direct naar inhoud van Regels
Plan: Verbrede reikwijdte Stationskwartier Zwijndrecht
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0642.bp14Stationskwart-2001

Regels

Hoofdstuk 1 Algemene regels

Afdeling 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1.1 Begripsbepalingen
1.1.1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Verbrede reikwijdte Stationskwartier Zwijndrecht';

1.1.1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0642.bp14Stationskwart-2001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.1.1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.1.1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.1.1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;

1.1.1.6 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.1.1.7 aan huis gebonden bedrijf:

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de bewoner van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.1.1.8 aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij de woning wordt uitgeoefend door de bewoner van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.1.1.9 aanvangen activiteit:

het starten van een nieuwe activiteit die nog niet ter plaatse wordt uitgevoerd;

1.1.1.10 gebouwen:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.1.1.11 bedrijf:

inrichting voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bij deze regels behorende Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten of daarmee naar de aard vergelijkbare activiteiten;

1.1.1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt als kantoor, winkel of bedrijf, met inbegrip van de daarmee behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.1.1.13 beperkt kwetsbare objecten:

beperkt kwetsbare objecten zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.1.1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.1.1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.1.1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.1.1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.1.1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.1.1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.1.1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.1.1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.1.1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.1.1.23 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.1.1.24 commerciële dienstverlenende activiteiten:

functionele gemaksvoorzieningen (to go) en horeca voor forenzen en reizigers in categorie A, B1 en C zoals bedoeld in de staat van horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2, dienstverlening en kantoren tot 1000 m2 bvo;

1.1.1.25 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.1.1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.1.1.27 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.1.1.28 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 2 meter tot de voorgevel;

1.1.1.29 dakpark:

het dak van een gebouw dat op één laag boven maaiveld ingericht wordt als park;

1.1.1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.1.1.31 dienstverlening:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waaronder zijn begrepen banken, hypotheekkantoren, uitzendbureaus, of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen alsmede het verlenen van medische diensten aan derden, waaronder zijn begrepen tandarts-, dokter en fysiotherapie praktijken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;

1.1.1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.1.1.33 functies dynamisch woongebied en openbare ruimte in hoofdstuk 4:

bestemmingen als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

1.1.1.34 garage:

een bouwwerk ten behoeve van het overdekt stallen van (motor)voertuigen;

1.1.1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.1.1.36 GPR:

Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen;

1.1.1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.1.1.38 horeca:

het bedrijfsmatig bereiden en verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage 2 'Staat van horeca-categorieën' bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp14Stationskwart-2001_0032.png"

1.1.1.39 intensiveren van een activiteit:

een bestaande activiteit veranderen waardoor aard en/of omvang van de activiteit worden vergroot ten opzichte van de situatie voor intensivering.

1.1.1.40 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.1.1.41 kap:

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 300 en minder dan 650;

1.1.1.42 kwetsbare objecten:

kwetsbare objecten zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, voor zover deze niet vallen onder zeer kwetsbare objecten als bedoeld in 1.1.1.53;

1.1.1.43 lijst van Horeca-activiteiten:

De Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels welke een onderverdeling aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.1.1.44 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.1.1.45 mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.1.1.46 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatiehuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van ondergrondse afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.1.1.47 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.1.1.48 peil:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.1.1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.1.1.50 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.1.1.51 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.1.1.52 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.1.1.53 zeer beperkt kwetsbare object:

Een gebouw voor mensen die zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen. Het gaat om de volgende gebouwen:

  • 1. woonfunctie voor 24-uurszorg;
  • 2. basisscholen;
  • 3. scholen voor minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • 4. dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • 5. gezondheidszorg met bedgebied (ziekenhuizen en verpleeghuizen);
  • 6. kinderopvang;
  • 7. gevangenissen.

