direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Besloten landschap
Plan: Oudemirdum - Huningspaed 21
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0653.BPW2011100037-VG01

Artikel 3 Agrarisch - Besloten landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Besloten landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. een paardenhouderij met een kunstmatige inseminatie tak;
  • c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering en de paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden;
  • e. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. dagrecreatief medegebruik;
  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder kaden en dijken;
  • j. sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • k. bedrijfsgebouwen;
  • l. bedrijfswoningen;
  • m. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf' mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, zal ten hoogste 1000 m² bedragen;
  • e. het aantal bedrijfswoningen zal ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste twee bedragen;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • g. de bedrijfsgebouwen, de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. er zullen geen kassen en torensilo's worden gebouwd;
  • i. de maatvoering van een gebouw of overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van gebouw of overkapping   Maximale oppervlakte
in m²  
Goothoogte
in m  
Dakhelling in °   Hoogte
in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw   -   -   3,50   15   60   15,00  
bedrijfswoningen   -   500   4,00   30   60   -  
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   60   3,50   -   60   -  

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bouwperceel ten hoogste 15,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede landschappelijke inpassing;
  • b. de natuurlijke waarden;
  • c. de landschappelijke waarden;
  • d. de woonsituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub f in die zin dat de bestaande afstand van bedrijfswoningen ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:
    • 1. de huidige situering belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd al dan niet vanwege stedenbouwkundige redenen;
    • 2. de geluidbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub i in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt vergroot tot 6,50 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een intensief veehouderijbedrijf;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor een kwekerijbedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
  • d. het gebruik van gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor (recreatieve) bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 sub e in die zin dat gebouwen worden gebruikt voor logiesverstrekking in de vorm van appartementen, mits:
    • 1. de exploitatie van de logiesverstrekking alleen plaatsvindt in de vorm van een ondergeschikte tweede tak bij een agrarisch bedrijf;
    • 2. per agrarisch bedrijf ten behoeve van de logiesverstrekking maximaal 5 appartementen worden toegestaan;
    • 3. de ruimtes voor logiesverstrekking in een boerderijpand dan wel een hoofdgebouw worden ondergebracht;
    • 4. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een (bedrijfs)woning en daaraan ondergeschikt is;
    • 5. er sprake is van een goede erfbeplanting en aankleding van het bedrijf;
    • 6. de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
  • b. het bepaalde in lid 3.5 sub e in die zin dat gebouwen worden gebruikt voor logiesverstrekking in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. vestiging plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, en uitsluitend in een hoofdgebouw, waarbij wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 2. maximaal drie slaapkamers gerealiseerd worden;
    • 3. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 4. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 5. geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    • 6. de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
  • c. het bepaalde in lid 3.5 sub g in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel bij agrarische bedrijven, mits:
    • 1. vestiging in bestaande bebouwing plaatsvindt;
    • 2. er sprake is van een lokaal verzorgingsgebied, waarbij zal worden getoetst op de invloed op het winkelapparaat in de diverse kernen.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 50 cm, waaronder het ophogen en/of maken van kaden en dijken;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik;
  • d. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijdbakken;
  • e. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van sloten, poelen en pingo-ruïnes en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen.

3.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden.