direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Landelijk Gebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP00002-ONH1

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderijbedrijven;
  • b. het behoud en de versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden, waarbij het open veenweidegebied met het karakteristieke slotenpatroon en waardevolle doorzichten behouden dient te worden;

alsmede voor:

  • c. ambachtelijke zuivelverwerking als volwaardig onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': tevens een intensief veehouderijbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': tevens een sierteeltbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': tevens een glastuinbouwbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een paardenhouderij;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens het behoud en de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden, gelet op het herkenbaar houden van de ruimtelijke structuur van kavels, behoud van de bescheiden maat en schaal van de historische bebouwing, behoud van de bestaande breedte en opbouw van het profiel en beplanting van wegen en waterlopen en het behoud van de monumentale bebouwing en elementen als bruggen;
  • i. wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden;
  • j. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
  • k. blauwe diensten;

met daaraan ondergeschikt:

  • l. de volgende agrarische en niet agrarische nevenfuncties:
    • 1. verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt), voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 2. een veearts/hoefsmederij, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 300 m²;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, voor zover het bebouwingsoppervlak te behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 300 m²;
    • 4. kleinschalige horecagelegenheid (aanstaande theetuin), voor zover het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 5. bed & breakfast, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 6. beroep-aan-huis, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 7. natuur- en milieueducatie rondleidingen, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 150 m²;
    • 8. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het gebruik niet meer bedraagt dan 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van het hoofdgebouw tot ten hoogste 60 m²;

met dien verstande dat wanneer er tegelijkertijd meerdere nevenfuncties ter plaatse van het agrarisch bouwvlak plaatsvinden, geldt een maximaal van 500 m² bebouwing dat ten behoeve van deze nevenfuncties in gebruik mag zijn.

  • m. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in sub a is niet van toepassing voor terreinafscheidingen en windmolens voor de waterbeheersing;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is op de plankaart het maximum oppervlakte aan bebouwing opgenomen;
  • d. op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-zonder woning' mogen geen (bedrijfs)woningen worden gebouwd;
  • e. op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-zonder gebouwen' mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd;
  • f. uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'glastuinbouw' mogen kassen, inclusief boog- of gaaskassen, worden gebouwd;
  • g. paardenbakken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    • 1. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak toegestaan;
    • 2. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 20x40 m bedragen;
    • 3. de hoogte van bijbehorende lichtmasten mag maximaal 3 m bedragen;
    • 4. de paardenbak dient achter de voorgevel van de bijbehorende woning te worden gesitueerd;
  • h. overigens geldt het volgende:
  max. aantal   max. inhoud   max. oppervlak   max. bouwhoogte   max. goothoogte  
bedrijfswoning   één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven   700 m³     10 m   4 m  
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen       50 m²   4,5 m   3 m  
bedrijfsgebouwen       binnen bouwvlak zonder beperking   10 m   zie plankaart  
veldschuren en melkstallen         10 m    
windmolens voor waterbeheersing         6 m    
hooibergen         15 m    
erf- of terreinafscheidingen
- voor de voorgevel
- rondom paardenweides
- overige plaatsen
 
     

1 m
1,5 m

2 m
 
 
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen en windmolens)         6 m    

4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van de op de plankaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken;
  • b. de grenzen van een bouwvlak mogen ten hoogste met 25% worden overschreden, tot een maximum van 1,5 ha;
  • c. overschrijding van bouwvlakken is slechts toelaatbaar voor zover de aanwezige landschappelijke en/of natuurlijke waarden daarbij niet onevenredig worden aangetast;
  • d. overschrijding van bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is slechts toelaatbaar voor zover de aanwezige cultuurhistorische, waaronder de waardevolle doorzichten in de bebouwingslinten, daarbij niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de bebouwing waarvoor ontheffing zal worden verleend, mag op geen grotere afstand van de overige bedrijfsbebouwing worden gebouwd dan voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • f. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • g. ter toetsing van de noodzaak van de overschrijding van het agrarisch bouwvlak wordt het plan voorgelegd aan een agrarisch deskundige;
  • h. ter toetsing van hetgeen gesteld onder c en/of d wordt het plan voorgelegd aan een adviseur inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.