Afdeling 1.2 Wijze van meten

Artikel 1.2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

1.2.1.1 Afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;

1.2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

1.2.1.3 De dakhelling

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak;

1.2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

1.2.1.5 De hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

1.2.1.6 De hoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

1.2.1.7 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

1.2.1.8 Ondergeschikte bouwonderdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, afvalverzamelvoorzieningen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;

1.2.1.9 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

1.2.1.10 Verticale diepte van een bouwwerk

de diepte van een gebouw gemeten vanaf het peil tot aan het diepste punt van het gebouw (onderkant vloer), de fundering niet meegerekend;

1.2.1.11 Vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Artikel 1.2.2 Dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 2 Doelen en zorgplicht

Afdeling 2.1 Doelen

Artikel 2.1.1 Doelen

Het bestemmingsplan is gericht op:

  • a. het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysiek leefomgeving en goede omgevingskwaliteit;
  • b. het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van deze fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften; en
  • c. het mogelijk maken van een transformatie van het Stationskwartier met het openbaar vervoer als belangrijke drager naar een omgeving die bijdraagt aan de woonopgave, de economische positie versterkt, wijken verbindt door het opheffen van ruimtelijke barrières en duurzaam, gezond, veilig en klimaatbestendig is.

Afdeling 2.2 Zorgplicht

Artikel 2.2.1 Zorgplicht

Degene die een activiteit verricht als bedoeld in dit omgevingsplan en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de doelen in artikel 2.1.1, is verplicht:

  • a. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
  • b. voor zover deze niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
  • c. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten, voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

Hoofdstuk 3 Normen met betrekking tot ontwikkeling en beheer van de fysieke leefomgeving

Afdeling 3.1 Parkeren

Artikel 3.1.1 Toepassingsbereik Parkeren

Deze paragraaf is van toepassing op:

  • a. het aanvangen of intensiveren van een activiteit op gronden opgenomen in hoofdstuk 4;
  • b. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, verbouwen, uitbreiden en/of een omgevingsvergunning voor functiewijziging van een gebouw of perceel voor functies opgenomen in hoofdstuk 5; en
  • c. deze regels gelden in aanvulling op de regels die gelden op grond van hoofdstuk 4 en 5 .

Artikel 3.1.2 Parkeernorm
  • 1. In geval van het aanvangen of intensiveren van een activiteit of het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.1.1 moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets;
  • 2. Of sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald aan de hand van de beleidsregel 'Parkeren Stationskwartier'.

Afdeling 3.2 Archeologie

Artikel 3.2.1 Toepassingsbereik archeologie

Deze paragraaf is van toepassing op de gronden met de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 1, 3, 4, 5' en gelden in aanvulling op de regels die gelden op grond van hoofdstuk 4 en 5 .

Artikel 3.2.2 Bouwen van een bouwwerk zonder archeologisch rapport

Op de gronden met een dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 1, 3, 4, 5' is het bouwen van bouwwerken ten behoeve van activiteiten in hoofdstuk 4 of bestemmingen in hoofdstuk 5 zonder het overleggen van een rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, toegestaan indien:

  • a. bestaande bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. de graafwerkzaamheden niet dieper dan 35 cm plaatsvinden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst en de oppervlakte van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 100 m2 ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1';
  • c. de graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm plaatsvinden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst en de oppervlakte van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 2.500 m2 ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3';
  • d. de graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm plaatsvinden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst en de oppervlakte van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 10.000 m2 ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 4';
  • e. sprake is van coupures/dijkdoorsnijdingen van de dijk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 5'.

Artikel 3.2.3 Verplicht archeologisch rapport

Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van activiteiten in hoofdstuk 4 of bestemmingen in hoofdstuk 5 op de gronden met een dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 1, 3, 4 of 5' dat niet valt onder de regels van artikel 3.2.2 is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 1, 3 en 4';
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de opbouw van de dijk op de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 5';
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 3.2.4 Vergunningplicht uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1, 3, 4 en 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2';
    • b. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 3 en 4';
    • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • 2. De werken en werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid zijn slechts toelaatbaar als:
    • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport als bedoeld in b, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Afdeling 3.3 Externe veiligheid

Artikel 3.3.1 Toepassingsbereik externe veiligheid

Deze paragraaf is van toepassing op:

  • a. het aanvangen en intensiveren van een activiteit op gronden opgenomen in hoofdstuk 4;
  • b. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, verbouwen, uitbreiden en/of een omgevingsvergunning voor functiewijziging van een gebouw of perceel voor functies opgenomen in hoofdstuk 5 ; en
  • c. deze regels gelden in aanvulling op de regels die gelden op grond van hoofdstuk 4 en 5 .

