Gemeente:
gemeente Goes
Plannaam:
Hotel Goes
Status:
ontwerp
Status Datum:
23-09-2022

Regels

 

behorende bij het bestemmingsplan Hotel Goes

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Hotel Goes met identificatienummer NL.IMRO.0664.BPBP04-VO99 van de gemeente Goes;

 

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 Antennemast

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

 

1.6 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

 

1.7 Architectonische waarde

De aan een gebouw toegekende waarde, gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;

 

1.8 Bebouwing:

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.9 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

1.10 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

 

1.11 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.12 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.13 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

 

1.14 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.15 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel;

 

 
1.16 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.17 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

 

1.18 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.19 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

 

1.20 Deskundige Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;

 

1.21 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.22 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

 

1.23 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

1.24 Evenement

Gebeurtenis met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur;

 

1.25 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.26 Gevellijn

Een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen;

 

1.27 Hoofdgebouw

Gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.28 Horecabedrijf

Een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

- het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;

- het exploiteren van zaalaccommodatie;

- het verstrekken van nachtverblijf;

 

1.29 Kantoor(ruimte)

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

 

1.30 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

 

1.31 Maatvoeringsgrens

De grens van een maatvoeringsvlak;

 

1.32 Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

 

1.33 Natuurwetenschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

 

1.34 Nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals een transformatorhuisje, schakelhuisje, duiker of gemaalgebouwtje;

 

1.35 Ondergeschikte horeca

Een horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie;

 

1.36 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

 

1.37 Parkeervoorzieningen

Bebouwde en onbebouwde voorzieningen ten behoeve van vervoersmiddelen, zoals auto's, fietsen, scooters, bromfietsen, snorfietsen en scootmobiels.

 

1.38 Passend in het straat- en bebouwingsbeeld

- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

- een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

- een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

- de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;

 

1.39 Peil

Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

1.40 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.41 Staat van Horeca-activiteiten

De Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;

 

 
1.42 Voorgevelrooilijn

Een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

 

1.43 Voorgevel van een hoofdgebouw

Het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 Afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.3 Bebouwd oppervlak

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

2.4 Bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, toebehorend aan één eigenaar, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

2.5 Breedte en diepte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;

 

2.6 Dakhelling

de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.7 Goothoogte van een bouwwerk

de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.8 Hoogte van een windmolen of windturbine

de hoogte van een windmolen of windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen of windturbine;

 

2.9 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.10 Oppervlakte van een bouwwerk

de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.11 Verschillende goothoogte van een bouwwerk:

indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende

hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  1. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;

  2. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;

 

2.12 Vloeroppervlakte

het bruto vloeroppervlakte volgens NEN2580

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsplanregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, erven, bermstroken en bermsloten;

  2. waterpartijen, watergangen, WKO-voorzieningen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

  3. (voet- en fiets)paden, ontsluitings- en toegangswegen, bruggen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het beperken van windhinder;

  4. voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.

 

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' (G) aangewezen gronden mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m²;

  2. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

3.3 Nadere eisen

 

3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.3.2 Voorwaarden

De in artikel 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.2.2 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;

  2. artikel 3.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 5 meter.

 

3.4.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. de stedenbouwkundige, landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.1 voor het gebruiken van maximaal 10% van het bestemmingsvlak voor parkeervoorzieningen.

 

3.5.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.5.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. de stedenbouwkundige, landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 4 Horeca

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' (H) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 5': uitsluitend horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2, 3, 4 en 5 van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

  2. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, speelvoorzieningen, terrassen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

4.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. op de gronden met de functieaanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  3. het aantal hotelkamers binnen een bouwvlak bedraagt maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal.

 

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat.

 

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;

  2. op de gronden met de functieaanduiding 'erf' mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 100 m2 bedragen.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.3.2 Voorwaarden

De in artikel 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.

 

4.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.4 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 4.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

4.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 4.4.1 en 4.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.5 Specifieke gebruiksregel

 

4.5.1 Voorwaardelijke verplichting

  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van het nieuw te realiseren hotelgebouw aan de oostzijde van het bestaande hotel overeenkomstig de in artikel 4.1 sub a opgenomen bestemmingsomschrijving bij het uitblijven van de aanplant en instandhouding van bomen, hagen en plantvakken, conform het beplantingsplan dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mag het nieuw te realiseren hotelgebouw aan de oostzijde van het bestaande hotel overeenkomstig de in artikel 4.1 sub a opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een halfjaar na de sloop van het deel van het bestaande hotel waarin de hotelkamers zijn ondergebracht uitvoering wordt gegeven aan de aanplant en de instandhouding van bomen, hagen en plantvakken, conform het beplantingsplan dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.1 voor een horeca-activiteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de krachtens artikel 4.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten;

  2. artikel 4.1 voor een horeca-activiteit die niet in de Staat van Horeca-activiteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de krachtens artikel 4.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten.

 

4.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten wordt gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van horeca-activiteiten op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

 

4.7.2 Voorwaarden

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.7.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in de dat artikel genoemde criteria voor toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.

 

4.7.3 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 11 van toepassing.

 

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in artikel 5.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

5.3.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 5.2 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

5.3.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;

  4. werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;

  5. werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt;

  6. archeologisch onderzoek.

 

5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige;

  1. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.4.1 Wijzigen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:

  1. het toekennen van de aanduiding 'Rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3.1 van de Erfgoedwet zijn of worden beschermd;

  2. het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.

 

5.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

5.4.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

5.4.4 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 5.4.1, 5.4.2 en 5.4.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 11 van toepassing.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Bestaande maten

  1. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

  2. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder artikel 7.1 sub a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

7.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

 

7.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:

  1. voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voorzien in minimaal 438 parkeerplaatsen;

  2. parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

 

7.4 Afwijkingsbevoegdheid

 

7.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 7.3, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  2. artikel 7.3, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.

 

7.4.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

 

Verder wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:

  1. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

- als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;

- als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen en afval;

- puin, grind of brandstoffen.

 

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

 

9.1.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:

  1. het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van maximaal 15 meter;

  2. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

  3. overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de inhoudsmaat van bedrijfswoningen.

 

9.1.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 9.1.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

10.1 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.1.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.

 

10.1.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 10.1.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 11 van toepassing.

 

Artikel 11 Algemene procedureregels

 

11.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;

  1. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;

  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Artikel 13 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'Hotel Goes".

 

 
BIJLAGEN

 

1. Staat van Horeca-activiteiten

2. Beplantingsplan