direct naar inhoud van Regels
Plan: Seghwaert 2006 - Vaartdreef
Status: onherroepelijk
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00115-0031

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan 'Seghwaert 2006 - Vaartdreef', bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00115-0003 met de bijbehorende regels.

1.2 Moederplan

Het bestemmingsplan Seghwaert 2006 zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer op 1 juni 2009.

1.3 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

  • 1. de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • 2. de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • 3. de (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde; voor wat betreft een gebouw worden antennes, schoorstenen, lichtkoepels en dakopbouwen, ten behoeve van technische ruimtes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen niet meegerekend;

  • 4. de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • 5. de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • 6. bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

  • 7. peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse, tenzij in de voorschriften anders is bepaald.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

  • 8. Bruto vloeroppervlakte (=BVO)

De bruto vloeroppervlakte wordt bij toepassing van de regels op de volgende wijze gemeten:

  • 1. de BVO van een ruimte of groep van ruimten die wordt gebruikt voor de uitoefening van de functie, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen:
    • a. indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie;
    • b. indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de BVO van de binnenruimte.
  • 2. de BVO van een overdekte gebouwgebonden buitenruimte, die niet of slechts gedeeltelijk omsloten is en daardoor geen vaste buitenbegrenzing heeft, is gelijk aan de verticale projectie van het overdekkende bouwdeel, ongeacht de vloerconstructie of de wijze van verharding;
  • 3. Bij de bepaling van de BVO wordt ook meegerekend een opslagruimte, administratieruimte en dergelijke die wordt gebruikt ten behoeve van de functie;
  • 4. bij de bepaling van de BVO wordt niet meegerekend een schalmgat of een vide, indien de oppervlakte daarvan groter is dan of gelijks is aan 4 m2;
  • 5. bij de bepaling van de grenslijn van de BVO blijven een nis, een uitsparing en een uitspringend bouwdeel, indien het grondvlak daarvan kleiner is dan 0,5 m2, buiten beschouwing;
  • 6. het aantal cijfers achter de komma is afhankelijk van de grootte van de BVO, volgens deze tabel:

Af te ronden BVO, m2   Minimaal aantal cijfers achter de komma  
< 10   2  
10 < 100   1  
100 of meer   0  

Artikel 3 Van toepassing verklaring

Op het onderhavige wijzigingsplan 'Seghwaert 2006 – Vaartdreef', is het juridisch-planologisch regime van:

  • a. het moederplan van toepassing, waarvan de regels van de bestemmingen die voorkomen op de verbeelding in dit wijzigingsplan zijn opgenomen (in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
  • b. de verbeelding zoals opgenomen bij het onderhavige wijzigingsplan met kenmerk NL.IMRO.0637.BP00115-0003 van toepassing, deze vervangt de verbeelding behorende bij het onder a genoemde bestemmingsplan integraal.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Doeleinden

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening tot en met categorie B als bedoeld in 'Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten' behorende bij deze regels;
  • b. maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie B als bedoeld in 'Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten' behorende bij deze regels;
  • c. woningen;
  • d. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • e. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. verblijfsgebied;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. fietsenstallingen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • m. erven en terreinen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.1.2 Functietoedeling

Voor de in lid 4.1.1 genoemde functies geldt de onderstaande functietoedeling:

  • a. maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening zijn behalve op de begane grond ook op de verdiepingen toegestaan, mits er op tenminste één van de verdiepingen wordt gewoond;
  • b. woningen zijn zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag, behoudens het bepaalde onder c, uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven, tenzij het bepaalde onder d tot een geringere hoogte leidt;
  • c. buiten een bouwvlak mogen aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, overeenkomstig de bepalingen in artikel 16 de leden 3.2 tot en met 3.4 (Wonen - 1) van het Moederplan;
  • d. de hoogte van een gebouw(deel) mag niet hoger zijn dan de afstand tot de voorgevel respectievelijk achtergevel van een bestaande tegenoverliggende woning, gedeeld door de factor 1,7 en vermeerderd met 1 (meter), gemeten vanaf de vloer van de eerste woonlaag van de tegenoverliggende woning.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen, speelvoorzieningen en vlaggenmasten;
  • b. de hoogte van een terreinafscheiding mag, voor zover geplaatst achter de voorgevelrooilijn, niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. de hoogte van een terreinafscheiding mag, voor zover geplaatst vóór of in de voorgevelrooilijn, niet meer bedragen dan 1 meter;
  • d. de hoogte van vlaggenmasten, speelvoorzieningen en lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. het behoud van parkeervoorzieningen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de verdiepingen van een gebouw voor een bedrijfsfunctie anders dan een dienstverlening of een maatschappelijke voorziening;
  • b. het gebruik van de verdiepingen voor maatschappelijke voorzieningen en/of dienstverlening wanneer niet op tenminste één van de verdiepingen wordt gewoond;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • d. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als storten/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca, met uitzondering van vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca als onderdeel van een in lid 4.1.1 genoemde functie;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk.
4.4.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in een woning;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan de helft van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 60 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • d. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.
4.4.3 Programma
  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 234;
  • b. de oppervlakte aan dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen bedraagt samen ten hoogste 541 m2 bruto vloeroppervlakte.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 onder a en b voor het gebruik ten behoeve van activiteiten die niet zijn genoemd in de bij deze regels opgenomen 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

