Bestemmingsplan "Buitengebied"
Inhoudsopgave
Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch met waarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bos
Artikel 7 Cultuur en ontspanning
Artikel 8 Detailhandel
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Natuur
Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 14 Sport
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Waardevolle dijk
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Leiding - Bovengrondse hoogspanningsverbinding
Artikel 20 Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding
Artikel 21 Leiding - Gas
Artikel 22 Leiding - Riool
Artikel 23 Leiding - Water
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 26 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 28 Waterstaat - Waterkering
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Artikel 30 Algemene bouwregels
Artikel 31 Algemene gebruiksregels
Artikel 32 Algemene aanduidingsregels
Artikel 33 Algemene afwijkingsregels
Artikel 34 Algemene wijzigingsregels
Artikel 35 Algemene procedureregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan: het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Goes.
-
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPBG01-VG99 met de bijbehorende regels.
-
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangewezen, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
-
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
-
aan-huis-gebonden beroep/bedrijf: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, bed & breakfast daaronder begrepen, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
-
ten hoogste 40% van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk, met een maximum van 40 m², mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
-
het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
-
de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, tenzij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, dan wel de verkoop van goederen uitsluitend via internet plaatsvindt en ter plaatse opgeslagen goederen slechts op afspraak kunnen worden afgehaald, waarbij geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkel- of uitstallingsruimte.
-
agrarisch bedrijf: een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
-
grondgebonden agrarisch bedrijf:
-
akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
-
bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
-
fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
-
houtteelt: de aanplant van bomen op agrarische gronden ten behoeve van de houtteelt, waarvoor op basis van de Wet natuurbescherming van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ontheffing is verkregen van de meldings- en herplantplicht;
-
grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;
-
paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees- en/of melkproductie, waarbij het stallen van pensionpaarden is toegestaan;
-
sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
-
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
-
glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
-
intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
-
intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
-
aquacultuur: teelt van (zout)watergebonden organismen zoals zagers, zeekraal, schelpdieren en vissen, daaronder begrepen het verwerken en ter plaatse verkopen daarvan;
-
overige teelten van gewassen of dieren al dan niet in gebouwen.
-
agrarisch hulp-, neven- en loonbedrijf:
-
een niet-industrieel bedrijf dat is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan van goederen ten behoeve van het verwerken van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie;
-
een niet-industrieel bedrijf dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur - uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven:
-
in verband met de bodemcultuur;
-
ter uitvoering van grondwerkzaamheden op agrarische cultuurgronden;
-
ter verrichting van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of landbouwapparatuur.
-
antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
-
archeologisch deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van archeologie.
-
archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen onder het aardoppervlak.
-
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
-
bed & breakfast: een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in of bij een woning, gericht op het aanbieden van een toeristisch en kortdurend recratief verblijf met het serveren van ontbijt.
-
bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
-
bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
-
bedrijfswoning: een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een persoon of één huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is.
-
beperkt kwetsbaar object: gebouwen en terreinen zoals genoemd in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
-
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
-
bestaand kamerverhuurpand: een kamerverhuurpand dat voor 2 mei 2018 (het tijdstip van inwerkingtreding van het Voorbereidingsbesluit omzetten woning naar onzelfstandige bewoning) onzelfstandig wordt bewoond en waarvan dit gebruik niet voor een periode langer dan een jaar is onderbroken.
-
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak.
-
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
-
Beter Leven concept: keurmerk van de Dierenbescherming met betrekking tot de wijze van het houden van vee voor productiedoeleinden.
-
Bevi-inrichtingen: bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
-
bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
-
boogkassen: al dan niet verplaatsbare gebouwen, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van gewassen.
-
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
-
bouwgrens: de grens van een bouwvlak.
-
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
-
bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel.
-
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
-
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
-
cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
-
dagrecreatie: activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, vermaak, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.
-
deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.
-
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
-
detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit: detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 40 m², uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen.
-
dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
-
dunne mest: mest die verpompbaar is en die bestaat uit faeces of urine van landbouwhuisdieren, al dan niet vermengd met mors-, spoel-, reinigings- of regenwater.
-
erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
-
erfgrens: de grens van het erf.
-
evenement: gebeurtenis, gericht op maximaal 5.000 bezoekers, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duurt dan tien dagen per evenement en die maximaal vier keer per jaar plaats mag vinden op dezelfde locatie.
-
extensieve dagrecreatie: die vormen van dagrecreatie die zijn gericht op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland, te voet, per fiets, of te paard.
-
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
-
gevellijn: een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.
-
grootschalige detailhandel: detailhandel in de volgende categorieën:
-
tuinbeelden en -decoratie;
-
meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;
-
in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen.
-
hoofdgebouw: een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
-
horeca als ondergeschikte nevenactiviteit: een horecabedrijf binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 50 m².
-
horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
-
het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
-
het exploiteren van zaalaccommodatie;
-
het verstrekken van nachtverblijf.
-
hoveniersbedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
-
de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen en plantsoenen;
-
het ten behoeve van deze activiteiten telen van bomen, heesters, bloemen en planten;
-
de opslag van de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen en machines;
-
het verkopen en leveren van de eigen geteelde gewassen en ondergeschikte verkoop van andere goederen voor het inrichten, aanleggen en onderhouden van tuinen.
-
huishouden: een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die in een vast verband samenleven en duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Het voeren van een huishouding gaat derhalve de enkele wil om gezamenlijk te wonen te boven en heeft de intentie in zich om langdurig samen te blijven.
-
kamerverhuur: de verhuur van een (deel van een) woning, anders dan door een zorginstelling, via kameruitgifte aan personen die geen gezamenlijk huishouden vormen, waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte.
-
kamerverhuurpand: een pand dat wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur en waarin zich meerdere onzelfstandige woonruimtes bevinden.
-
kampeermiddel: tent, tentwagen, tenthuisje, kampeerauto of (sta)caravan, al dan niet een bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, één en ander mits deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
-
kampeerseizoen: de jaarlijkse periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
-
kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
-
kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
-
kas: bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen, schuurkassen daaronder begrepen.
-
kleinschalig kamperen: een neventak bij een agrarisch bedrijf, waarbij op het bij het bedrijf behorende kampeerterrein niet-permanente standplaatsen gesitueerd mogen worden.
-
kwetsbaar object: gebouwen en terreinen zoals genoemd in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
-
landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
-
leidingbelang: de belangen uit een oogpunt van een ongestoorde nuts- en energievoorziening en de veiligheid met betrekking tot een leiding.
-
maatschappelijke activiteit: een educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, sport- of recreatieve activiteit dan wel een activiteit ten behoeve van openbare dienstverlening.
-
maatvoeringsgrens: de grens van een maatvoeringsvlak.
-
maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
-
manege: een bedrijf dat is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony’s houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het stallen van paarden en pony’s van derden, kleinschalige horeca-activiteiten, verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
-
mestbassins: werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken, foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.
-
mestopslag: het bewaren van vaste meststoffen of dunne mest in een reservoir dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal, zoals een mestsilo, mestplaat, mestzak of foliebassin.
-
mestopslagruimten: bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestsilo's en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.
-
monumentencommissie: de gemeentelijke commissie op het gebied van de monumentenzorg als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988 of haar rechtsopvolger.
-
natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
-
nutsvoorziening: een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals een transformatorhuisje, schakelhuisje, duiker of gemaalgebouwtje.
-
overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
-
paardenhouderij: een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het africhten of fokken van paarden.
-
peil:
-
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
-
bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
-
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
-
pension: een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
-
permanente bewoning: bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
-
plaatsgebonden risico: het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof, zoals opgenomen in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
-
plattelandswoning: een voormalige bedrijfswoning van een agrarisch bedrijf die geen deel meer uitmaakt van dat bedrijf, die bewoond mag worden door derden en waarbij daadwerkelijk sprake is van de aanwezigheid van een functionerend agrarisch bedrijf op het bouwvlak.
-
recreatief nachtverblijf: recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
-
regenkappen: niet door wanden omsloten bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 4,00 meter, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal, bestemd voor de bescherming van gewassen tegen neerslag.
-
seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
-
semi-agrarisch bedrijf: een bedrijf of bedrijfsonderdeel, gericht op de handel in bloemen en planten en/of de bewaring van en/of sportbeoefening met dieren, zoals een tuincentrum, hoveniersbedrijf, paardenhouderij of manege.
-
Staat van Bedrijfsactiviteiten “bedrijventerreinen”: de Staat van Bedrijfsactiviteiten “bedrijventerreinen” die als bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze regels.
-
Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”: de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging” die als bijlage 2 onderdeel uitmaakt van deze regels.
-
Staat van Horeca-activiteiten: de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage 3 onderdeel uitmaakt van deze regels.