Artikel 3.3.2 Verbod

Met het oog op een veilige fysieke leefomgeving is het verboden om binnen de aanduiding 'veiligheidszone – zeer kwetsbaar uitgesloten' zeer kwetsbare objecten, kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten te realiseren.

Artikel 3.3.3 Open normen externe veiligheid
  • 1. Met het oog op een veilige fysieke leefomgeving dient indien sprake is van situaties opgenomen in artikel 3.3.1 voldaan te worden aan:
    • a. een verantwoorde groepsrisicowaarde voor het Stationskwartier;
    • b. een voldoende beschermingsniveau binnen de aanduiding 'veiligheidszone –zeer kwetsbaar uitgesloten';
    • c. voldoende vluchtwegen;
    • d. voldoende bluswatervoorzieningen.
  • 2. Of wordt voldaan aan de verplichtingen van het eerste lid wordt bepaald aan de hand van de beleidsregel 'Externe Veiligheid'.

Artikel 3.3.4 Maatwerkvoorschrft externe veiligheid

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor.

Afdeling 3.4 Geluid

Artikel 3.4.1 Toepassingsbereik geluid

Deze paragraaf is van toepassing op:

  • a. het aanvangen en intensiveren van een geluidsgevoelige activiteit op gronden opgenomen in hoofdstuk 4;
  • b. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidsgevoelig gebouw voor functies opgenomen in hoofdstuk 5; en
  • c. deze regels gelden in aanvulling op de regels die gelden op grond van hoofdstuk 4 en 5.
Artikel 3.4.2 Hogere waarde

De hogere waarden uit onderstaande tabel moeten in acht genomen te worden, voor zover gelegen binnen de contouren zoals hieronder opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp14Stationskwart-2001_0033.png"

Artikel 3.4.3 Geluidzone - industrie

Met het oog op het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en het beschermen en in stand houden van de geluidsruimte van een inrichting dient, indien sprake is van situaties opgenomen in artikel 3.4.1, ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie' voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde zoals bedoeld in artikel3.4.2.

Afdeling 3.5 Duurzaamheid

Artikel 3.5.1 Toepassingsbereik duurzaamheid

Deze paragraaf is van toepassing op:

  • a. het aanvangen en intensiveren van een activiteit op gronden opgenomen in hoofdstuk 4;
  • b. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, verbouwen, uitbreiden en/of een omgevingsvergunning voor functiewijziging van een gebouw of perceel voor functies opgenomen in hoofdstuk 5; en
  • c. deze regels gelden in aanvulling op de regels die gelden op grond van hoofdstuk 4 en 5.

Artikel 3.5.2 Duurzaam ingerichte leefomgeving
  • 1. Met het oog op een duurzaam ingerichte fysieke leefomgeving dient indien sprake is van situaties opgenomen in artikel 3.5.1 voldaan te worden aan:
    • a. een gemiddelde overall score van minimaal 7 conform de gemeentelijke GPR-eisen gebouw, met dien verstande dat deze eisen niet mogen leiden tot een strengere eis dan opgenomen in het Bouwbesluit;
    • b. een duurzame inzameling van afval.
  • 2. Met het oog op een duurzaam ingerichte fysieke leefomgeving dient indien sprake is van situaties opgenomen in artikel 3.5.1 rekening gehouden te worden met:
    • a. natuurinclusief bouwen;
    • b. klimaatadaptief bouwen.
  • 3. Of voldaan wordt aan het eerste en tweede lid wordt getoetst aan de hand van de beleidsregel 'Duurzaamheid'

Afdeling 3.6 Riool

Artikel 3.6.1 Toepassingsbereik riool

Deze paragraaf is van toepassing op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding-Riool' en gelden in aanvulling op de regels die gelden op grond van hoofdstuk 4 en 5.

Artikel 3.6.2 Bouwen

Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van activiteiten in hoofdstuk 4 of bestemmingen in hoofdstuk 5 op de gronden met een dubbelbestemming 'Leiding-Riool' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. dit bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding-Riool' en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • b. het bouwen betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering en het bouwen in overeenstemming is met de bouwregels van hoofdstuk 4 en 5;
  • c. in uitzondering op het gestelde in sub b kan hiervan, indien het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en het bouwen in overeenstemming is met de bouwregels van hoofdstuk 4 en 5, met een omgevingsvergunning worden afgeweken.

