direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiele herziening Stadscentrum Dorpsstraat locatie Monteverdi
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00068-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

De locatie van Monteverdi, Ordineschouw 15, is gelegen in het vastgestelde bestemmingsplan Stadscentrum/Dorpsstraat. In dit bestemmingsplan is de planregel opgenomen dat Monteverdi de tijdelijke bestemming Maatschappelijk - Voorlopig heeft tot 1 januari 2018.  Deze termijn wordt verlengd tot 1 januari 2021.

In de afgelopen jaren is gewerkt aan het realiseren van twee nieuwbouwlocaties ter vervanging van het tijdelijke verpleeghuis Monteverdi. Het betreft de locatie Zalkerbos in Meerzicht waarvan de bouw reeds in mei 2017 is gestart. Daarnaast gaat het om de locatie Milenagang aan het Katwijkerlaantracé in Rokkeveen. De bouw van deze zorgwoningen start naar verwachting in het eerste kwartaal van 2018. 

Op 13 september 2016 heeft het college ingestemd met de adviesaanvraag verlenging van het geëxploiteerde tijdelijke verpleeghuis Monteverdi. De benodigde ruimtelijke procedure voor het verlengen van de tijdelijke bestemming van het verpleeghuis Monteverdi is nodig omdat de geplande nieuwbouwprojecten vertraagd zijn. In september 2017 hebben de gemeente en Fundis de huurovereenkomst Monteverdi en het huurafhankelijk recht van opstal voor deze locatie met 3 jaar verlengd.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De locatie van het plangebied ligt ten noorden van de Europaweg.


De locatie wordt globaal begrensd door:

a. aan de noordzijde de Aidaschouw; b. aan de oostzijde de Lissenvaart; c. aan de zuidzijde de Europaweg; d. en aan de westzijde de Zwaardslootseweg.

Zie onderstaande figuren voor de ligging in Zoetermeer en directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00068-0003_0001.jpg"

figuur 1 ligging in de omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00068-0003_0002.jpg"

figuur 2 ligging in Zoetermeer

1.3 Huidige juridische planregelingen

Voor het plangebied zijn op dit moment de volgende juridische plannen van kracht:

Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen

Nr.   bestemmingsplan   vaststelling Raad  
BP00017   Stadscentrum/Dorpsstraat   3 oktober 2016  

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00068-0003_0003.jpg"

figuur 1 Geldende bestemmingsplan

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

Gezien het ondergeschikte karakter van de wijziging is het Europees, Rijks- en Provinciaal beleid en gemeentelijk beleid hier niet verder uitgeschreven. Deze wijziging is niet in strijd met hogere regelgeving.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

In het geldende bestemmingsplan Stadscentrum Dorpsstraat is een termijn in artikel 4.4. opgenomen waarop de activiteiten zoals genoemd in het bestemmingsplan dienen te zijn beeindigd.

Hoofdstuk 4 Beschrijving plan

Deze herziening bestaat uit één planregel, een toelichting en een plankaart. Met deze herziening wordt van een bestemmingsplan een planregel gedeeltelijk aangepast. De bestemming zoals aangeduid op de plankaart verandert niet. Het betreft alleen een aanpassing van de datum in de planregel die geldt voor de bestemming Maatschappelijk - Voorlopig en de toevoeging van de aanvullende voorwaarde voor behandelkamer 0151. Voor behandelkamer 0151, genoemd in het Akoestisch onderzoek, Bijlage 1 van de Toelichting dienen maatregelen (welke maatregelen het betreft moet blijken uit een aanvullend akoestisch onderzoek) te worden getroffen zodat met geopende roosters (of een fictieve opening) wordt voldaan aan een binnenniveau van 33 dB. Indien de behandelkamer wordt verplaatst naar de noord- of oostgevel behoeven geen maatregelen te worden getroffen. Deze behandelkamer kan ook buiten gebruik gesteld worden.

Hoofdstuk 5 Milieu en leefkwaliteit

5.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder ten gevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten bescherming genieten tegen geluid. Naast woningen gaat het onder meer om onderwijsgebouwen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen. Woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen worden aangemerkt als geluidsgevoelig terrein.