-
stacaravan: een kampeermiddel bestaande uit één niet-samengesteld geheel, voorzien van een as en wielenstelsel en een dissel, met een maximale oppervlakte van 70 m² en een maximale hoogte van 4,50 meter.
-
standplaats: een ruimte voor het plaatsen van een kampeermiddel.
-
teeltondersteunende voorzieningen: voorziening ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten (tegen neerslag, zonlicht en vogelvraat) en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in boogkassen, regenkappen en stellingen met fijnmazige netten.
-
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die slechts gedurende één seizoen op de landbouwgronden aanwezig zijn.
-
tuincentrum: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
-
de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen;
-
de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, bloemen en planten;
-
de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair, tuingrond en bouwmaterialen voor de tuin,
-
overige daarmee samenhangende artikelen zoals barbecue-artikelen, dieren en dierenbenodigdheden, tuinkleding, outdoorartikelen, zwembaden, hengelsportartikelen en tuinspeelgoed.
-
uitponden: het verkaveld verkopen of in erfpacht uitgeven van standplaatsen op recreatieterreinen aan derden.
-
vaste ligplaats: aangewezen aanlegplaats waar vaartuigen met vergunning een gedeelte van het jaar of het gehele jaar mogen afmeren.
-
vaste meststoffen: dierlijke meststoffen en andere meststoffen van organische oorsprong en samenstelling, mits de meststoffen niet verpompbaar zijn.
-
verblijfsrecreatie: recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben.
-
voorgevel van een hoofdgebouw: het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.
-
voormalig agrarisch bedrijf: een oorspronkelijk agrarisch bedrijf waar geen bedrijfsmatige productie meer plaatsvindt.
-
waterbassin: een reservoir bestemd en geschikt voor het opslaan van water ten behoeve van het agrarische bedrijf.
-
webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
-
verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
-
uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel.
-
weidegang: het bieden van gelegenheid voor dieren om buiten te lopen, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte voor de dieren buiten wordt verzameld en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.
-
Wgh-inrichting: een bedrijf als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.
-
woning: een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren.
-
zorgboerderij: een grondgebonden agrarisch bedrijf met het verlenen van diensten op educatief en sociaal-medisch gebied in de vorm van dagbesteding, al dan niet in combinatie met het bieden van gelegenheid voor begeleid wonen voor personen met een zorgindicatie als nevenactiviteit.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
Afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 Bebouwd oppervlak
Het bebouwde oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald.
2.3 Bebouwingspercentage
Het bebouwingspercentage wordt berekend door het bebouwd oppervlak te delen door de oppervlakte van het bouwperceel of de oppervlakte van het maatvoeringsvlak waar het percentage is ingeschreven.
2.4 Bedrijfsvloeroppervlak
De bedrijfsvloeroppervlakte wordt gemeten binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
1. voor intensieve veehouderijen geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle dierplaatsen bij de bedrijfsvloeroppervlakte wordt inbegrepen. Bij het houden van pluimvee, pelsdieren en/of konijnen in gestapelde hokken c.q. batterijen geldt, in tegenstelling tot het voorgaande, dat uitsluitend de oppervlakte van de vaste vloer onder de hokken c.q. batterijen bij de bedrijfsvloeroppervlakte wordt inbegrepen;
2. tot de bedrijfsvloeroppervlakte tevens wordt gerekend de onder afdaken aanwezige oppervlakte die wordt of kan worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
3. tot de bedrijfsvloeroppervlakte niet wordt gerekend de oppervlakte van mestbassins, mestplaten en weegbruggen.
2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk
De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
De breedte, lengte en diepte worden gemeten tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 Inhoud van een bouwwerk
De inhoud van een bouwwerk wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 Oppervlakte van een bouwwerk
De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven overeenkomstig de bedrijfsvorm zoals deze is opgenomen in bijlage 4;
-
ter plaatse van de aanduiding “aquacultuur”: uitsluitend een zeeaaskwekerij;
-
ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarde”: tevens het behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden;
-
ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij”: uitsluitend een intensieve veehouderij;
-
ter plaatse van de aanduiding “paardenhouderij”: uitsluitend een paardenhouderij;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - hulp-, loon- en nevenbedrijf”: tevens een agrarisch hulp-, loon- en nevenbedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestbassin": tevens een mestbassin;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - openheid”: tevens het behoud van de landschappelijke openheid;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - loon- en aannemingsbedrijf”: tevens een loon- en aannemingsbedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - waterbassin": tevens een waterbassin;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zonnepanelenpark”: tevens een zonnepanelenpark;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk”: tevens een kunstwerk;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - appartementen”: tevens maximaal vier appartementen voor recreatief nachtverblijf in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - modelvliegen”: tevens het beoefenen van modelvliegen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - parachutespringen”: tevens het landen van parachutisten;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - hydrologische beschermingszone”: tevens het behoud en bescherming van hydrologische waarden;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - rijksmonument”: tevens het behoud en de versterking van de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle objecten en de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;
-
het weiden van vee, waaronder paarden, geiten en schapen, anders dan in de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
-
dagrecreatief medegebruik, zoals wandelen, fietsen en paardrijden;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
per grondgebonden agrarisch bedrijf maximaal één bedrijfswoning;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde silo's, waterbassins, bassins ten behoeve van aquacultuur, mestbassins, mestplaatsen en teeltondersteunende voorzieningen, mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen ter plaatse van de aanduiding “aquacultuur” overkappingen en bassins ten behoeve van aquacultuur buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bebouwde oppervlakte van de gezamenlijke mestbassins bedraagt maximaal 750 m² per bedrijf, inclusief mestzakken en foliebassins;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%;
-
ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij” bedraagt de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 7.150 m², met dien verstande dat gebruik dient te worden gemaakt van het Beter Leven concept;
-
ter plaatse van de zorgboerderij aan de Kapelseweg 67A tot en met 67J mogen mogen maximaal negen appartementen voor begeleid wonen binnen de ter plaatse aanwezige bedrijfsbebouwing worden opgericht, met elk een maximale oppervlakte van 60 m².
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedragen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter;
-
de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 10 meter;
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
-
de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
-
achter (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
-
ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen één of meerdere gebouwen voor sanitaire en slechtweervoorzieningen binnen het bouwvlak worden opgericht, waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van een silo bedraagt maximaal 10 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een mestsilo maximaal 6 meter bedraagt;
-
de bouwhoogte van een waterbassin, anders dan ten behoeve van aquacultuur, bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte van een waterbassin ten behoeve van aquacultuur bedraagt maximaal 1,5 meter;
-
de bouwhoogte van een mestbassin bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk” bedraagt de hoogte van een kunstwerk maximaal 10 meter en de doorsnede maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter;
-
de afstand van silo's en mestbassins tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 10 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden
De in artikel 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 3.2.1 sub a en sub b voor het buiten het bouwvlak bouwen van:
-
schuurtjes, melkstallen of schuilgelegenheden voor vee tot maximaal 50 m² per bedrijf;
-
teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 meter en boogkassen met een oppervlakte van maximaal 1 hectare per bedrijf, met dien verstande dat boogkassen niet toelaatbaar zijn op gronden met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - openheid”;
-
waterbassins, mits een bouwwerk zijnde, met een inhoud van maximaal 200 m³ en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
-
één of meerdere gebouwen voor sanitaire en slechtweervoorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, opgericht aansluitend aan het bouwvlak, mits er om veiligheidsredenen geen ruimte is binnen het bouwvlak en de gezamenlijke oppervlakte, inclusief de oppervlakte van de binnen het bouwvlak reeds aanwezige gebouwen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein, maximaal 100 m² bedraagt.
3.4.2 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 3.2.2 sub b voor een kleinere afstand tot op de perceelsgrens;
-
artikel 3.2.2 sub d voor een kleinere afstand tot op de perceelsgrens.
3.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 3.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 3.2.3 sub c voor een hoogte van maximaal 15 meter, uitsluitend ten behoeve van een silo, geen mestsilo zijnde;
-
artikel 3.2.3 sub f tot een hoogte van maximaal 10 meter, uitsluitend ten behoeve van afdekking van het mestbassin door middel van een kap;
-
artikel 3.2.3 sub i tot een hoogte van maximaal 10 meter, met dien verstande dat voor de plaatsing van windturbines kan worden afgeweken tot een hoogte van maximaal 20 meter;
-
artikel 3.2.3 sub j voor een kleinere afstand tot op de perceelsgrens.
