direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Nieuwdorp, gedeelte Multifunctionele accommodatie, 2022
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0654.BPNDMFA2022-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Kern Nieuwdorp, gedeelte Multifunctionele accommodatie, 2022” met identificatienummer NL.IMRO.0654.BPNDMFA2022-0002 van de gemeente Borsele;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0654.BPNDMFA2022-0002;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of overige bouwwerken omringt;

1.7 Awb

de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;

1.9 bedrijfsvloeroppervlak

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte;

1.10 bestaand

aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehordend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 dienstverlening

het beroepsmatig / bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek op het bezoekadres rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen zoals een reis- of uitzendbureau, kapsalon, pedicure, schoonheidssalon, medische of therapeutische praktijk, juridisch adviesbureau of bankfiliaal;

1.22 erf

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;

1.23 feestzaal

een ruimte gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereiden en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gemeentelijke kwaliteitscoördinator

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw dan wel architectuur;

1.26 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horecabedrijf

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, met uitzondering van bed and breakfast, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie; 

1.28 kantoor zonder baliefunctie

het beroepsmatig / bedrijfsmatig verlenen van zakelijke diensten aan particulieren, waarbij de nadruk ligt op de (administratieve) afwikkeling van die handelingen en het publiek niet of slechts in beperkte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen zoals een administratiekantoor, ontwerp-technisch bureau of assurantiekantoor;

1.29 maaiveld
  • a. het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land;
  • b. de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.30 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.31 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

1.32 ondergeschikte detailhandel

een niet-zelfstandig onderdeel, welke rechtstreeks voortvloeit uit de hoofdactiviteit en welke als activiteit in functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdactiviteit. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte (bedrijfsmatige) omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, bedrijfsmatige omvang en verschijningsvorm nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.

1.33 ondergeschikte horeca-activiteiten

Horeca-activiteiten die ten dienste staan van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondergeschikte karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft.

1.34 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.35 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.36 peil
  • a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;
  • b. bij ligging in het water het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  • c. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.37 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.38 samenhangend straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving;
1.39 Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.40 weg

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van inwerkingtreding van dit plan;

1.41 wet geluidhinder

de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.42 wet milieuhinder

de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.43 Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het bebouwde oppervlak

van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

2.10 het bewoonbaar vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten

2.11 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voor buitenschoolse-, kinder- en jeugdopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
  • b. ondergeschikte detailhandels- en/of ondergeschikte horeca-activiteiten, uitsluitend ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal': tevens een feestzaal ten behoeve van feesten en partijen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'speelplein': tevens speelpleinen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'religie': tevens voor religie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor terras ten behoeve van horeca-activiteiten;
  • g. (indoor) sportvoorzieningen;
  • h. kantoren zonder baliefunctie;
  • i. dienstverlening
  • j. daktuinen te dienste van maatschappelijke voorzieningen;
  • k. tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduiding, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken.
  • c. bijgebouwen;
  • d. overige bouwwerken.

3.2.2 Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat, met dien verstande dat voor kerktorens geen maximale hoogtebepaling geldt.

3.2.3 Overige bouwwerken

Bij gebouwen mogen overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal voor:
    • 1. antennes: 5 meter;
    • 2. speeltoestellen: 6 meter;
    • 3. ballenvangers: 6 meter;
    • 4. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 meter;
    • 5. lichtmasten en overige masten: 8 meter;
    • 6. overige bouwwerken: 2 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2, sub b mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
  • b. lid 3.2.2, sub c voor een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen;
  • c. lid 3.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

3.3.2 Vergunningvereiste

De in lid 3.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.3.3 Procedureregel

Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1, sub b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Bestemmingswijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, de bestemming 'Maatschappelijk' te verruimen en het uitoefenen van een restaurant toe te staan, met dien verstande dat de volgende regels in acht worden genomen:

  • a. de bedrijfseconomische haalbaarheid is aangetoond;
  • b. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is aangetoond, in die zin dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder, dan wel aan een verkregen hogere waarde geluid;
  • c. het benodigd aantal parkeerplaatsen en eventueel ruimte voor laden en lossen conform wordt gerealiseerd;
  • d. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horecadoeleinden – met uitzondering van het bepaalde in artikel 3.1.1 – en zelfstandige detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kantoren zonder baliefunctie over een oppervlakte van meer dan 110 m²;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een sociaal-culturele voorzieningen over een oppervlakte meer dan 880 m²;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca-activiteiten over een oppervlakte van meer dan 200 m².
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van dienstverlening over een oppervlakte van meer dan 300 m2;
  • f. het houden van feesten en partijen waarbij het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau de binnenwaarde in de dagperiode de 95 dB(A), de avondperiode de 90 dB(A) en in de nachtperiode de 85 dB(A) overschrijdt;
  • g. horeca-activiteiten, anders dan feesten en partijen, waarbij het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau de binnenwaarde in de dagperiode de 90 dB(A), de avondperiode de 85 dB(A) en in de nachtperiode de 80 dB(A) overschrijdt.

3.5.2 Parkeren

Het gebruiken of doen of laten gebruiken van gronden of bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 3.1.1, is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor het parkeren of stallen van auto's en fietsen en eventueel laden en lossen op eigen terrein wordt aangelegd en in stand gehouden overeenkomstig de kencijfers parkeren van de CROW (toekomstbestendig parkeren, 2018) of diens rechtsopvolgers.

3.5.3 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.5.2:

  • a. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • b. indien de parkeerbehoefte en eventueel het laden en lossen kan worden opgevangen door buiten het eigen terrein aanwezige of aan te leggen parkeergelegenheden c.q. beschikbare laad- en losruimte, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie en ruimtelijke kwaliteit ter plaatse en wordt voldaan aan de kencijfers parkeren van de CROW (Toekomstbestendig parkeren, 2018) of diens rechtsopvolgers.

3.6 Algemene gebruiksregels
3.6.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruiken of te doen of laten gebruiken van overige bouwwerken en gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

3.6.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.6.1:

  • a. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 4 Verkeer

Aandachtspunt:

De 'vroegere' bestemming Autoboxen is opgenomen in de bestemming Verkeer.

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verhardingen, wegen, voet- en fietspaden, rabatten, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken.

4.2.2 Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

4.2.3 Overige bouwwerken

Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:
    • 1. antennes: 5 meter;
    • 2. speeltoestellen: 6 meter;
    • 3. ballenvangers: 6 meter;
    • 4. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 meter;
    • 5. lichtmasten en overige masten: 8 meter;
    • 6. overige bouwwerken: 2 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

4.3.2 Vergunningvereiste

De in lid 4.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.3.3 Procedureregel

Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1, sub a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

4.4 Algemene gebruiksregels
4.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub b en c Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruiken of te doen of laten gebruiken van overige bouwwerken en gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

4.4.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.4.1:

  • a. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Plaatsbepaling en vormgeving bouwwerken
6.1.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de regels vervat in Hoofdstuk 2, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van overige bouwwerken.

6.1.2 Procedureregel

De in lid 6.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, overige bouwwerken en gronden in verband met calamiteiten.

6.2 Bestaande afstanden en andere maten
6.2.1 Bestaande afstanden

Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.

6.2.2 Bestaande maten en hoeveelheden

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de inwerkingtreding van dit plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Geluidzone - Industrie

Binnen de op de verbeelding met gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie' aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidsgevoelige bestemming, in overeenstemming met het bepaalde in Hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien voor de vaststelling van dit bestemmingsplan een hogere grenswaarde conform de Wet geluidhinder is verleend, danwel uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van de geluidgevoelige objecten de eerder verleende en vastgestelde hogere waarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet overschrijdt en wordt voldaan aan de eventueel in dat besluit opgenomen voorwaarden, 

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid
8.1.1 Afwijken middels omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en overige bouwwerken van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;
  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bebouwingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar;
  • d. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.

8.1.2 Vergunningsvereiste

De in lid 8.1.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien:

  • a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. dit niet leidt tot wijziging van de op de verbeelding aangegeven bestemming.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de regels te wijzigen voor:

  • a. het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;
  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken:
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig in afwijking van lid 10.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1, sub a met maximaal 10%;
  • c. Lid 10.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik:
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Lid 10.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

10.3 Afwijking overgangsrecht gebruik

Indien toepassing van het overeenkomstig lid 10.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwdorp, gedeelte Multifunctionele accommodatie, 2022'.