Artikel 3.6.3 Vergunningplicht uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding-Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren
  • 2. De werken en werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid zijn slechts toelaatbaar als het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 3.6.4 Uitzondering vergunningplicht uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het verbod van artikel 3.6.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend, zoals in artikel 3.6.2 onder c bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

Afdeling 3.7 Waterstof

Artikel 3.7.1 Toepassingsbereik waterstof

Deze paragraaf is van toepassing op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding-Waterstof' en gelden in aanvulling op de regels die gelden op grond van hoofdstuk 4 en 5.

Artikel 3.7.2 Bouwen

Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van activiteiten in hoofdstuk 4 of bestemmingen in hoofdstuk 5 op de gronden met een dubbelbestemming 'Leiding-Waterstof' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. dit bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding-Waterstof' en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • b. het bouwen betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering en het bouwen in overeenstemming is met de bouwregels van hoofdstuk 4 en 5;
  • c. in uitzondering op het gestelde in sub b kan hiervan, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant, met een omgevingsvergunning worden afgeweken indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Artikel 3.7.3 Vergunningplicht uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding-Waterstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • 2. De werken en werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid zijn slechts toelaatbaar als het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

Artikel 3.7.4 Uitzondering vergunningplicht uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het verbod van artikel 3.7.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend, zoals in artikel 3.7.2 onder c bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

Afdeling 3.8 Waterkering

Artikel 3.8.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat-waterkering' en gelden in aanvulling op de regels die gelden op grond van hoofdstuk 4 en 5.

Artikel 3.8.2 Bouwen

Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van activiteiten in hoofdstuk 4 of bestemmingen in hoofdstuk 5 op de gronden met een dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. dit bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • b. het bouwen betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering en het bouwen in overeenstemming is met de bouwregels van hoofdstuk 4 en 5;
  • c. in uitzondering op het gestelde in sub b kan hiervan, indien het waterkeringsbelang door de bouwactiviteit niet onevenredig wordt geschaad en het bouwen in overeenstemming is met de bouwregels van hoofdstuk 4 en 5 , met een omgevingsvergunning worden afgeweken indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Afdeling 3.9 Niet gesprongen explosieven

Artikel 3.9.1 Bouwen en het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde of het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – NGE' is pas toegestaan na het uitvoeren van de opsporingswerkzaamheden voor Niet Gesprongen Explosieven.

Afdeling 3.10 LPG

Artikel 3.10.1 Bouwen
  • 1. Het bouwen van zeer kwetsbare, kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – LPG'.
  • 2. In uitzondering op het gestelde in het eerste lid is met een omgevingsvergunning het bouwen van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan indien dit op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toelaatbaar wordt geacht.

Artikel 3.10.2 Wijzigingsbevoegdheid verplaatsen LPG-vulpunt

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet, indien het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg', indien het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.

Afdeling 3.11 Trillingen

Artikel 3.11.1 Bouwen

Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van activiteiten in hoofdstuk 4 of bestemmingen in hoofdstuk 5 ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – trillingen spoor' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. minimaal uit een dynamische berekening van de trillingssterkte blijkt dat de streefwaarden voor Wonen nieuwe situatie, zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.
  • b. in afwijking van de regel onder a is het bouwen van bouwwerken voor de activiteiten in hoofdstuk 4 of bestemmingen in hoofdstuk 5 ook toegestaan op voorwaarde dat alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om de trillingssterkte te verminderen worden getroffen en uit een dynamische berekening blijkt dat tenminste de streefwaarden voor Wonen in bestaande situatie, zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.

Afdeling 3.12 Warmtenet

Artikel 3.12.1 Wijzigingsbevoegdheid aanleg warmtenet

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. het gaat om de aanleg van een warmtenet met bijbehorende voorzieningen;
  • b. de wijziging dient in overeenstemming te zijn met de overige regels in hoofdstuk 3;
  • c. het wijzigingsplan dient te voorzien in alle benodigde onderzoeken die in het kader van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving benodigd zijn en moet in overeenstemming zijn met de doelen zoals opgenomen in artikel 4.