3.4.4 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 3.4.1, 3.4.2 en 3.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.4.1 sub a onder 1 vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
milieutoets, in het bijzonder in relatie tot stikstofdepositie;
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.4.1 sub a onder 2 vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
landschapstoets;
-
milieutoets;
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.4.1 sub a onder 3 vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
landschapstoets, met dien verstande dat burgemeester en wethouders tevens schriftelijk advies inwinnen bij de waterbeheerder;
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.4.1 sub a onder 4 vindt tevens de volgende toets plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
toets landschappelijke inpassing;
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.4.2 sub a en sub b en artikel 3.4.3 sub e winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder, indien de betreffende perceelsgrens is gelegen naast een oppervlaktewater.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het aanleggen van waterbassins met een aarden wal binnen het bouwvlak is toegestaan;
-
het plaatsen van drijvende zonnepanelen op waterbassins is toegestaan;
-
het plaatsen en gebruiken van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,2 meter buiten het bouwvlak is toegestaan;
-
de kortstondige opslag van vaste meststoffen buiten het bouwvlak ten behoeve van de directe aanwending op de landbouwgronden, al dan niet op een verharde ondergrond, geen mestplaat zijnde, is toegestaan;
-
het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor de verkoop van agrarische producten, mits de totale oppervlakte ten behoeve van deze voorziening maximaal 40 m² per bedrijf bedraagt, is toegestaan;
-
het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen (uitgezonderd kassen) voor winterstalling van boten en caravans en als stalruimte voor niet-beroepsmatig gehouden vee is toegestaan;
-
het aanleggen van een kleinschalig kampeerterrein bij agrarische bedrijven is toegestaan, met dien verstande dat:
-
het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein maximaal 15 bedraagt;
-
de kampeermiddelen worden geplaatst binnen of aansluitend aan het bouwvlak;
-
rond het kampeerterrein een groenstrook met een breedte van minimaal 10 meter aanwezig is;
-
op het kampeerterrein uitsluitend kampeermiddelen zijn toegestaan gedurende het kampeerseizoen;
-
het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan;
-
het kampeerterrein een aansluiting op de drukpersriolering krijgt, met dien verstande dat indien er geen drukpersriolering aanwezig is, in overleg met het waterschap Scheldestromen naar een andere oplossing dient te worden gezocht;
-
evenementen zijn toegestaan;
-
het aanleggen van een nieuwe paardenbak binnen het bouwvlak en het in stand houden van een op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan bestaande paardenbak buiten het bouwvlak is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de paardenbak mag uitsluitend hobbymatig worden gebruikt, bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan;
-
de minimale afstand tussen een emissiepunt (dichtstbijzijnde opening van de stalling en/of de opslag van mest) en de gevel van een woning van een derde bedraagt 50 meter;
-
de minimale afstand tussen de grens van de afrastering van de paardenbak en de gevel van een woning van een derde bedraagt 25 meter;
-
het buiten het agrarisch bouwvlak aanleggen van een mestbassin is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestbassin";
-
het gebruik van gronden buiten het agrarisch bouwvlak als opslagplaats voor bagger en grondspecie is niet toegestaan, met uitzondering van het tijdelijk deponeren van bagger en specie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen;
-
het storten en lozen van specie is niet toegestaan;
-
het uitponden van een kleinschalig kampeerterrein is niet toegestaan;
-
het uitbreiden van een bestaande grondgebonden veehouderij is niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 3.1 ten behoeve van het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van nevenactiviteit in bestaande (bedrijfs)gebouwen, zoals aangegeven in de als bijlage 6 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom N, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten;
-
artikel 3.1 ten behoeve van het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van nevenactiviteit in nieuwe (bedrijfs)gebouwen, zoals aangegeven in de als bijlage 6 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom N, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bouwvlak en gepaard dient te gaan met de afbraak van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit van de locatie;
-
artikel 3.1 voor het huisvesten van aan het betreffende agrarische bedrijf verbonden arbeidsmigranten, met in achtneming van het volgende:
-
de afwijking kan worden toegepast voor de nieuwbouw of het inpandig verbouwen van een gebouw, mits gelegen binnen het bouwvlak, of voor het aanleggen van een kampeerterrein binnen of aansluitend aan het bouwvlak;
-
de gezamenlijke oppervlakte van (woon)eenheden voor seizoensarbeiders bedraagt maximaal 250 m²;
-
de bouwhoogte van niet-inpandige (woon)eenheden bedraagt maximaal 3,5 meter;
-
elke (semi-)permanente eenheid wordt door maximaal vier personen bewoond en is voorzien van een keuken, badkamer, gezamenlijke woonruimte en minimaal één toilet;
-
elke persoon beschikt over een eigen slaapkamer, tenzij sprake is van partners of bekenden;
-
tijdelijke huisvesting in kampeermiddelen, niet zijnde tenten, is per jaar toegestaan tijdens twee piekperioden van elk maximaal zes weken, met een tussenperiode van minimaal vier weken tussen het einde van de eerste piekperiode en het begin van de tweede piekperiode;
-
buiten de twee piekperioden en de daartussen liggende periode dienen de kampeermiddelen op het onder 1 genoemde kampeerterrein te worden verwijderd;
-
artikel 3.1 sub a voor het toevoegen van een nevenactiviteit glastuinbouw, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan kassen, met uitzondering van boogkassen, maximaal 2.000 m² bedraagt;
-
artikel 3.1 sub a voor het toevoegen van een nevenactiviteit tuinbouwveredeling, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van tuinbouwveredeling maximaal 2.000 m² bedraagt;
-
artikel 3.1 sub a voor het toevoegen van een nevenactiviteit niet-grondgebonden aquacultuur, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van niet-grondgebonden aquacultuur maximaal 1.600 m² bedraagt;
-
artikel 3.1 sub a voor het toevoegen van een nevenactiviteit agrarisch hulp-, loon- en nevenbedrijf, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van het agrarisch hulp-, loon- en nevenbedrijf maximaal 1.000 m² bedraagt;
-
artikel 3.5 sub a voor het aansluitend aan het agrarisch bouwvlak oprichten van één of meerdere foliebassins ten behoeve van een nevenactiviteit niet-grondgebonden aquacultuur, met een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 1 hectare per bedrijf en een bouwhoogte van maximaal 1 meter;
-
artikel 3.5 sub g voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen tot maximaal 25 standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat hiervoor dezelfde voorwaarden gelden als genoemd in betreffend artikel onder 2 t/m 6;
-
artikel 3.5 sub l voor het storten van lozen en specie;
-
artikel 3.5 sub n voor het uitbreiden van een bestaande grondgebonden veehouderij.
3.6.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 sub a en sub b vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
toets geen ernstige beperking agrarische functie;
-
toets geen onevenredige toename automobiliteit, met dien verstande dat burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de wegbeheerder;
-
toets landschappelijke inpassing;
-
milieutoets, in het bijzonder in relatie tot stikstofdepositie;
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 sub d, sub e, sub f en sub g vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
toets ontsluitingsmogelijkheden;
-
toets omgevingskwaliteiten;
-
milieutoets, in het bijzonder in relatie tot stikstofdepositie;
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 sub h vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
landschapstoets;
-
milieutoets;
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 sub i vindt tevens de volgende toets plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
toets landschappelijke inpassing.
-
bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 sub k vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
noodzaaktoets;
-
milieutoets, in het bijzonder in relatie tot stikstofdepositie.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
3.7.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het buiten het bouwvlak aanleggen van waterbassins met een hoogte van maximaal 2,5 meter, al dan niet voorzien van drijvende zonnepanelen, en voorzien van een landschappelijke inpassing overeenkomstig de als bijlage 7 opgenomen Richtlijnen landschappelijke inpassing waterbassins;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - openheid”: houtteelt en het bebossen van gronden;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - hydrologische beschermingszone”: het uitvoeren van werkzaamheden met hydrologische gevolgen;
-
het planten van fruitteeltbomen buiten bestaande boomgaarden binnen een zone van 50 meter rondom woon- en verblijfsrecreatiegebieden.