4.5.2 Voorwaarden afwijken van de milieucategorie

Het bevoegd gezag verleent de onder 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning, indien de activiteiten die mogelijk worden gemaakt met de afwijking naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot de op grond van 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten' toegestane milieucategorieën.

Artikel 5 Groen - Stadsniveau

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Doeleinden

De voor Groen - Stadsniveau aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterpartijen en waterlopen;
  • c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur-, ecologische en landschappelijke waarden;
  • d. extensieve recreatie;
  • e. parkeerplaatsen;
  • f. tuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. sport- en speelvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 5.1.1 genoemde gronden op de verbeelding tevens zijn aangewezen voor Leiding - Water, is het bepaalde in Artikel 7 Leiding - Water primair van toepassing;

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van speel- en nutsvoorzieningen. De hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 meter. De hoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter en de oppervlakte niet meer dan 55 m2.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen, lichtmasten en nutsvoorzieningen;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • d. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de toe te voegen oppervlaktewaterberging.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie en/of seksinrichting.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Doeleinden

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. water- en oeverrecreatie

met daaraan ondergeschikt:

  • d. oeververbindingen ten behoeve van het langzaam verkeer;
  • e. aanlegplaatsen;
  • f. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter ten opzichte van het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
  • b. voor oeververbindingen geldt een minimale doorvaarhoogte van 1,25 meter, gemeten ten opzichte van het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie en/of seksinrichting.

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Doeleinden

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse transportwaterleiding, met een diameter van ten hoogste 80 centimeter.

7.1.2 Dubbelbestemmingen

Secundair zijn de in lid 7.1.1 genoemde gronden, bestemd voor de doeleinden zoals omschreven in het eerste lid van Artikel 5 Groen - Stadsniveau.

7.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 7.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 7.1.2 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
7.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in lid 7.1.1 is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het opslaan van goederen.
7.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor kan worden afgeweken, zoals in lid 7.3 bedoeld;
  • b. behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
7.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, waabij het realiseren van extra bouwlagen niet is toegestaan;
  • b. het bouwen van luifels, erkers, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  • c. het bouwen van balkons, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2,5 m overschrijden;
  • d. het bouwen van liftinstallaties, trappenhuizen, zonnepanelen en technische installaties mits:
    • 1. de oppervlakte van de overschrijding, per liftinstallatie, trappenhuis en technische installatie, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de bouwhoogte van een liftinstallatie, trappenhuis, zonnepaneel of andere duurzaamheidsmaatregel en technische installatie niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  • e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
  • f. isolerende voorzieningen met een maximale diepte, gemeten loodrecht op de gevel, van 20 cm.
9.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.1 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene bouw- en gebruiksregels

10.1 Parkeren
10.1.1 Parkeren

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:

  • a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de normen en eisen die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
10.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1, indien wordt voldaan aan de regels en voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning.

10.1.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in lid 10.1.1, indien dit noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid en/of om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

10.1.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij in afwijking van een verleende omgevingsvergunning niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein conform het geldende gemeentelijke beleid.

10.2 Nieuwe geluidsgevoelige objecten

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige objecten voor zover gelegen binnen een geluidszone, alleen mogelijk indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder dan wel aan het besluit hogere waarden geluid dat bij dit ruimtelijke plan is gevoegd, met inbegrip van de in dat besluit opgenomen voorwaarden en maatregelen.

10.3 Voorwaardelijke bepaling watercompensatie

Onder strijdig gebruik met dit wijzigingsplan wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in de bestemmingen opgenomen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zonder dat is voorzien in de op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap vereiste watercompensatie, met dien verstande dat de gehele watercompensatie binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan is gerealiseerd binnen het plangebied en vervolgens in stand wordt gehouden.

10.4 Verkeer

Onder strijdig gebruik met dit wijzigingsplan wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in de bestemmingen opgenomen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zonder dat, naar het oordeel van het college, sprake is van een veilige verkeerssituatie binnen het plangebied en een veilige ontsluiting voor auto- en fietsverkeer op de Vaartdreef.

10.5 Fietsroute

Onder strijdig gebruik met dit wijzigingsplan wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in de bestemmingen opgenomen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zonder dat sprake is van een directe en sociaal veilige fietsroute vanaf het Kangoeroepad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het wijzigingsplan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat wijzigingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Seghwaert 2006 - Vaartdreef.