Verplichting tot akoestisch onderzoek Bij het opstellen van een bestemmingsplan waarin geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt dient een akoestisch onderzoek te worden verricht, waarin wordt aangetoond dat aan de geluidnormen krachtens de Wet geluidhinder wordt voldaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties gelden er strengere normen dan voor bestaande situaties.
Omdat de geluidbelasting afneemt bij een toenemende afstand en uiteindelijk niet meer relevant is, zijn er bij wet geluidzones gedefinieerd. Deze zones zijn te beschouwen als aandachts- of onderzoeksgebieden, waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht.

Geluidzones
Wegen, spoorwegen en zoneringsplichtige industrieterreinen kennen geluidzones. Dit zijn afgebakende gebieden waarbinnen de normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn. De omvang van de geluidzones is vastgelegd in de wet. Voor wegverkeer is de zonebreedte afhankelijk van de ligging van de weg (in stedelijk – of buitenstedelijk gebied) en van het aantal rijstroken. Bij railverkeer wordt de zonebreedte bepaald door het type spoor, het aantal

sporen en de intensiteit.
De planlocatie ligt binnen de zones van de volgende binnenstedelijke wegen:

  • Aïdaschouw
  • Aziëweg
  • Denemarkenlaan
  • Europaweg / Europatunnel

Het gebied ligt niet binnen de zone van rijkswegen of spoorlijnen, omvat geen zoneringsplichtige industrieterreinen en ligt ook niet binnen de geluidzone van een vliegveld.

Normstelling
De Wet geluidhinder bevat normen ten aanzien van de maximaal toegestane geluidbelasting. Deze normen zijn alleen van toepassing op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen of op de grens van geluidgevoelige terreinen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Voor alle (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen wordt de voorkeursgrenswaarde nagestreefd. Realisatie hiervan is echter niet altijd mogelijk. De wet biedt de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen van de voorkeursgrenswaarde tot de maximale ontheffingswaarde. Boven de maximale ontheffingswaarde is het ontwikkelen van geluidgevoelige bestemmingen niet mogelijk.

Hogere waarde procedure Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, moet worden onderzocht of er maatregelen mogelijk zijn om het geluidniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Hierbij moet eerst worden gekeken naar mogelijke maatregelen bij de bron (bijv. geluidsreducerend wegdek, aangepaste verkeerscirculatie of het verlagen van de rijsnelheid), dan in de overdracht (bijvoorbeeld geluidschermen of een aangepaste verkaveling) en dan pas bij het 'ontvangend' object (bijvoorbeeld een vliesgevel). Voor het verkrijgen van een ontheffing voor een hogere grenswaarde dient een hogere waarde procedure te worden gevoerd.

5.1.1 Planontwikkeling en uitgevoerd akoestisch onderzoek

Het bestemmingsplan Stadscentrum / Dorpsstraat is in juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. In dit bestemmingsplan is voor de locatie Ondineschouw 15 –verpleeghuis Monteverdi de bestemming Maatschappelijk-Voorlopig opgenomen. Op 1 januari 2018 verloopt deze voorlopige bestemming. Deze partiële herziening van het bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de locatie verpleeghuis Monteverdi. Hiervoor isopnieuw een voorlopige bestemming Maatschappelijk-Voorlopig opgenomen. De termijn waarvoor deze bestemming geldt wordt verschoven naar 1 januari 2021.

Om een verlenging van de voorlopige bestemming mogelijk te maken is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een onderzoek uitgevoerd naar het akoestisch leefklimaat op deze locatie. Omdat voor een tijdelijke bestemming geen eisen gelden vanuit de Wet geluidhinder, worden de grenswaarden uit de Wet geluidhinder alleen gebruikt als leidraad om een beoordeling te kunnen geven over het akoestisch woon- en leefklimaat.