3.7.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het in artikel 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden;
-
werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
-
werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied in de zin van de Wet natuurbescherming en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheerplan als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
3.7.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
-
werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de in artikel 3.1 genoemde waarden:
-
niet worden aangetast of
-
niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.7.1 sub a, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterbeheerder;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op een gebied aangewezen als “vrijwaringszone - molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de windvang voor de molen of de waarde van de molen als landschapbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:
-
het vergroten van het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
-
het bouwvlak mag worden vergroot tot een rechthoek waarvan de oppervlakte maximaal 1,5 hectare bedraagt en de langste zijde maximaal 150 meter;
-
het vergroten van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien uitbreiding binnen het bouwvlak door ruimtegebrek of door ongunstige situering van gebouwen onmogelijk is, dan wel indien dit noodzakelijk is voor het realiseren van een mestbassin;
-
indien sprake is van het vergroten van een bouwvlak binnen 100 meter van een bebouwde kom, verblijfsrecreatieterrein of natuurgebied, mag vergroting slechts plaatsvinden aan die zijde die is afgekeerd van het betreffende kwetsbare gebied;
-
het aanpassen van de vorm van het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
-
het bouwvlak mag worden aangepast voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1 hectare, met dien verstande dat indien de oppervlakte van het bestaande bouwvlak meer bedraagt dan 1 hectare, het aangepaste bouwvlak maximaal die oppervlakte mag hebben;
-
indien sprake is van het aanpassen van een bouwvlak binnen 100 meter van een bebouwde kom, verblijfsrecreatieterrein of natuurgebied, mag aanpassing slechts plaatsvinden aan die zijde die is afgekeerd van het betreffende kwetsbare gebied;
-
het vergroten van de bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij”, indien een uitbreiding tot boven de in artikel 3.2.1 sub g bepaalde maximale oppervlaktemaat noodzakelijk is ten behoeve van aanpassingen in verband met wettelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn. De bedrijfsvloeroppervlakte mag niet verder worden vergroot dan de oppervlakte die nodig is voor de huisvesting van hetzelfde aantal en soort dieren als die zijn vermeld in de omgevingsvergunning milieu, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag;
-
het omzetten van de bestemming van de gronden, opgenomen in de "wetgevingszone - wijzigingsgebied 1", in de bestemming “Natuur”, met dien verstande dat het plan zal worden gewijzigd nadat ten behoeve van reservaatvorming en/of natuurontwikkeling de gronden op vrijwillige basis en gebruiksvrij zijn verworven;
-
het projecteren van een nieuw bouwvlak ten behoeve van de nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat nieuwvestiging uitsluitend is toegestaan indien het een verplaatsing betreft vanwege stads- of dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, natuurontwikkeling of het oplossen van een milieuknelpunt;
-
het toevoegen van dan wel omschakelen naar een andere grondgebonden agrarische bedrijfsvorm dan opgenomen in bijlage 4, dan wel een agrarisch hulp-, loon- en nevenbedrijf, binnen een bestaand bouwvlak;
-
het omzetten van de bestemming van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen, waarvan de agrarische functie door bedrijfsbeëindiging is vervallen, in de bestemming “Wonen”, met dien verstande dat na planwijziging artikel 18 van overeenkomstige toepassing is;
-
het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van vervolgactiviteit in bestaande (bedrijfs)gebouwen, zoals aangegeven in de als bijlage 6 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom V, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat:
-
de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager dient te worden geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit van de locatie;
-
het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van vervolgactiviteit in nieuwe (bedrijfs)gebouwen, zoals aangegeven in de als bijlage 6 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom V, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat:
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit van de locatie;
-
de nieuwbouw moet passen binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf.
3.8.2 Voorwaarden
-
bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.8.1 sub a en sub b vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
landschapstoets;
-
milieutoets, in het bijzonder in relatie tot stikstofdepositie;
-
bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.8.1 sub c vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
noodzaaktoets;
-
toets omgevingskwaliteiten;
-
milieutoets, in het bijzonder in relatie tot stikstofdepositie;
-
bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.8.1 sub e vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
noodzaaktoets;
-
volwaardigheidstoets;
-
toets geen voormalig agrarisch bedrijf beschikbaar;
-
toets ontsluitingsmogelijkheden;
-
landschapstoets;
-
milieutoets, in het bijzonder in relatie tot stikstofdepositie;
-
flora- en faunatoets;
-
bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.8.1 sub f vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
noodzaaktoets;
-
toets ontsluitingsmogelijkheden;
-
milieutoets, in het bijzonder in relatie tot stikstofdepositie;
-
bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.8.1 sub g vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
toets geen ernstige beperking agrarische functie;
-
bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.8.1 sub h en sub i vinden tevens de volgende toetsen plaats als bedoeld in bijlage 5:
-
toets geen ernstige beperking agrarische functie;
-
toets geen onevenredige toename automobiliteit, met dien verstande dat burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de wegbeheerder;
-
toets landschappelijke inpassing;
-
milieutoets, in het bijzonder in relatie tot stikstofdepositie.
3.8.3 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.8.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 4 Agrarisch met waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een op de aanwezige natuurwaarden afgestemd grondgebonden agrarisch gebruik, alsmede voor het behoud en de versterking van de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
-
het weiden van vee, waaronder paarden, geiten en schapen, anders dan in de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
-
dagrecreatief medegebruik, zoals wandelen, fietsen en paardrijden;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van een schaapskooi;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en de bouwhoogte van een gebouw bedragen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 4.2.2 sub a tot een hoogte van maximaal 10 meter.
4.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het aanleggen van een mestbassin of een waterbassin is niet toegestaan;
-
het gebruik van afdekmaterialen en kweektunnels is niet toegestaan;
-
het in stand houden van een op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan bestaande paardenbak is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de paardenbak mag uitsluitend hobbymatig worden gebruikt, bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan;
-
de minimale afstand tussen een emissiepunt (dichtstbijzijnde opening van de stalling en/of de opslag van mest) en de gevel van een woning van een derde bedraagt 50 meter;
-
de minimale afstand tussen de grens van de afrastering van de paardenbak en de gevel van een woning van een derde bedraagt 25 meter.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
4.6.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
-
het wijzigen dan wel verwijderen, ofwel het vellen of rooien, van houtwalprofielen en houtgewassen;
-
het beplanten van gronden met houtgewassen;
-
het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie en/of natuurrecreatie, zoals picknickplaatsen;
-
het graven, verbreden, dempen van sloten, het geheel of gedeeltelijk dempen van drinkputten en welen, het aanleggen van gesloten drainagesystemen of het diepploegen dieper dan 30 cm;
-
het planten van fruitteeltbomen buiten bestaande boomgaarden binnen een zone van 50 meter rondom woon- en verblijfsrecreatiegebieden;
-
het omzetten van grasland in bouwland dan wel het scheuren van grasland ten behoeve van graslandverbetering;
-
het storten en lozen van specie.
4.6.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het in artikel 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden;
-
werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
-
werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied in de zin van de Wet natuurbescherming en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheerplan als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
4.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
-
werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de in artikel 4.1 genoemde waarden:
-
niet worden aangetast of
-
niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op een gebied aangewezen als “vrijwaringszone - molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de windvang voor de molen of de waarde van de molen als landschapbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden, opgenomen in de "wetgevingszone - wijzigingsgebied 2", te wijzigen in de bestemming “Natuur”, met dien verstande dat het plan zal worden gewijzigd nadat ten behoeve van reservaatvorming en/of natuurontwikkeling de gronden op vrijwillige basis en gebruiksvrij zijn verworven.
4.7.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 4.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van:
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen";
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen";
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen";
-
ter plaatse van de aanduiding "groen": uitsluitend een bos- en beplantingsstrook;
-
ter plaatse van de aanduiding “hovenier”: uitsluitend een hoveniersbedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”: uitsluitend een nutsvoorziening;
-
ter plaatse van de aanduiding “opslag”: uitsluitend opslag en stalling;
-
ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”: uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
-
ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”: uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - aardappelverwerkingsbedrijf”: tevens een aardappelverwerkingsbedrijf voor zover deze voorkomt in maximaal categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen";
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf”: uitsluitend een garagebedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf”: uitsluitend een grondverzetbedrijf, met dien verstande dat transport, sloopwerken, aannemerswerkzaamheden en machineverhuur zijn toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf”: uitsluitend een mechanisatiebedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - reparatiebedrijf”: uitsluitend een reparatiebedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - stoffeerderij”: uitsluitend een stoffeerderij;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf”: uitsluitend een transportbedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zend-/ontvanginstallatie 1”: uitsluitend een radioclub;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zend-/ontvanginstallatie 2”: uitsluitend een zendmast;
-
detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: maximaal één bedrijfswoning;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%;
-
in afwijking van het bepaalde onder b en c bedraagt de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen, exclusief bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduidingen “hovenier”, “opslag”, “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”, “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”, “specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf”, “specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf”, “specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf”, “specifieke vorm van bedrijf - reparatiebedrijf”, “specifieke vorm van bedrijf - stoffeerderij” en “specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf” maximaal de bebouwde oppervlakte op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, zoals opgenomen in bijlage 8.
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
tenzij anders op de verbeelding is aangegeven, bedragen de goot- en de bouwhoogte van een gebouw respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
-
achter (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - aardappelverwerkingsbedrijf”” bedraagt de hoogte van een tanks en silo's maximaal 20 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zend-/ontvanginstallatie 1” bedraagt de hoogte van een antennemast maximaal 20 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zend-/ontvanginstallatie 2” bedraagt de hoogte van een antennemast maximaal 40 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.2 Voorwaarden
De in artikel 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 5.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.
5.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 5.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 5.2.3 sub g tot een hoogte van maximaal 10 meter.
5.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 5.4.1 en 5.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de vestiging van zelfstandige kantoren is niet toegestaan;
-
de vestiging van Bevi-inrichtingen is niet toegestaan;
-
de vestiging van Wgh-inrichtingen is niet toegestaan;
-
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden tot een gezamenlijke hoogte van meer dan 3 meter is niet toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein” mogen gedurende de periode van 1 juni tot en met 31 oktober tenten voor culturele activiteiten worden geplaatst met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 350 m².
