Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22c Woningbouw locatie |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0654.TAMOPNSWBTB2025-0001 |
Preambule
Dit TAM-IMRO omgevingsplan is gericht op het faciliteren van de woningbouwontwikkeling op het perceel gesitueerd in de noordwestelijke hoek van de kruising Vernovenhoekstraat en de Van der Poest Clementstraat te Nisse en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22c) van het omgevingsplan van de gemeente Borsele. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
Het in deze wijziging uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22c van het omgevingsplan van de gemeente Borsele. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet, na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer, '22c' gelezen worden. De bijlage bij de in deze voorziening weergegeven hoofstukken moet gelezen worden als onderdeel van Bijlage 22c bij het omgevingsplan van de gemeente Borsele.
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op hoofdstuk 22c (betreft dit plan).
In aanvulling op het bepaalde in artikel 2.1 gelden voor hoofdstuk 22c aanvullende de volgende begripsbepalingen:
het omgevingsplan van de gemeente Borsele;
het TAM-omgevingsplan 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22c Woningbouw locatie' met identificatienummer NL.IMRO.0654.TAMOPNSWBTB2025-0001 van de gemeente Borsele;
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht, ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van het hoofdgebouw;
gedeelte van het erf dat gelegen is achter de achtergevelrooilijn;
de meest van de wegzijde afgekeerde gevel van een gebouw;
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de achtergrens van het bouwperceel met een maximum van 12 meter achter de voorgevel;
de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringt;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een daarbij behorend(e) aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid. Dit bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid is, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk;
het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een daarbij behorend(e) aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied;
een aan het hoofdgebouw gebouwd of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
zie voorgevellijn;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde activiteiten, al dan niet onder voorwaarden, zijn toegelaten;
de grens van een locatie;
het verhuren van één of meerdere kamers in een woning en/of aangebouwd bijgebouw en het aanbieden van een ontbijt, waarbij de woonfunctie in overwegende mate in stand blijft;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
bouwwerk geen gebouw zijnde, ter afbakening van eigendommen;
blok van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen;
gedeelte van het erf dat aan de gelegen is voor de voorgevellijn;
gedeelte van het erf dat aan de gelegen is voor de voorgevellijn;
denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelgrenzen;
een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een andere gebouw;
een gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;
gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;
een gevel van een gebouw die niet een voorgevel of een achtergevel is;
(denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste bouwperceelgrens.
In aanvulling of afwijking van artikel 22.24 van het Omgevingsplan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:
van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelgrens, worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
vanaf het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelgrens;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructie;
gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
De regels in hoofdstuk 22c zijn gericht op de volgende doelen:
De regels in hoofdstuk 22c van dit Omgevingsplan zijn gesteld met het oog op de ontwikkeling en instandhouding van een stedenbouwkundig en qua beeldkwaliteit hoogwaardig woongebied met in totaal negen grondgebonden woningen.
Degene die een activiteit als bedoeld in dit hoofdstuk verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de oogmerken, met het oog waarop de regels in de betreffende titel, afdeling of paragraaf zijn gesteld, is verplicht:
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen voor 'Groen'.
Gronden waar groen is toegestaan, mogen worden gebruikt en ingericht ten dienste van:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 (binnenplanse omgevingsplan bouwactiviteit algemeen) gelden de in dit artikel opgenomen beoordelingsregels.
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.2 genoemde functie worden gebouwd:
Voor het bouwen van een gebouw gelden de navolgende beoordelingsregels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende beoordelingsregels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in afwijking van het bepaalde in artikel 8.3.4 sub a een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te verlenen tot een hoogte van maximaal 10 meter, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen voor 'Verkeer'.
Gronden waar verkeer is toegestaan, mogen worden gebruikt en ingericht ten dienste van:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 (binnenplanse omgevingsplan bouwactiviteit algemeen) gelden de in dit artikel opgenomen beoordelingsregels.
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 19.2 genoemde functie worden gebouwd:
Voor het bouwen van een gebouw gelden de navolgende beoordelingsregels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende beoordelingsregels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in afwijking van het bepaalde in artikel 9.3.4 sub a een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te verlenen tot een hoogte van maximaal 10 meter, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen voor 'Wonen'.
Gronden waar wonen is toegestaan mogen worden gebruikt en ingericht ten dienste van:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 (binnenplanse omgevingsplan bouwactiviteit algemeen) gelden de in dit artikel opgenomen beoordelingsregels.
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.2 genoemde functie worden gebouwd:
Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de navolgende beoordelingsregels:
Voor het bouwen van een aan-, uitbouw en bijgebouw bij een hoofdgebouw gelden de navolgende beoordelingsregels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij hoofdgebouwen gelden de navolgende beoordelingsregels:
Tot verboden gebruiksactiviteiten wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te verlenen in afwijking van het bepaalde in:
mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2 en een vergunning verlenen om:
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2 en een vergunning verlenen om:
De regels van dit hoofdstuk gelden in aanvulling op hoofdstuk 2 en zijn van toepassing binnen het projectgebied zoals opgenomen in het GML-bestand NL.IMRO.0654.TAMOPNSWBTB2025-0001.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit af te wijken voor:
te overschrijden, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken strijdig met de aangegeven functies, activiteiten en/of gebiedsaanwijzingen.