Afdeling 3.13 Toepassing beleidsregels

Artikel 3.13.1 Toepassingsbereik
  • 1. Voor zover in deze regels wordt verwezen naar beleidsregels, gelden de beleidsregels zoals die luiden op het moment van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.
  • 2. De beleidsregels waarnaar in dit plan wordt verwezen, kunnen na vaststelling van het plan als volgt worden gewijzigd:
    • a. de beleidsregel 'Parkeren Stationsgebied' kan worden gewijzigd door het college van burgemeester en wethouders;
    • b. de beleidsregel 'Duurzaamheid' kan worden gewijzigd door het college van burgemeester en wethouders;
    • c. de beleidsregel 'Ruimtelijke kwaliteit' kan worden gewijzigd door de gemeenteraad;
    • d. de beleidsregel 'Externe Veiligheid' kan worden gewijzigd door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 4 Ontwikkelgebied Stationskwartier

Afdeling 4.1 Inleidende bepalingen

Artikel 4.1.1 Normadressaat

Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

Afdeling 4.2 Algemeen

Artikel 4.2.1 Aanvangen en/of veranderen van een activiteit
  • 1. Het is verboden zonder voorafgaande omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in afdeling 4.3 en 4.4 aan te vangen en/of te veranderen.
  • 2. Een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld onder a wordt verleend indien wordt voldaan aan de voor de aanvraag toepasselijke regels in de gebruiksactiviteiten van de van toepassing zijnde functie.
  • 3. Een omgevingsvergunning voor bouwen wordt getoetst aan de voor de aanvraag toepasselijke regels in de artikelen bouwactiviteiten gebouwen en bouwactiviteiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde van de van toepassing zijnde functie.

Afdeling 4.3 Woongebied - Dynamisch

Artikel 4.3.1 Aanwijzing gebruiksactiviteiten

Ter plaatse van de functie Woongebied-Dynamisch zijn uitsluitend de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. wonen;
  • b. commerciële dienstverlenende activiteiten,

en de daarbij behorende voorzieningen: (ontsluitings)wegen, in- en uitritten, paden, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, kunst- / reclameobjecten, tuinen, erven, verhardingen, bruggen, waterhuishouding.

Artikel 4.3.2 Bouwactiviteiten gebouwen

Ter plaatse van de functie Woongebied-Dynamisch wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen verleend indien:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 bouwlagen;
  • b. de bouwhoogte afwijkt van het gestelde in sub a maar deze overeenkomt met het aantal bouwlagen zoals is opgenomen op de verbeelding met de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen';
  • c. de bouwhoogte afwijkt van het gestelde in sub a maar deze is gelegen in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte' en niet meer bedraagt dan 40 meter;
  • d. de bouwhoogte afwijkt van het gestelde in sub a maar deze is gelegen in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – hoogte accent zone' en niet meer bedraagt dan 12 meter;
  • e. het bouwen plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - Maasterras West' en is voorzien in tenminste twee openbaar toegankelijke routes in noord-zuidelijke richting met een minimale breedte van 5 meter passend bij de uitstraling van het stationskwartier zoals omschreven in de doelen in artikel 2.1.1 en nader uitgewerkt in de beleidsregel 'Ruimtelijke kwaliteit', onderdeel hoofdstructuur;
  • f. het bouwen plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - Maasterras Oost' is voorzien in tenminste één openbaar toegankelijke route van de Karel Doormanlaan naar de Brugweg met een minimale breedte van 5 meter passend bij de uitstraling van het stationskwartier zoals omschreven in de doelen in artikel 2.1.1 en nader uitgewerkt in de beleidsregel 'Ruimtelijke kwaliteit', onderdeel hoofdstructuur;
  • g. alle gevels van de eerstelijnsbebouwing aan de zijdes van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' die zijn gericht naar de aanduiding als dove gevel worden gebouwd en in stand worden gehouden;
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'geluidzone – railverkeer' en 'geluidzone – rijkswegen' dienen geluidreducerende maatregelen te worden genomen, zoals bron- en overdrachtsmaatregelen, bouwkundige maatregelen zoals dove gevels of gelijkwaardige oplossingen gericht op het verlagen van het effect van de geluidbelasting op de woning;
  • i. de ruimtelijke kwaliteit van gebouwen en de inrichting van de daarbij behorende gronden passend is bij de uitstraling van het stationskwartier zoals omschreven in de doelen in artikel 2.1.1 en nader uitgewerkt in de beleidsregel 'Ruimtelijke kwaliteit', onderdelen ruimtelijke kwaliteit, hoofdstructuur en deelgebieden.