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 5.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen", mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 5.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
-
artikel 5.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen" is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 5.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
-
artikel 5.1 sub c, sub e, sub i, sub j, sub k, sub l, sub m en sub n voor de omschakeling naar een bedrijfsactiviteit die voorkomt in de categorieën A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
-
artikel 5.1 sub c, sub e, sub i, sub j, sub k, sub l, sub m en sub n voor de omschakeling naar een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met bedrijfsactiviteiten die voorkomen in de categorieën A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging".
5.6.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
een milieudeskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid is voldaan.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gewijzigd, mits een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijfsactiviteiten op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.
5.7.2 Voorwaarden
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.7.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.
5.7.3 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bos” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud en de versterking van het bos voor natuur en landschap;
-
ontwikkeling van natuurwaarden, zowel binnen het bosbeheer als door ontwikkeling van diversiteit in terreintypen;
-
dagrecreatief medegebruik, zoals wandelen, fietsen en paardrijden;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.2.1 sub a tot een hoogte van maximaal 10 meter.
6.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
6.5.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
het wijzigen dan wel verwijderen, ofwel het vellen of rooien, van houtwalprofielen en houtgewassen;
-
het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie en/of natuurrecreatie, zoals picknickplaatsen;
-
het graven, verbreden, dempen van sloten, het geheel of gedeeltelijk dempen van drinkputten en welen, het aanleggen van gesloten drainagesystemen of het diepploegen dieper dan 30 cm;
-
het storten en lozen van specie.
6.5.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het in artikel 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden;
-
werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
-
werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied in de zin van de Wet natuurbescherming en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheerplan als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
6.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
-
werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de in artikel 6.1 genoemde waarden:
-
niet worden aangetast of
-
niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op een gebied aangewezen als “vrijwaringszone - molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de windvang voor de molen of de waarde van de molen als landschapbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
Artikel 7 Cultuur en ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Cultuur en ontspanning” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een speelvoorziening;
-
ter plaatse van de aanduiding “horeca”: tevens een ondersteunend horecabedrijf dat voorkomt in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”: uitsluitend een parkeerterrein;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - geluidwal”: uitsluitend een geluidwal en een omkleed- en opslagruimte ten dienste van de bestemming;
-
ter plaatse van de aanduiding “terras”: tevens een horecaterras;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: maximaal één bedrijfswoning;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%;
-
ter plaatse van de aanduidingen “specifieke bouwaanduiding - speelvoorziening 1”, “specifieke bouwaanduiding - speelvoorziening 2” en “terras” bedraagt de totale oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 50% van het aanduidingsvlak.
7.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en de bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten;
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
-
achter (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
ter plaatse van de gronden met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - speelvoorziening 1” bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 10 meter;
-
ter plaatse van de gronden met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - speelvoorziening 2” bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “terras” bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - grondwal” bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 meter ten opzichte van het peil en maximaal 3 meter ten opzichte van de grondwal;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3.2 Voorwaarden
De in artikel 7.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 7.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.
7.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 7.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 7.2.3 sub g tot een hoogte van maximaal 10 meter.
7.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 7.4.1 en 7.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
evenementen zijn toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduidingen “horeca” en “terras” bedraagt de totale bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 750 m²;
-
ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” bedraagt het aantal parkeerplaatsen minimaal 110.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding “detailhandel grootschalig”: de uitoefening van grootschalige detailhandel;
-
ter plaatse van de aanduiding “tuincentrum”: een tuincentrum;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
per bedrijf maximaal één bedrijfswoning;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%;
-
in afwijking van het bepaalde onder b en c bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding “tuincentrum” maximaal 50%.
8.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en de bouwhoogte van een gebouw bedragen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter;
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
-
achter (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3.2 Voorwaarden
De in artikel 8.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 8.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.
8.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 8.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 8.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
8.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 8.4.1 en 8.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 5': horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2, 3 en 5 van de Staat van Horeca-activiteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - appartementen”: tevens maximaal één appartement op de verdieping voor recreatief nachtverblijf;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: maximaal één bedrijfswoning;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel, exclusief bedrijfswoning, bedraagt maximaal de bebouwde oppervlakte op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, zoals opgenomen in bijlage 8.
9.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en de bouwhoogte van een gebouw bedragen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter;
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
-
achter (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3.2 Voorwaarden
De in artikel 9.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 9.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.
9.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 9.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 9.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
9.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 9.4.1 en 9.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
evenementen zijn toegestaan.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
-
in die zin dat de categorie-indeling van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten wordt gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van horeca-activiteiten op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft;
9.6.2 Voorwaarden
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 9.6.1 sub a dient een milieudeskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.
9.6.3 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 9.6.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”: uitsluitend een begraafplaats;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - molen”: uitsluitend een molen;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - molen” het bouwwerk vanaf de grens van het bouwvlak maximaal 5 meter mag uitkragen;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - molen” bedraagt de bouwhoogte van een gebouw maximaal 30 meter.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.3.2 Voorwaarden
De in artikel 10.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 10.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.
10.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 10.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 10.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
10.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 10.4.1 en 10.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud en de versterking van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden, water en (primaire) waterlopen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur - getijdengebied”: tevens het behoud en de bescherming van het getijdengebied;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - hydrologische beschermingszone”: tevens het behoud en de bescherming van hydrologische waarden;
-
dagrecreatief medegebruik, zoals strandbezoek, varen, wandelen, fietsen en paardrijden;
-
visserij;
-
(vaar)wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
11.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van terreinbeheer;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder maximaal één radarinstallatie.
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en de bouwhoogte van een gebouw bedragen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van een radarinstallatie bedraagt maximaal 15 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing en afmetingen van gebouwen en bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.3.2 Voorwaarden
De in artikel 11.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 11.2.2 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter.
11.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 11.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het omzetten van grasland in bouwland dan wel het scheuren van grasland ten behoeve van graslandverbetering ofwel doorzaaien is niet toegestaan;
-
het storten en lozen van specie is niet toegestaan.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 11.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in categorie A of B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" ter plaatse van een gebouw ten behoeve van terreinbeheer, mits deze activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
-
artikel 11.5 sub b voor het storten en lozen van specie.
11.6.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 11.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
11.7.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
-
het wijzigen dan wel verwijderen, ofwel het vellen of rooien, van houtwalprofielen en houtgewassen;
-
het beplanten van gronden met houtgewassen;
-
het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie en/of natuurrecreatie, zoals picknickplaatsen;
-
het graven, verbreden, dempen van sloten, het geheel of gedeeltelijk dempen van drinkputten en welen, het aanleggen van gesloten drainagesystemen of het diepploegen dieper dan 30 cm;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - hydrologische beschermingszone”: het uitvoeren van werkzaamheden met hydrologische gevolgen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur - getijdengebied” het zuigen en baggeren van specie en schelpen, de kokkelvisserij of het op mechanische wijze spitten van pieren.
11.7.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het in artikel 11.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden;
-
werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
-
werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied in de zin van de Wet natuurbescherming en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheerplan als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
11.7.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
-
werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 11.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de in artikel 17.1 genoemde waarden:
-
niet worden aangetast of
-
niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op een gebied aangewezen als “vrijwaringszone - molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de windvang voor de molen of de waarde van de molen als landschapbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Recreatie - Dagrecreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dagrecreatie;
-
ter plaatse van de aanduiding “manege”: uitsluitend een manege;
-
ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”: uitsluitend volkstuinen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - appartementen”: tevens maximaal twee appartementen op de verdiepingen voor recreatief nachtverblijf;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - buitensportcentrum”: uitsluitend een buitensportcentrum, alsmede maximaal tien tenten voor recreatief nachtverblijf;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - jachthaven 1”: uitsluitend een jachthaven met bijbehorende voorzieningen voor opslag en stalling, overige recreatieve voorzieningen ten behoeve van de jachthaven, algemene havenvoorzieningen ten behoeve van de beroeps- en pleziervaart en detailhandelsvoorzieningen ten dienste van de bestemming;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - jachthaven 2”: uitsluitend een jachthaven met bijbehorende voorzieningen voor opslag en stalling, een zeilschool met bijbehorende voorzieningen, overige recreatieve voorzieningen ten behoeve van de jachthaven, algemene havenvoorzieningen ten behoeve van de beroeps- en pleziervaart en detailhandelsvoorzieningen ten dienste van de bestemming, alsmede een groepsaccommodatie en maximaal twaalf trekkershutten voor recreatief nachtverblijf;
-
horeca, voorkomend in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten, met dien verstande dat horeca niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: maximaal één bedrijfswoning;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van een gebouw buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3,5 meter;
-
de oppervlakte van een gebouw buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 20 m²;
-
ter plaatse van de aanduiding “manege”:
-
worden de gebouwen uitsluitend gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
bedraagt de vloeroppervlakte van een kantine maximaal 20 m²;
-
bedragen de goot- en de bouwhoogte van gebouwen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter;
-
bedraagt de inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m³;
-
mogen achter (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”:
-
mogen per volkstuin maximaal één materiaalberging en maximaal één kas worden gebouwd;
-
bedraagt de oppervlakte van een materiaalberging of kas maximaal 6 m²;
-
bedraagt de bouwhoogte van een materiaalberging of kas maximaal 2,5 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - buitensportcentrum”:
-
worden de gebouwen uitsluitend gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen maximaal 650 m²;
-
bedragen de goot- en de bouwhoogte van gebouwen respectievelijk maximaal 4 meter en 8 meter;
-
ter plaatse van de de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - jachthaven 1”:
-
worden de gebouwen uitsluitend gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
bedragen de goot- en de bouwhoogte van gebouwen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
-
bedraagt de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens minimaal 5 meter;
-
ter plaatse van de de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - jachthaven 2”:
-
worden de gebouwen uitsluitend gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
bedragen de goot- en de bouwhoogte van gebouwen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
-
bedraagt de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens minimaal 5 meter;
-
bedraagt de inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m³;
-
mogen achter (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - buitensportcentrum” bedraagt de hoogte van een klimtoren en klimparcours maximaal 20 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 meter.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.3.2 Voorwaarden
De in artikel 12.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 12.2.2 sub f onder 3 voor een kleinere afstand tot op de perceelsgrens;
-
artikel 12.2.2 sub g onder 3 voor een kleinere afstand tot op de perceelsgrens.