In opdracht van de gemeente Zoetermeer is door Peutz b.v. een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij is onderzoek gedaan naar de toekomstige geluidbelasting op de gevels van de het verpleeghuis Monteverdi op de locatieOdineschouw 15 te Zoetermeer. Dit heeft geresulteerd in een onderzoeksrapport voor het plangebied, Partiële herziening bestemmingsplan Stadscentrum/Dorpsstraat locatie Ondineschouw, Beoordeling van het akoestisch woon- en leefklimaat en luchtkwaliteit d.d. 27-06-2017, rapportnummer FZ 15508-1-RA-001. Het bovengenoemde rapport is opgenomen in Bijlage 1 van de Toelichting.

De belangrijkste resultaten en conclusies uit het onderzoek zijn hieronder beschreven.

Wegverkeer Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat alleen ten gevolge van de Europaweg en de Europatunnel de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met resp. 10 en 6 dB wordt overschreden. Aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt wel voldaan. Omdat de tijdelijke bouw voor een periode van maximaal 10 jaar niet behoeft te worden getoetst aan de Wet geluidhinder kunnen geen hogere waarden te worden verleend.

Railverkeer Het plangebied ligt niet binnen zones van spoorwegen.

Industrielawaai Het plangebied ligt niet binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein volgens de Wet geluidhinder. In de nabijheid van het plangebied zijn geen akoestisch relevante bedrijven aanwezig. In het kader van de Wet milieubeheer behoeft de tijdelijke bouw tot maximaal 10 jaar niet bij de beoordeling te worden betrokken.

Cumulatie Bij de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening / goed woon- / leefklimaat moet rekening worden gehouden met het eventueel optreden van cumulatie van geluid. Ter bescherming van (toekomstige) bewoners mag de gecumuleerde geluidbelasting niet onaanvaardbaar hoog worden.

In die gevallen waarbij sprake is van cumulatie van geluid moet worden beoordeeld of de toekomstige gecumuleerde geluidbelasting aanvaardbaar is, door de gecumuleerde geluidbelasting te vergelijken met de niet-gecumuleerde geluidbelasting. Daarbij moet echter worden bedacht dat de normen zijn gesteld voor toetsing van een bron afzonderlijk, zodat letterlijke toepassing van de normen bij de beoordeling van cumulatie niet aan de orde is.

De gecumuleerde geluidbelasting (Lden) ten gevolge van al het omliggende wegverkeer op de relevante gevels bedraagt ten hoogste 60 dB exclusief aftrek conform artikel 110g Wgh. De gecumuleerde geluidbelasting wordt voor binnenstedelijke situaties als aanvaardbaar beschouwd.

Bij het dimensioneren van de gevelisolatie moet rekening worden gehouden met de gecumuleerde geluidbelasting. Het betreft (reeds gerealiseerde) tijdelijke bouw. De termijn waarvoor de bestemming maatschappelijk geldt is 5-6 jaar (2021). Gezien de korte termijn en de tijdelijkheid wordt een overschrijding van 5 dB ten opzichte van de nieuwbouweis uit het Bouwbesluit 2012 van het binnenniveau als toelaatbaar geacht.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van alle bewonerskamers, huiskamers en dergelijke wordt voldaan aan de te hanteren binnennorm van 33 dB + 5 dB = 38 dB.

Alléén ter plaatse van de dagbehandeling PG (0151), waarvoor een 5 dB strengere eis voor het binnenniveau geldt wordt de te hanteren binnennorm van 28 dB + 5 dB = 33 dB overschreden. De overschrijding bedraagt met geopend rooster of fictieve opening 3 dB. Ter plaatse van deze ruimte dienen aanvullende gevel isolerende maatregelen te worden getroffen, dan wel dient de dagbehandelingsruimte te worden gesitueerd aan de noord- of oostgevel (bijvoorbeeld door de dagbehandeling te verplaatsen naar activiteitenkamer 0152 en huiskamer 0153 en deze functies te verplaatsen naar 0151). Het bovenstaande is in het bestemmingsplan in Hoofdstuk 6 gewaarborgd.

Gelet op het bovenstaande is er sprake van een acceptabele ruimtelijke ordening.

5.1.2 Conclusies

Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen directe belemmeringen voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan.