Artikel 4.3.3 Bouwactiviteiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ter plaatse van de functie Woongebied-Dynamisch wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde verleend indien:

  • a. erf- en terreinafscheidingen niet hoger worden gebouwd dan 2 meter;
  • b. kunst-/reclame objecten niet hoger worden gebouwd dan 15 meter;
  • c. palen, masten, kunst-/reclameobjecten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet hoger worden gebouwd dan 12 meter;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger worden gebouwd dan 4 meter.

Artikel 4.3.4 Gebruiksactiviteiten

In de functie Woongebied-Dynamisch:

  • a. zijn maximaal 1.375 woningen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal woningen per maatvoeringsvlak niet meer bedragen dan op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – maximum aantal wooneenheden' binnen de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden 638' maximaal 100 woningen zijn toegestaan, waarbij deze woningen onderdeel uitmaken van het totaal van 638 woningen.
  • b. is maximaal 10.500 m2 aan commerciële dienstverlenende activiteiten toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 6.000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – plint 1' zijn toegestaan op de begane grond;
    • 2. maximaal 3.000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – plint 2' zijn toegestaan op de begane grond;
    • 3. maximaal 1.500 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – plint 3' zijn toegestaan op de begane grond;
    • 4. de bruto-oppervlakte van zelfstandige kantoren in de plinten niet groter is dan 1.000 m2.
  • c. het in gebruik nemen van de nieuw te bouwen woningen is pas mogelijk als is aangetoond dat het verkeersnetwerk in en in de directe omgeving van het Stationskwartier de toename van het aantal verwachte verkeersbewegingen in voldoende mate kan afwikkelen zonder onevenredige stagnatie.

Afdeling 4.4 Openbare ruimte

Artikel 4.4.1 Aanwijzing gebruiksactiviteiten

Ter plaatse van de functie Openbare ruimte zijn uitsluitend de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. verblijven;
  • b. verplaatsen;
  • c. standplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van openbare ruimte - standplaatsen', en

de daarbij behorende voorzieningen: (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, fiets- en wandelpaden, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, kunst- / reclameobjecten, tuinen, erven, verhardingen, bruggen, waterhuishouding.

Artikel 4.4.2 Bouwactiviteiten gebouwen
  • 1. Ter plaatse van de functie Openbare ruimte zijn geen gebouwen toegestaan.
  • 2. In uitzondering op het gestelde in het eerste lid is ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een gebouwde parkeergarage op maaiveld, in één bouwlaag, voorzien van een dakpark toegelaten.
  • 3. In uitzondering op het gestelde in het eerste lid zijn verdiepte en halfverdiepte parkeergarages toegelaten ten behoeve van het station en bijbehorende voorzieningen.

Artikel 4.4.3 Bouwactiviteiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ter plaatse van de functie Openbare ruimte wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde verleend als:

  • a. palen, masten, kunst-/reclameobjecten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet hoger worden gebouwd dan 12 meter;
  • b. speeltoestellen, inclusief bijbehorende hekwerken, niet hoger worden gebouwd dan 5 meter;
  • c. lichtmasten niet hoger worden gebouwd dan 6 meter;
  • d. kunst-/reclame objecten niet hoger worden gebouwd dan 15 meter;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger worden gebouwd dan 4 meter.

Hoofdstuk 5 Bestemmingen consolideren

Afdeling 5.1 Bestemmingen consolideren

Artikel 5.1.1 Bedrijf
5.1.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. een vulpunt voor LPG ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt LPG';
  • b. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • c. een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'; en

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verhardingen en water.

5.1.1.2 Bouwregels
5.1.1.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
5.1.1.2.2 Bouwwerken geen gebouwde zijde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. 6 meter voor lichtmasten;
  • b. 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.1.1.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.