12.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 12.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 12.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
12.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 12.4.1 en 12.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van recreatie - jachthaven 1” en “specifieke vorm van recreatie - jachthaven 2” mogen respectievelijk 270 en 1.080 ligplaatsen aanwezig zijn;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - buitensportcentrum” zijn de kampeermiddelen uitsluitend toegestaan gedurende het kampeerseizoen;
-
het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen en recreatiewoningen is niet toegestaan;
-
evenementen zijn toegestaan.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 12.5 sub a voor het uitbreiden van het aantal ligplaatsen.
12.6.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 12.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding “volkstuin”, opgenomen in de "wetgevingszone - wijzigingsgebied 3", te wijzigen in de bestemming “Natuur”, met dien verstande dat het plan zal worden gewijzigd nadat ten behoeve van reservaatvorming en/of natuurontwikkeling de gronden op vrijwillige basis en gebruiksvrij zijn verworven.
12.7.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 12.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Recreatie - Verblijfsrecreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie 1”: verblijfsrecreatieve voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie 2”: verblijfsrecreatieve voorzieningen met detailhandelsvoorzieningen en horeca, voorkomend in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, ten dienste van de bestemming;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein”: uitsluitend een landschapscamping als nevenactiviteit van het naastgelegen agrarisch bedrijf aan de Muidenweg 10 te Wolphaartsdijk;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bedrijfswoningen;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie 2”: maximaal één bedrijfswoning;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.
13.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie 1”:
-
worden de recreatiewoningen uitsluitend gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
bedraagt het aantal recreatiewoningen maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal;
-
bedraagt de bebouwde oppervlakte van een recreatiewoning en bijbehorende bouwwerken gezamelijk maximaal 90 m²;
-
bedragen de goot- en de bouwhoogte van een recreatiewoning en bijbehorende bouwwerken respectievelijk maximaal 3,2 meter en 6 meter;
-
bedraagt de afstand tussen een recreatiewoning en de perceelsgrens minimaal 2 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie 2”:
-
worden de gebouwen uitsluitend gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
bedragen de goot- en de bouwhoogte van gebouwen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter;
-
bedraagt de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens minimaal 2 meter;
-
bedraagt de inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m³;
-
mogen achter (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedraagt, de goothoogte maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein”:
-
worden de gebouwen uitsluitend gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
bedragen de goot- en de bouwhoogte van gebouwen respectievelijk maximaal 4,5 meter en 10 meter;
-
bedraagt de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens minimaal 2 meter;
-
bedraagt de oppervlakte van sanitaire voorzieningen maximaal 5 m² per standplaats.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 meter.
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.3.2 Voorwaarden
De in artikel 13.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 13.2.2 sub a onder 5 voor een kleinere afstand tot op de perceelsgrens;
-
artikel 13.2.2 sub b onder 3 voor een kleinere afstand tot op de perceelsgrens;
-
artikel 13.2.2 sub c onder 3 voor een kleinere afstand tot op de perceelsgrens.
13.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 13.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 13.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
13.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 13.4.1 en 13.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het gebruiken, doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeermiddelen is niet toegestaan anders dan ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein”;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein” is het uitoefenen van het kampeerterrein als zelfstandig kampeerterrein niet toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein” mogen maximaal 60 kampeermiddelen worden geplaatst met een dichtheid van maximaal 30 kampeermiddelen per hectare;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein” zijn de kampeermiddelen uitsluitend toegestaan gedurende het kampeerseizoen;
-
het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen en recreatiewoningen is niet toegestaan door anderen dan de in bijlage 9 vermelde personen;
-
het uitponden van een kampeerterrein is niet toegestaan.
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van sportactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van sport - catamaranclub”: uitsluitend een catamaranclub;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van sport - kynologenclub”: uitsluitend een kynologenclub met aanverwante voorzieningen op het gebied van training en verzorging van honden;
-
horeca, voorkomend in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;
-
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.
14.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en de bouwhoogte van een gebouw bedragen respectievelijk maximaal 3,2 meter en 6 meter.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.3.2 Voorwaarden
De in artikel 14.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 14.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.
14.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 14.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;
-
artikel 14.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
14.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 14.4.1 en 14.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
evenementen zijn toegestaan.
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, bruggen, straten en paden, waarbij tevens het behoud en de versterking van landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
-
ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”: tevens het behoud van cultuurhistorisch waardevolle wegen;
-
ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”: tevens een parkeerterrein;
-
ter plaatse van de aanduidig 'railverkeer': tevens spoorwegen met bijbehorende voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk”: tevens een kunstwerk;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - wegensteunpunt": tevens een wegensteunpunt;
-
ter plaatse van de aanduiding “windturbine”: tevens een windturbine;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals pleinen, terrassen, markten, standplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen, reclame-uitingen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
15.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer van wegen en dijken, spoorwegen en het sluizencomplex bij Het Goese Sas;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen en overkappingen ten behoeve van het onderhoud en beheer van wegen en dijken, spoorwegen en het sluizencomplex bij Het Goese Sas mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
15.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
-
de oppervlakte van een gebouw buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 15 m².
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
de bouwhoogte van bovenleidingen bedraagt maximaal 10,5 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk” bedraagt de hoogte van een kunstwerk maximaal 10 meter en de doorsnede maximaal 5 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “windturbine” bedraagt de ashoogte van een windturbine maximaal 30 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing en afmetingen van gebouwen en bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.3.2 Voorwaarden
De in artikel 15.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 15.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter worden overschreden.
15.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 15.2.3 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
artikel 15.2.3 sub f tot een hoogte van maximaal 10 meter.
15.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 15.4.1 en 15.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
15.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
evenementen zijn toegestaan;
-
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden is niet toegestaan, tenzij het betreft de opslag van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
15.6.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
op gronden die direct grenzen aan gronden met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - openheid”: het wijzigen dan wel verwijderen, ofwel het vellen of rooien, van houtwalprofielen en houtgewassen, alsmede het beplanten van gronden met houtgewassen;
-
ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”: het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
15.6.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het in artikel 15.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden;
-
werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
-
werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied in de zin van de Wet natuurbescherming en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheerplan als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
15.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
-
werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 15.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de in artikel 15.1 genoemde waarden:
-
niet worden aangetast of
-
niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op een gebied aangewezen als “vrijwaringszone - molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de windvang voor de molen of de waarde van de molen als landschapbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
Artikel 16 Waardevolle dijk
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waardevolle dijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud en de versterking van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden, alsmede voor verkeersdoeleinden;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk”: tevens een kunstwerk;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - radar”: tevens een radarinstallatie;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
16.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer van wegen en dijken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter;
-
de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m².
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk” bedraagt de hoogte van een kunstwerk maximaal 10 meter en de doorsnede maximaal 5 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - radar” bedraagt de hoogte van een radarinstallatie maximaal 15 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing en afmetingen van gebouwen en bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
-
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.3.2 Voorwaarden
De in artikel 16.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 16.2.1 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.
16.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 16.2.2 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
artikel 16.2.2 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
16.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 16.4.1 en 16.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden is niet toegestaan, tenzij het betreft de opslag van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
16.6.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 16.2 een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het wijzigen dan wel verwijderen, ofwel het vellen of rooien, van houtwalprofielen en houtgewassen;
-
het beplanten van gronden met houtgewassen;
-
het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie en/of natuurrecreatie, zoals picknickplaatsen.
