10.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
10.3.1 Toelaatbare bebouwing
In aanvulling op het bepaalde in lid 10.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen, ten behoeve van het besluitvlak waarbij de volgende bepalingen gelden:
10.3.2 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de afstand van een gebouw tot de voorste perceelsgrens van het bouwperceel bedraagt niet minder dan bestaand ;
-
b. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel bedraagt niet meer dan bestaand;
-
c. de goot - en bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan bestaand;
-
d. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter.
10.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor:
-
1. antennes: 5 meter;
-
2. speeltoestellen: 4 meter;
-
3. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 meter;
-
4. lichtmasten en overige masten: 8 meter;
-
5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.
10.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
10.4.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
a. lid 10.3.2, sub c mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
-
b. lid 10.3.2, sub d voor een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen;
-
c. lid 10.3.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
10.4.2 Vergunningvereiste
De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4.3 Procedureregel
Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1, sub b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.