Artikel 5.1.2 Gemengd
5.1.2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met inachtneming van het bepaalde in sub j;
  • c. horeca in categorie A, B1 en B2 van de Lijst van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, met inachtneming van het bepaalde in sub k;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. kantoren;
  • f. dienstverlening;
  • g. (gebouwde) ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een overbrugging tussen gebouwen toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' is een hotel toegestaan
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is detailhandel niet toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is horeca niet toegestaan, en

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, wegen, erven, verhardingen en water.

5.1.2.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.1.2.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de met de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte indien deze op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt minimaal de met de aanduiding 'minimum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte indien deze op de verbeelding is aangegeven;
  • e. het maximum bebouwingspercentage bedraagt maximaal de met de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' aangegeven percentage indien deze op de verbeelding is aangegeven;
  • f. het maximum oppervlakte in m2 bedraagt maximaal de met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' aangegeven maximum oppervlakte indien dit op de verbeelding is aangegeven;
  • g. bovengrondse gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
5.1.2.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 5 m
  • c. de bouwhoogte van een overbrugging ter plaatse van de aanduiding 'brug' bedraagt ten hoogste 7 meter;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen, mag worden vermeerderd met maximaal 5 meter ten behoeve GSM-antennes.

Artikel 5.1.3 Tuin
5.1.3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. paden.
5.1.3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.1.3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.1.3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Uitsluitend aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen zijn toegestaan en voldoen aan de regels:

  • a. de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke voorgevel, niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de breedte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de afstand tot de zijgevel en/of zijdelingse perceelsgrens van het hoofdgebouw minimaal 1 meter bedraagt;
  • c. het gezamenlijke oppervlak aan bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied bedraagt niet meer dan 30% van het voorerfgebied;
  • d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste de hoogte van de begane grond van het hoofgebouw +0,25 meter met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen.
5.1.3.3 Overkappingen

Voor de voorgevellijn zijn overkappingen niet toegestaan.

5.1.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
  • b. erf- en terreinafscheidingen 1 meter;
  • c. erf- en terreinafscheidingen indien gebouwd meer dan 50% van de bouwdiepte van de woning achter (het verlengde van) de voorgevellijn(en) van het hoofdgebouw en gebouwd meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied: 2 meter;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 meter.

 

Artikel 5.1.4 Verkeer
5.1.4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaand verkeer;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen met bijbehorende hekwerken;
  • c. water, voorzieningen voor de waterhuishouding en bergbezinkbassins;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en verhardingen.
5.1.4.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een oppervlakte van maximaal 15 m2;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van speeltoestellen, inclusief bijbehorende hekwerken, bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

 

Artikel 5.1.5 Verkeer - Railverkeer
5.1.5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation': tevens voor een openbaar vervoerstation met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van een stationshal, fiets- en scooterstallingen, horeca in categorie A, B1 en C van de Staat van horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
  • c. detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': tevens een tunnel;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. wegen en straten;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. water;
  • i. bermen en beplanting, en

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, grondwallen, nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

5.1.5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen buiten het bouwvlak uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is een perron met overkapping toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 15 meter, inclusief de daarbij behorende trapopgangen;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer alsmede antennemasten mag, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, ten hoogste 20 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, mag ten hoogste 9 meter bedragen.

Artikel 5.1.6 Verkeer - Rijksweg
5.1.6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Rijksweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een (ondergronds gelegen) rijksweg, met de bijbehorende vluchtstroken, op- en afritten en viaducten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': tevens een tunnel;
  • c. wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het verkeer;
  • d. parkeer-, groenvoorzieningen met bijbehorende hekwerken;
  • e. water, voorzieningen voor de waterhuishouding en bergbezinkbassins; en

bij deze bestemming behorende voorziening en zoals nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en verhardingen.

5.1.6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een oppervlakte van maximaal 15 m2;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen, mag ten hoogste 9 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 20 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 5.1.7 Wonen
5.1.7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels, op de begane grond, en

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, wegen, erven, verhardingen en water.