16.6.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het in artikel 16.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke of archeologische waarden;
-
werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
-
werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied in de zin van de Wet natuurbescherming en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheerplan als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
16.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
-
werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 16.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de in artikel 16.1 genoemde waarden:
-
niet worden aangetast of
-
niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet wordt geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op een gebied aangewezen als “vrijwaringszone - molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de windvang voor de molen of de waarde van de molen als landschapbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wateraanvoer en -afvoer, waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers en (primaire) waterlopen, alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen, aanlegsteigers, speelvoorzieningen, voorzieningen ten dienste van de waterkering en nutsvoorzieningen;
-
vaar- en waterwegen;
-
watersport en visserij;
-
ter plaatse van de aanduiding “haven”: tevens een haven met de daarbij behorende havenvoorzieningen in combinatie met kleinschalige watersportvoorzieningen, zoals een trailerhelling en verhuur van watersportartikelen.
17.2 Bouwregels
Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van steigerpalen, lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 17.2.1 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
artikel 17.2.1 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
17.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 17.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
17.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het gebruik als ligplaats voor vaartuigen voor een duur van minder dan 24 uur is toegestaan;
-
het innemen van ligplaatsen voor woonboten is niet toegestaan.
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de huisvesting van personen in een woning;
-
ter plaatse van de aanduiding “horeca”: tevens een ondersteunend horecabedrijf dat voorkomt in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
-
ter plaatse van de aanduiding “dierenpension”: tevens een dierenpension;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - landhuis”: wonen in een landhuis;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - sociëteit - daghoreca: tevens een instituut voor woonkunde en een locatie voor bruilofts-, familie- en zakelijke arrangementen met ondersteunende horeca, voorkomend in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, ten dienste van de bestemming;
-
ter plaatse van de aanduiding “woonwagenstandplaats”: uitsluitend standplaatsen voor woonwagens;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
18.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding “erf” mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
-
op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding “erf” mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding “woonwagenstandplaats” mogen uitsluitend woonwagens met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een standplaats voor een woonwagen inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 200 m².
18.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
-
per bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan;
-
de goot- en de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter;
-
de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 750 m³, met dien verstande dat de inhoud van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - landhuis” maximaal 1000 m³ bedraagt;
-
de afstand tussen een niet-aaneengebouwd hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter, met dien verstande dat de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - landhuis” minimaal 5 meter bedraagt.
18.2.3 Woonwagens
Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende bepalingen:
-
het aantal woonwagens ter plaatse van de aanduiding “woonwagenstandplaats” bedraagt maximaal 21;
-
de onderlinge afstand tussen woonwagens bedraagt minimaal 2 meter;
-
de goot- en de bouwhoogte van een woonwagen bedragen respectievelijk maximaal 3,2 en 6 meter.
18.2.4 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen respectievelijk maximaal 3,2 meter en 6 meter;
-
de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 meter;
-
de bebouwde oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding “erf” bedraagt op ieder bouwperceel maximaal 50% met een maximum van 150 m²;
-
per standplaats voor een woonwagen bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 20 m²;
-
de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en de zijdelingse perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - landhuis” bedraagt minimaal 3 meter.
18.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
18.3 Nadere eisen
18.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.3.2 Voorwaarden
De in artikel 18.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 18.2.2 sub a voor het uitbreiden van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de uitbreiding alleen mag plaatsvinden op gronden met de nadere aanduiding “erf”;
-
artikel 18.2.2 sub e voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens.
18.4.2 Bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 18.2.4 sub a voor een goot- en bouwhoogte die maximaal de op de verbeelding aangegeven maten bedragen, mits het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
-
artikel 18.2.4 sub b voor een kortere afstand tot op de voorgevelrooilijn;
-
artikel 18.2.4 sub e voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens.
18.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 18.2.5 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
18.4.4 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 18.4.1, 18.4.2 en 18.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
18.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het gebruiken of in gebruik geven van woningen als kamerverhuurpand is niet toegestaan;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bestaande kamerverhuurpanden;
-
bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein” mogen gedurende de periode van 1 april tot en met 30 september tenten voor culturele activiteiten en daarmee samenhangende overnachtingen worden geplaatst met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 300 m².
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 18.5 sub a voor het gebruiken of in gebruik geven van een woning als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
in de woning is sprake van maximaal vier onzelfstandige woonruimtes;
-
elke onzelfstandige woonruimte wordt door maximaal één persoon bewoond, tenzij sprake is van partners;
-
op eigen terrein wordt voorzien in minimaal twee parkeerplaatsen, die ook in stand worden gehouden;
-
binnen een straal van 250 meter rondom het kamerverhuurpand is geen ander kamerverhuurpand aanwezig.
Artikel 19 Leiding - Bovengrondse hoogspanningsverbinding
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Bovengrondse hoogspanningsverbinding” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een hoogspanningsverbinding, met de daarbij behorende belemmerende strook, masten en (veiligheids)voorzieningen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding met een hoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de hoogte niet wordt vergroot, de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 19.2, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;
-
het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
19.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en/of rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;
-
het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
-
het wijzigen van de maaiveldhoogte;
-
het aanleggen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere verhardingen;
-
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, ten behoeve van andere dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;
-
het uitvoeren van heiwerken of op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen.
19.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
19.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend en hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen schade wordt toegebracht.
-
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 20 Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een maximum spanning van 150 kV, met de daarbij behorende belemmerende strook en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding met een hoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 20.2, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;
-
het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
20.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen, dieper dan 0,80 meter onder peil;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen, dieper dan 0,80 meter onder peil;
-
het aanbrengen van drainage, dieper dan 1 meter onder peil;
-
het aanleggen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere verhardingen;
-
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, ten behoeve van andere dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,80 meter onder peil;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen.
20.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 20.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
20.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend en hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen schade wordt toegebracht.
-
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 21 Leiding - Gas
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Gas” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een gasleiding, met de daarbij behorende belemmerende strook en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen met het oog op externe veiligheid en energieleveringszekerheid uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de gasleiding met een hoogte van maximaal 2 meter.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 21.2, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bij de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) behorende regels worden in acht genomen;
-
het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet geschaad;
-
geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
-
het opslaan van goederen, met uitzondering van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding, is niet toegestaan;
-
het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten, is niet toegestaan.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
21.5.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanbrengen van drainage;
-
het aanleggen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere verhardingen;
-
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, ten behoeve van andere dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen.
21.5.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 21.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
-
graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
21.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 21.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend en hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen schade wordt toegebracht.
-
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 22 Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Riool” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een rioolpersleiding, met de daarbij behorende belemmerende strook en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de rioolpersleiding met een hoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 22.2, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;
-
het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
-
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de bestemming bedraagt maximaal 15 m² en de bouwhoogte maximaal 3,5 meter;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
22.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanbrengen van drainage;
-
het aanleggen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere verhardingen;
-
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, ten behoeve van andere dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen.
22.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
22.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend en hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht.
-
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 23 Leiding - Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Water” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een waterleiding, met de daarbij behorende belemmerende strook en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de waterleiding met een hoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 23.2, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;
-
het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
-
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de bestemming bedraagt maximaal 15 m² en de bouwhoogte maximaal 3,5 meter;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
23.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanbrengen van drainage;
-
het aanleggen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere verhardingen;
-
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, ten behoeve van andere dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen.
23.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 23.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
23.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend en hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht.
-
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie - 1” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
-
het bepaalde in sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 50 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geplaatst.
24.3 Specifieke gebruiksregels
24.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in artikel 24.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in artikel 24.1 bedoelde dubbelbestemming – de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
24.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 24.2.1 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, of het ophogen van gronden met meer dan 40 cm;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 24.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen, waaronder mede wordt verstaan het vervangen of verwijderen van kabels en leidingen in een bestaand tracé;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 50 m² bedraagt;
-
archeologisch onderzoek.
24.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 24.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige;
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
24.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3.1 van de Erfgoedwet zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming “Waarde - Archeologie - 1” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
24.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
24.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
24.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 24.5.1, 24.5.2 en 25.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie - 2” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
-
het bepaalde in sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde - Archeologie - 2”;
-
een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geplaatst.
25.3 Specifieke gebruiksregels
25.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in artikel 25.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in artikel 25.1 bedoelde dubbelbestemming – de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
25.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 25.2.1 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, of het ophogen van gronden met meer dan 40 cm;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 25.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen, waaronder mede wordt verstaan het vervangen of verwijderen van kabels en leidingen in een bestaand tracé;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde - Archeologie - 2”;
-
archeologisch onderzoek.
25.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 25.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige;
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
25.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3.1 van de Erfgoedwet zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming “Waarde - Archeologie - 2” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
25.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
25.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
25.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 25.5.1, 25.5.2 en 25.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 26 Waarde - Archeologie - 3
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie - 3” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
-
het bepaalde in sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 500 m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde - Archeologie - 3”;
-
een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geplaatst.
