurbescherming en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheerplan als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
12.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
-
werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.5.2 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de in lid 12.1 genoemde waarden:
-
niet worden aangetast of
-
niet significant worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wateraanvoer en -afvoer, waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers en (primaire) waterlopen, alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, voorzieningen ten dienste van de waterkering en nutsvoorzieningen;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen, bermsloten en beplantingen.
13.2 Bouwregels
Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van masten bedraagt maximaal 8 meter boven NAP;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter boven NAP.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 13.2.1 sub a en sub b tot een hoogte tot maximaal 10 meter boven NAP.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het innemen van ligplaatsen voor woonboten.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de huisvesting van personen in een woning;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak': tevens een paardenbak zonder verlichting;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sociale huur': uitsluitend sociale huurwoningen;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
14.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend minimaal drie aaneengebouwde woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' zijn twee-aaneen gebouwde en vrijstaande woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - facultatief' zijn vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde woningen toegestaan;
-
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
-
op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk maximaal 50% met een maximum van 250 m²;
-
het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
14.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
-
de voorgevel van een hoofdgebouw is georiënteerd op de op de verbeelding aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is aangegeven;
-
de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken niet meegerekend - bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:
- 'aaneengebouwd', 'twee-aan-een' en 'specifieke bouwaanduiding - facultatief': 5 meter;
- 'vrijstaand': 6 meter;
-
de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:
- 'twee-aan-een': aan één zijde 3 meter.
- 'vrijstaand': 3 meter.
14.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;
-
de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en de voorgevelrooilijn bedraagt minimaal 3 meter;
-
de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduiding minimaal:
- 'vrijstaand': 3 meter.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.3.2 Voorwaarden
De in artikel 14.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 14.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
-
artikel 14.2.2 sub d voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens.
14.4.2 Bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 14.2.3 sub a voor een goot- en bouwhoogte die maximaal de op de verbeelding aangegeven maat bedragen, mits het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
-
artikel 14.2.3 sub b voor een kortere afstand tot op de voorgevelrooilijn;
-
artikel 14.2.3 sub c voor een kortere afstand tot de perceelgrens.
14.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 14.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
14.4.4 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 14.4.1, 14.4.2 en 14.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het gebruiken of in gebruik geven van woningen als kamerverhuurpand is niet toegestaan;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bestaande kamerverhuurpanden.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 14.5 sub a voor het gebruiken of in gebruik geven van een woning als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
in de woning is sprake van maximaal vier onzelfstandige woonruimtes;
-
elke onzelfstandige woonruimte wordt door maximaal één persoon bewoond, tenzij sprake is van partners;
-
op eigen terrein wordt voorzien in minimaal twee parkeerplaatsen, die ook in stand worden gehouden;
-
binnen een straal van 150 meter rondom het kamerverhuurpand is geen ander kamerverhuurpand aanwezig;
met dien verstande dat initiatieven van een zorginstelling of voor de huisvesting van groepen met zorg worden getoetst op de onderbouwing van de behoefte aan de huisvesting, de organisatie van de zorg, de wijze van financiering en de spreiding van woonvoorzieningen en kwetsbare groepen in de specifieke wijk.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
14.7.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen binnen de bestemming 'Wonen' te wijzigen, met dien verstande dat:
-
dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;
-
de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning.
14.7.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 14.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 24 van toepassing.
Artikel 15 Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een maximum spanning van 150 kV, met de daarbij behorende belemmerende strook en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding met een hoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 15.2, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;
-
het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
15.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen, dieper dan 0,80 meter onder peil;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen, dieper dan 0,80 meter onder peil;
-
het aanbrengen van drainage, dieper dan 1 meter onder peil;
-
het aanleggen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere verhardingen;
-
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, ten behoeve van andere dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,80 meter onder peil;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen.
15.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 15.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend en hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen schade wordt toegebracht.
-
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 16 Leiding - Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Water” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een waterleiding, met de daarbij behorende belemmerende strook en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de waterleiding met een hoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 16.2, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;
-
het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
-
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de bestemming bedraagt maximaal 15 m² en de bouwhoogte maximaal 3,5 meter;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
16.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanbrengen van drainage;
-
het aanleggen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere verhardingen;
-
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, ten behoeve van andere dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen.
16.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 16.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
16.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend en hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht.
-
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
-
het bepaalde onder b. is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 50 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geplaatst.
17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in artikel 17.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in artikel 17.1 bedoelde dubbelbestemming – de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
17.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 17.2.1 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, of het ophogen van gronden met meer dan 40 cm;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
17.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen, waaronder mede wordt verstaan het vervangen of verwijderen van kabels en leidingen in een bestaand tracé;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 50 m² bedraagt;
-
archeologisch onderzoek.
17.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 17.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige;
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
17.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3.1 van de Erfgoedwet zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 1' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
17.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
17.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
17.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 17.5.1, 17.5.2 en 17.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 24 van toepassing.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
-
het bepaalde onder b. is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geplaatst.
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in artikel 18.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in artikel 18.1 bedoelde dubbelbestemming – de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
18.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 18.2.1 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, of het ophogen van gronden met meer dan 40 cm;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
18.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 18.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen, waaronder mede wordt verstaan het vervangen of verwijderen van kabels en leidingen in een bestaand tracé;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt;
-
archeologisch onderzoek.
18.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 18.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige;
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3.1 van de Erfgoedwet zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
18.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
18.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
18.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 18.5.1, 18.5.2 en 18.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 24 van toepassing.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene bouwregels
20.1 Bestaande maten
-
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
-
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
-
in geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
20.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
20.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
-
voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het ‘Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;
-
indien het bedoelde onder a. onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;
-
parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
20.4 Afwijkingsbevoegdheid
20.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 20.3, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
-
artikel 20.3, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.
20.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 20.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 21 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
-
recreatieve verhuur van (delen van) woningen, anders dan als bed & breakfastaccommodatie in de vorm van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
-
onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
-
als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
-
als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen.
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
22.1 Afwijkingsbevoegdheid
22.1.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:
-
het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de inhoudsmaat van bedrijfswoningen.
22.1.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 22.1.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 23 Algemene wijzigingsregels
23.1 Wijzigingsbevoegdheid
23.1.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.
23.1.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 23.1.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 24 van toepassing.
Artikel 24 Algemene procedureregels
24.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht gebruik
-
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
25.2 Overgangsrecht bouwwerken
-
een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;
-
burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan "Bebouwde kom 's-Heer Hendrikskinderen".
BIJLAGEN
Bijlage 1: Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 2: Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3: Parkeerbeleidsplan 2009-2020
|