5.2 Luchtkwaliteit

5.2.1 Luchtkwaliteitseisen

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'niet in betekende mate' (NIBM) van belang.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Sinds de verlening van derogatie door de Europese Unie en de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM een bijdrage van niet meer dan 3% aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 van zowel PM10 als NO2.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Om versnippering van 'in betekenende mate' projecten in meerdere NIBM-projecten te voorkomen is een anti-cumulatieartikel opgenomen. De bijdrage van NIBM-projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het NSL gecompenseerd met algemene maatregelen.

Het NSL is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel alle ruimtelijke ontwikkelingen die 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als een bundeling van alle maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen, zowel rijksmaatregelen als lokale, meer gebiedsgerichte, maatregelen, moeten leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit waardoor de 'in betekenende mate' ontwikkelingen alsnog doorgang kunnen vinden.

Op basis van bovenstaande volgt dat bestuursorganen een ruimtelijk plan kunnen vaststellen als:

- wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden, of - een plan (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, of een plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt, of - een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van een ontwikkeling wordt gecompenseerd met een verbetering door een als gevolg van dat plan optredend effect of een met het besluit samenhangende maatregel (saldering zoals bedoeld in art. 5.16 lid 1 onder b Wet milieubeheer), of - de ontwikkeling is opgenomen in het NSL.

5.2.2 Luchtkwaliteitsonderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ter plaatse van het bestaande verpleeghuis Monteverdi in het plangebied door middel van onderzoek inzicht gegeven in de luchtkwaliteit (zie Bijlage 1).

Uit de rekenresultaten wordt geconcludeerd dat zowel voor stikstofdioxide als fijnstof ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit.

5.2.3 Conclusie

Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

Een verpleeghuis is toegestaan met niet-zelfstandige horeca tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten met een bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 10 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak.

Door middel van deze herziening wordt in de datum van de bestemming Maatschappelijk - Voorlopig verlengd tot 1 januari 2021.

Na het verstrijken van deze termijn zijn de gronden aangewezen voor 'Wonen - Uit te werken' en bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, in de vorm van:

Er is een aanvullende voorwaarde opgenomen. Voor behandelkamer 0151, genoemd in het Akoestisch onderzoek, Bijlage 1 van de Toelichting dienen maatregelen (welke maatregelen het betreft moet blijken uit een aanvullend akoestisch onderzoek) te worden getroffen zodat met geopende roosters (of een fictieve opening) wordt voldaan aan een binnenniveau van 33 dB. Indien de behandelkamer wordt verplaatst naar de noord- of oostgevel behoeven geen maatregelen te worden getroffen. Deze behandelkamer kan ook buiten gebruik gesteld worden.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

7.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan is geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.

7.1.2 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die samenhangen met deze herziening komen volledig voor rekening van de gemeente Zoetermeer. Het betreft louter plankosten die gedekt worden uit de algemene dienst. De herziening is financieel uitvoerbaar.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op 4 oktober 2016 is een samenspraakbijeenkomst georganiseerd om de omwonenden te informeren.

Op 23 maart 2017 is de publicatie ex artikel 1.3.1 Bro (aankondiging) in het Streekblad, Gemeenteblad en website geplaatst.

Op 29 augustus 2017 heeft het college van B&W ingestemd met de ontwerp Partiele herziening Stadscemtrum Dorpsstraat locatie Monteverdi en het samenspraakbesluit.

Gezien de aard van de herziening is het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro beperkt tot de provincie Zuid-Holland. Op 30 augustus 2017 is de provincie in kennis gesteld. De provincie heeft wel/niet gereageerd.

Op 7 september 2017 is het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd.

Het ontwerpbestemmingsplan is ter visie gelegd vanaf vrijdag 8 september 2017 voor een periode van zes weken.

Er zijn geen zienswijzen ingediend bij de gemeenteraad en er is geen reactie ontvangen van de provincie Zuid-Holland. Het bestemmingsplan is op 5 maart 2018 vastgesteld door de raad en vervolgens ter inzage gelegd op 15 maart 2018 voor een periode van zes weken.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.

Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.