4.3.2 Uitbreiding intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen ontheffing verlenen van het maximale bebouwingsoppervlak voor intensieve veehouderijbedrijven zoals aangegeven op de plankaart, met inachtneming van het volgende:

  • a. uitbreiding is alleen toegestaan indien dit noodzakelijk is in het kader van dierwelzijn;
  • b. de bestaande bedrijfsbebouwing mag ten hoogste met 25% worden uitgebreid;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. uitbreiding is slechts toelaatbaar voor zover de aanwezige landschappelijke en/of natuurlijke waarden daarbij niet onevenredig worden aangetast;
  • e. uitbreiding ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is slechts toelaatbaar voor zover de aanwezige cultuurhistorische waarden, waaronder de waardevolle doorzichten in de bebouwingslinten, daarbij niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter toetsing van de noodzaak van de uitbreiding wordt het plan voorgelegd aan een agrarisch deskundige;
  • g. ter toetsing van hetgeen gesteld onder d en/of e wordt het plan voorgelegd aan een adviseur inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.

4.3.3 Bouw van mestsilo's of (ruw)voeder- c.q. torensilo's

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bouw van mestsilo's of (ruw)voeder- c.q. torensilo's ontheffing verlenen van de in artikel 4.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van silo's bedraagt ten hoogste 15 m;
  • b. silo's dienen binnen een afstand van 100 m van het bijbehorende agrarisch bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de inhoud van de silo bedraagt ten hoogste 3.000 m³, tenzij de bedrijfsvoering een grotere inhoud noodzaakt;
  • d. de bouw van silo's is slechts toelaatbaar voor zover de aanwezige landschappelijke en/of natuurlijke waarden, daarbij niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de bouw van silo's ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is slechts toelaatbaar voor zover de aanwezige cultuurhistorische waarden, waaronder de waardevolle doorzichten in de bebouwingslinten, daarbij niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter toetsing van de milieuhygiënische aanvaardbaarheid van het verzoek wordt het plan voorgelegd aan een adviseur inzake milieuhygiëne;
  • g. ter toetsing van hetgeen gesteld onder d en/of e wordt het plan voorgelegd aan een adviseur inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.

4.3.4 Realisatie vergistingsinstallatie

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de realisatie van een vergistingsinstallatie ontheffing verlenen van de in artikel 4.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende:

  • a. aan het verzoek om ontheffing wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. realisatie van de vergistingsinstallatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. de inhoud van de vergistingsilo's bedraagt ten hoogste 3.000 m3;
  • d. realisatie is slechts toelaatbaar voor zover de aanwezige landschappelijke en/of natuurlijke waarden, daarbij niet onevenredig worden aangetast;
  • e. realisatie ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is slechts toelaatbaar voor zover de aanwezige cultuurhistorische waarden, waaronder de waardevolle doorzichten in de bebouwingslinten, daarbij niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter toetsing van de milieuhygiënische aanvaardbaarheid van het verzoek wordt het plan voorgelegd aan een adviseur inzake milieuhygiëne;
  • g. ter toetsing van hetgeen gesteld onder d en/of e wordt het plan voorgelegd aan een adviseur inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat:

  • a. de teelt van ruwvoedergewassen anders dan gras op de gronden bestemd als Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden voor ten hoogste 20% van de bedrijfsoppervlakte is toegestaan.