5.1.7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.1.7.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de met de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan.
5.1.7.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende regels:

  • a. ten hoogste één aangebouwd bijbehorend bouwwerk per gevel is toegestaan;
  • b. de breedte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken of overkappingen aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de afstand van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen aan de zijgevel tot de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 2 meter;
  • d. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de aan openbaar toegankelijk gebied grenzende zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt minimaal 1 meter;
  • f. het gezamenlijke oppervlak, voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan maximaal 50 m² voor woningen met een zij- en achtererf kleiner dan 500 m² en 70 m² voor woningen met een zij- en achtererf gelijk aan of groter dan 500 m², met dien verstande dat het zij- en achtererf niet voor meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • g. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorend bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de begane grond van het hoofgebouw +0,25 meter met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorend bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen.
5.1.7.2.3 Bouwwerken geen gebouwenzijde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter indien gebouwd op meer dan 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel(s) van het hoofdgebouw en gebouwd op meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
5.1.7.3 Gebruiksregels

Onder de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven als bedoeld in artikel 5.1.7.1 onder b wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. het vloeroppervlak dat in gebruik is voor een aan-huis verbonden beroep en bedrijf maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning bedraagt, tot een maximum oppervlak van 50 m²;
  • b. ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep en bedrijf wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het geldende gemeentelijke beleid;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf met dien verstande dat voor een internetwinkel aanvullend de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. op de bij het desbetreffende pand behorende gronden mag geen buitenopslag ten behoeve van de internetwinkel plaatsvinden;
    • 2. er mag geen sprake zijn van detailhandel in volumineuze goederen;
    • 3. verkoop en transactie geschiedt hoofdzakelijk via internet;
  • e. de activiteit uitsluitend mag worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de woning;
  • f. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. er uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten behorende tot milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels, zijn toegestaan;
  • h. er geen bedrijfsmatige activiteiten mogen plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • i. de woning er als woning uit blijft zien, waarbij reclame-uitingen aan onder andere de gevel en dakrand niet zijn toegestaan.
5.1.7.4 Afwijking gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1.7.3 onder g. voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt tot een maximum van 50 m²;
  • b. ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het geldende gemeentelijke beleid;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd internetwinkels van categorie 1 en beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • g. de woning er als woning uit blijft zien, waarbij reclame-uitingen aan onder andere de gevel en dakrand niet zijn toegestaan;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • i. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • j. de activiteit uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de woning.

Artikel 5.1.8 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone – wijzigingsgebied' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigingen in 'Woongebied – Dynamisch', met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer bedraagt dan voor de locatie hieronder is opgenomen:
    • 1. Twister: 60;
    • 2. Brandweer: 75;
    • 3. Trivire: 29;
    • 4. Stationsweg: 130;
    • 5. Koninginneweg: 77;
  • b. de volgende specifieke regels voor de locaties gelden:
    • 1. Twister:
      • maximum aantal bouwlagen 6;
      • specifieke vorm van woongebied – plint 2.
    • 2. Brandweer:
      • specifieke bouwaanduiding – afwijkende hoogte.
    • 3. Trivire:
      • maximum aantal bouwlagen 6;
      • specifieke vorm van woongebied – plint 2.
    • 4. Stationsweg:
      • maximum aantal bouwlagen 6;
      • specifieke bouwaanduiding – afwijkende hoogte voor de hoek Koninginneweg / Stationsplein;
      • specifieke vorm van woongebied – plint 2;
      • alle gevels waar de grenswaarde wordt overschreden dienen te worden gebouwd als dove gevel en als zodanig ook in stand te worden gehouden;
      • in aanvulling op III en in uitzondering op artikel 4.6 onder b is een kantoor ook op de verdiepingen toegestaan tot een totaal maximaal bruto-oppervlak van 2.000m2.
    • 5. Koninginneweg:
      • maximum aantal bouwlagen 6.
  • c. bij wijziging naar 'Woongebied – Dynamisch' zowel hoofdstuk 2 en 3 van dit plan onverkort van toepassing zijn

Hoofdstuk 6 Overgangsrecht

Afdeling 6.1 Overgangsrecht

Artikel 6.1.1 Overgangsrecht bouwen
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 6.1.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Afdeling 7.1 Slotbepalingen

Artikel 7.1.1 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'Verbrede reikwijdte Stationskwartier Zwijndrecht'.