26.3 Specifieke gebruiksregels
26.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in artikel 26.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in artikel 26.1 bedoelde dubbelbestemming – de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
26.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 26.2.1 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, of het ophogen van gronden met meer dan 40 cm;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 26.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen, waaronder mede wordt verstaan het vervangen of verwijderen van kabels en leidingen in een bestaand tracé;
-
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
-
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
-
werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
-
werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 500 m² bedraagt in gebieden met de bestemming “Waarde - Archeologie - 3”;
-
archeologisch onderzoek.
26.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 26.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige;
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
26.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
-
het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3.1 van de Erfgoedwet zijn of worden beschermd;
-
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming “Waarde - Archeologie - 3” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
26.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
26.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
26.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 26.5.1, 26.5.2 en 26.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Cultuurhistorie” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle objecten, alsmede voor het behoud en de versterking van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 27.2.1, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel is verzekerd van de in artikel 27.1 genoemde waarden;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de in artikel 27.1 genoemde waarden niet onevenredig worden geschaad en over de eventueel te stellen voorwaarden.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwerk zijnde, of werkzaamheden
27.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen en verleggen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
het graven, verbreden, dempen van sloten, het geheel of gedeeltelijk dempen van drinkputten en welen, het aanleggen van gesloten drainagesystemen of het diepploegen dieper dan 30 cm;
-
het beplanten van gronden met houtgewassen;
-
het omzetten van grasland in bouwland dan wel het scheuren van grasland ten behoeve van graslandverbetering;
-
het storten en lozen van specie.
27.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 27.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke, geomorfologische of archeologische waarden;
-
werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000 gebied in de zin van de Wet natuurbescherming en handelingen opleveren waarvoor een vergunning op grond van die wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheerplan als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
27.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de in artikel 27.1 genoemde waarden:
-
niet worden aangetast of
-
niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet onevenredig wordt geschaad;
-
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op een gebied, aangewezen als “vrijwaringszone - molenbiotoop”, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een deskundige moleninstantie omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de windvang voor de molen of de waarde van de molen als landschapbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
Artikel 28 Waterstaat - Waterkering
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat - Waterkering” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor:
-
waterkering, waterbeheersing, kaden, sloten, watergangen en singels;
-
opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, verkeersdoeleinden en groenvoorzieningen;
-
havens en sluizen ten dienste van de scheepvaart, de waterstaat en de landbouw.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten maximaal 10 meter bedraagt;
-
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 28.2.1 sub a voor een hoogte tot maximaal 10 meter;
-
artikel 28.2.1 sub b voor het bouwen van een nieuw bouwwerk of het vergroten van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid en/of geen gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 28.3.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
28.3.3 Procedureregels
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
29.1 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 30 Algemene bouwregels
30.1 Bestaande afstanden en andere maten
-
De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
-
De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
-
In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
30.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende reclameborden, stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
30.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
-
voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het ‘Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in bijlage 10 bij de regels, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;
-
indien het bedoelde onder a onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;
-
parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
30.4 Afwijken van de bouwregels
30.4.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 30.3, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
-
artikel 30.3, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.
30.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 30.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 31 Algemene gebruiksregels
31.1 Algemene regel
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
-
recreatieve verhuur van (delen van) woningen, anders dan als bed & breakfastaccommodatie in de vorm van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit of in de vorm van een Nieuwe Economische Drager;
-
het gebruiken, doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen, tenzij in deze regels anders is bepaald;
-
kleinschalig kamperen, tenzij in deze regels anders is bepaald;
-
het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 32 Algemene aanduidingsregels
32.1 Luchtvaartverkeerzones
32.1.1 Luchtvaartverkeerszone - 1 (57 Bkl-contour)
Binnen de aanduiding “luchtvaartverkeerzone - 1” voor het vliegveld geldt dat nieuwe woningen en geluidgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in het Besluit burgerluchthavens, niet zijn toegestaan.
32.1.2 Luchtvaartverkeerszone - 2 (47 Bkl-contour)
Binnen de aanduiding “luchtvaartverkeerzone - 2” voor het vliegveld geldt dat nieuwe woningen en geluidgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in het Besluit burgerluchthavens, zijn toegestaan met inachtname van het volgende:
-
het gaat om het opvullen van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing;
-
ter plaatse is het geluidsgevoelig object dringend noodzakelijk om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;
-
nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen.
32.1.3 Specifieke bouwregel
Binnen de als “luchtvaartverkeerzone - 2” aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe woningen en geluidgevoelige gebouwen, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het luchtvaartterrein op de gevels van de bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
32.1.4 Hoogteaanduiding vliegveld
Binnen de aanduiding “hoogteaanduiding vliegveld” geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan de aangegeven bouwhoogte, met inachtneming van het volgende:
-
ter plaatse van de aanduiding “zone 1”: ten hoogste 10 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “zone 2”: ten hoogste 20 meter:
-
ter plaatse van de aanduiding “zone 3”: ten hoogste 20 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “zone 4”: ten hoogste 40 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding “zone 5”: ten hoogste 45 meter.
32.2 Vrijwaringszone molenbiotoop
32.2.1 Bouwregels
Binnen de als "vrijwaringszone - molenbiotoop" aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
-
binnen een afstand van 100 meter vanaf de molen mag geen bebouwing, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek, worden opgericht;
-
tussen de 100 en de 400 meter vanaf de molen geldt ten aanzien van de maximale bouwhoogte de volgende regel:
maximale bouwhoogte = (0,013 x afstand tot molen) + (0,2 x askophoogte van molen);
waarbij:
- alle maten in meters worden uitgedrukt;
- de maximale bouwhoogte en de askophoogte beide dienen te worden bepaald ten opzichte van hetzelfde peil.
32.2.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 32.2.1 teneinde:
-
een bouwwerk toe te laten dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte binnen de hoogte en breedte blijven van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht;
-
een bouwwerk toe te laten dat strekt ter vervanging van bestaande bebouwing en dat al dan niet wordt gebouwd ten behoeve van een andere functie dan de functie van de bestaande bebouwing, voor zover de bebouwingsmogelijkheden, krachtens het vigerende bestemmingsplan waarin de bestaande bebouwing is toegelaten, niet worden vergroot;
Voor zowel de afwijking onder a als onder b geldt dat de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet onevenredig mogen worden aangetast.
32.2.3 Procedureregels
Voorafgaand aan een beslissing omtrent afwijking als bedoeld in artikel 32.2.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies bij een molendeskundige instantie over de vraag of bij het bouwplan de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element voldoende worden ontzien en over de eventueel te stellen voorwaarden.
32.3 Veiligheidszone - gas
32.3.1 Bouwregels
Ongeacht de bestemming zijn op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gas' geen nieuwe beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten toegestaan.
32.3.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 32.3.1 teneinde:
-
een beperkt kwetsbaar object toe te laten dat is toegestaan overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits de afstand van het gasdrukmeet- en regelstation tot het beperkt kwetsbare object niet minder bedraagt dan 4 meter bij een kast en 6 meter bij een kaststation en de belangen en de veiligheid van het gasdrukmeet- en regelstation niet worden geschaad.
Bij strijdigheid tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming.
32.3.3 Procedureregel
Voorafgaand aan een beslissing omtrent afwijking als bedoeld in artikel 32.3.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten de belangen en de veiligheid van het gasdrukmeet- en regelstation niet worden geschaad.
32.4 Specifieke bouwregels "veiligheidszone BEVI" en "veiligheidszone LPG"
32.4.1 Specifieke bouwregel
Binnen de als "veiligheidszone BEVI" en “veiligheidszone - LPG” aangewezen gronden is het oprichten van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat het risico in verband met de veiligheid niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde. Als grenswaarde wordt de plaatsgebonden risicoafstand van 10-6 gehanteerd. De plaatsgebonden risiconormen gelden als ondergrens. Alleen bij zeer zwaarwegende motieven, zoals bijvoorbeeld een voor de specifieke locatie zeer belangrijke ontwikkeling, wordt verslechtering toegestaan.
Artikel 33 Algemene afwijkingsregels
33.1 Afwijkingsbevoegdheid
33.1.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:
-
het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van geringe afmetingen ten behoeve van het openbaar nut waarvan het oppervlak maximaal 50 m² bedraagt en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
-
het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de inhoudsmaat van van (bedrijfs)woningen en landhuizen.
33.1.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 33.1.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 34 Algemene wijzigingsregels
34.1 Wijzigingsbevoegdheid
34.1.1 Geringe wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.
34.1.2 Procedueregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 34.1.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van toepassing.
Artikel 35 Algemene procedureregels
35.1 Procedure bij toepassen van wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
36.2 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan.
-
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 37 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Buitengebied”.
|