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenfuncties

Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties, zoals bedoeld in artikel 1.55, welke in tabel 4.1 zijn aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient binnen het bouwvlak plaats te vinden, met uitzondering van boerengolf;
  • b. voor de nevenfunctie dienen de volgende voorwaarden in acht genomen te worden:
    • 1. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
    • 2. de nevenfunctie mag de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig aantasten;
    • 3. de nevenfunctie mag geen onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking teweeg brengen;
    • 4. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, waarbij gebruik dient te worden gemaakt van gebiedseigen beplantingsvormen;
    • 5. parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient te allen tijde op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
    • 6. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • c. verzoeken om ontheffing worden ter toetsing voorgelegd aan de agrarische deskundige en de adviseur inzake natuur en landschap;
  • d. ten behoeve van nevenfuncties gelden de volgende bouwregels:
    • 1. ten behoeve van de nevenfuncties mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd;
    • 2. ten behoeve van de nevenfunctie 'opslag en stalling van niet-agrarische producten in bestaande bebouwing' mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
    • 3. wanneer er tegelijkertijd meerdere nevenfuncties ter plaatse van het agrarisch bouwvlak plaatsvinden, geldt een maximaal van 500 m² bebouwing dat ten behoeve van deze nevenfuncties in gebruik mag zijn.

Tabel 4.1 Nevenfuncties ter plaatse van agrarische bouwvlakken

nevenfunctie   passend/toelaatbaar   maximaal aantal m² gronden exclusief bebouwing in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten        
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   O   -   400 m²  
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel, paardenhandel   O   -   300 m²  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten        
opslag en stalling van niet-agrarische producten in bestaande gebouwen   O     400 m²  
windenergie   Ø      
recreatieve functies/agrotoerisme        
kinderboerderij   O   -   300 m²  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)   O   800 m²   300 m²  
manege   Ø      
kano-, (roei- of elektrische) bootverhuur tot max. 30 stuks   O   -   200 m²  
fietsen- of huifkarrenverhuur   O   -   200 m²  
kampeerboerderij   O   -   300 m²  
kleinschalig kamperen   O   3.000 m²   150 m²  
excursiebedrijf   O   -   150 m²  
boerengolf   O   gehele boerenland   150 m²  
poldersport/survivalactiviteiten   Ø      
overige dienstverlening        
sociale functie (zoals resocialisatie, therapie)   O   -   300 m²  
kinderopvang   O   -   300 m2  
zorgboerderij   O     300m²  
museum/tentoonstellingsruimte   O   -   200 m²  
dierenpension, hondenfokkerij   Ø      

O = Via ontheffing onder voorwaarden toegestaan.
Ø = Niet toegestaan.

4.5.2 Algemene ontheffing nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 4.1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 4.1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4.5.1.

4.6 Aanlegvergunning
4.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm en ontginnen (onder andere egaliseren, ophogen, afgraven, diep ploegen);
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, tenzij de werkzaamheden betrekking hebben op de aanleg van duurzame kavelscheiding bij paardenweides;
  • c. aanleggen van drainage (geldt niet voor het vervangen van bestaande drainage);
  • d. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het beplanten van gronden van houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het ophogen of verbreden van een dijk.

4.6.2 Ontheffing op aanlegverbod

Het verbod zoals genoemd in artikel 4.6.1 is niet van toepassing:

  • a. op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, het vellen of rooien van geriefbosjes daaronder niet begrepen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
  • b. alsmede op:
    • 1. het aanleggen van paden binnen het bouwvlak voor zover dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    • 2. het aanbrengen van leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dit - gelet op de waarden van het agrarische gebied - van geringe betekenis moet worden geacht.

4.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.6.1zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarde niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

4.6.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4.6.3.

4.6.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 4.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

4.7 Sloopvergunning
4.7.1 Sloopverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' te slopen.

4.7.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in artikel 4.7.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • 1. zoals bedoeld in artikel 3.20 lid 1 Wro;
  • 2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

4.7.3 Voorwaarde voor de sloopvergunning

De sloopwerkzaamheden als bedoeld in artikel 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de adviseur inzake cultuurhistorie.

4.7.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 4.7.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd tot het wijzigen van de grootte van het agrarisch bouwvlak tot maximaal 1,5 ha, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig, duurzaam agrarisch bedrijf;
  • b. verlies van aanwezige landschapselementen dient gecompenseerd te worden op de gronden behorende bij het agrarische bedrijf;
  • c. er dient rekening te worden gehouden met:
    • 1. de noodzaak voor voldoende waterberging;
    • 2. in de omgeving aanwezige gevoelige functies.
  • d. bij vergroten van het bouwvlak dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, waarbij in ieder geval gebruik dient te worden gemaakt van gebiedseigen beplantingsvormen;
  • e. bij vergroten van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarbij in ieder geval waardevolle doorzichten in de bebouwingslinten niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter toetsing van hetgeen gesteld onder d en/of wordt het plan voorgelegd aan een adviseur inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.
4.8.2 Vergroten bouwvlak ten dienste van nevenfunctie

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd tot het wijzigen van de grootte van het agrarische bouwvlak ten behoeve van het uitoefenen van een of meerdere nevenfuncties, zoals bedoeld in artikel 1.55, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien op het bestaande bouwvlak geen ruimte kan worden gevonden voor het uitoefenen van de nevenfunctie;
  • b. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. de vergroting van het bouwvlak is slechts toelaatbaar indien de bestaande landschappelijke en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de vergroting van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is slechts toelaatbaar voor zover de aanwezige cultuurhistorische waarden, waaronder de waardevolle doorzichten in de bebouwingslinten, daarbij niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de grenzen van een bouwvlak mogen ten hoogste met 25% worden overschreden, tot een maximum van 1,5 ha;
  • f. de uitbreiding van het bouwvlak krijgt een specifieke aanduiding op de plankaart;
  • g. ter toetsing van hetgeen gesteld onder c en/of d wordt het plan voorgelegd aan een adviseur inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie.

4.8.3 Ten behoeve van ecologische verbindingszones

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones aan de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden de bestemming Natuur te geven, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden op vrijwillige basis als ecologische verbindingszone aan een terreinbeherende instantie in eigendom zijn overgedragen, dan wel, indien verwerving door een terreinbeherende instantie niet aan de orde is, de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, in een conceptnotariële akte zijn vastgelegd;
  • b. voor het overige zijn de bepalingen van artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

4.8.4 Ten behoeve van recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd ten behoeve van de realisatie van nieuwe recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Verkeer, met inachtneming van het volgende:

  • a. nieuwe recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden dienen aan te sluiten op (bestaande) recreatieve routestructuren;
  • b. nieuwe recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden mogen de bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig aantasten;
  • c. nieuwe recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden mogen geen onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking teweegbrengen.

4.8.5 Ten behoeve van een recreatief transferium

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden de bestemming Recreatie-Dagrecreatie te geven ten behoeve van de realisatie van een recreatief transferium, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse van het recreatief transferium dient sprake te zijn van een goede verkeersontsluitende situatie;
  • b. het recreatief transferium dient aan te sluiten op (bestaande) recreatieve routestructuren;
  • c. het recreatief transferium mag de bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig aantasten.

4.8.6 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf, bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie, zoals bedoeld in artikel 1.68, welke in tabel 4.2 zijn aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige bebouwing mag niet worden vergroot en de op de kaart ingeschreven hoogtematen mogen niet worden gewijzigd;
  • b. vervolgfuncties worden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-voormalig agrarisch bedrijfscomplex' aangegeven op de plankaart;
  • c. indien het een bestaande nevenfunctie betreft, mag deze als vervolgfunctie in gelijke omvang blijven bestaan, hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • d. voor de (bedrijfs)woning geldt het volgende:
    • 1. verplaatsing van de (bedrijfs)woning is niet toegestaan;
    • 2. het ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige aantal woningen mag niet worden vergroot;
    • 3. indien op de kaart de aanduiding 'karakteristiek' is ingetekend, is ter bescherming en/of behoud van de toegekende cultuurhistorische waarden - de gemeentelijke monumentencommissie gehoord - woningsplitsing van de oorspronkelijke c.q. eerste voormalige bedrijfswoning inclusief daarbij behorende en direct daaraan gekoppelde agrarische bedrijfsgebouwen in ten hoogste twee wooneenheden toegestaan;
    • 4. indien de (voormalige) bedrijfswoning aaneen is gebouwd met een (voormalig) bedrijfsgebouw mag de oppervlakte van een nieuw te projecteren bestemmingsvlak Wonen ten hoogste gelijk zijn aan de oppervlakte van de voormalige agrarische bedrijfswoning vermeerderd met de oppervlakte van het aangebouwde bedrijfsgebouw, zoals ter plaatse aanwezig was op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, een en ander met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² mag bedragen, de resterende percelen blijven overeenkomstig de onderkende waarden bestemd voor Agrarisch;
  • e. voor de vervolgfunctie dienen de volgende voorwaarden in acht genomen te worden:
    • 1. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
    • 2. de vervolgfunctie mag de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig aantasten;
    • 3. de vervolgfunctie mag geen onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking teweeg brengen;
  • f. ten behoeve van vervolgfunctie gelden de volgende bouwregels:
    • 1. vervolgfuncties maken gebruik van de bestaande agrarische bebouwing;
    • 2. overige bebouwing (met uitzondering van monumenten en cultuurhistorisch waardevolle of beeldbepalende gebouwen) wordt gesaneerd;
    • 3. indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, kan aanspraak gemaakt worden op de saneringsregeling waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 500 m² terug gebouwd mag worden;
    • 4. met toepassing van de Ruimte-voor-Ruimteregeling kan vrijgekomen bedrijfsbebouwing gesloopt worden in ruil voor de bouw van een extra woning, waarbij als ondergrens geldt dat voor de sloop van 1.000 m² (cultuurhistorisch niet waardevolle) bedrijfsgebouwen of 5.000 m² glas één extra woning gerealiseerd kan worden, met een maximum van drie woningen.

Tabel 4.2 Vervolgfuncties ter plaatse van vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen

vervolgfuncties   passend/toelaatbaar in zone  
woonfuncties    
wonen/hobbyboer   W  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten    
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   W  
veearts/hoefsmederij   W  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   W  
agrarisch loonbedrijf   Ø  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten    
opslag en stalling van niet-agrarische producten (bijvoorbeeld boten, caravans) in categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing   W  
kleinschalige en ambachtelijke bedrijven in de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   W  
vervolgfuncties   passend/toelaatbaar in zone  
recreatieve functies    
paardenstalling   W  
manege   W  
dagrecreatie incl. kleinschalige horecagelegenheid zonder verblijf   W  
horecagelegenheid   W  
bed & breakfast   W  
kampeerboerderij   Ø  
kleinschalig kamperen   W  
overige dienstverlening    
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   W  
zorgboerderij   W  
museum/tentoonstellingsruimte   W  
dierenpension/hondenfokkerij   Ø  

W= Na planwijziging toegestaan.
Ø = Niet toegestaan.

4.8.7 Algemene wijzigingsbevoegdheid vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd planwijziging toe te passen van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 4.2, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 4.2 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4.8.6.

4.8.8 Adviesprocedure voor vervolgfuncties

Alvorens omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.8.6van dit artikel te beslissen, kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de agrarische deskundige met betrekking tot de vraag of sprake is van een opgeheven agrarisch bedrijf en – ingeval van vestiging van een agrarisch hulp- en nevenbedrijf – bij de:

  • a. adviseur inzake natuur en landschap en/of cultuurhistorie met betrekking tot de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aan het omliggende gebied toegekende waarden;
  • b. adviseur inzake milieuhygiëne met betrekking op de vraag of het bedrijf gelet op de specifieke werkwijze en getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten (waaronder de verkeersaantrekkende werking) ter plaatse aanvaardbaar is.