direct naar inhoud van Regels
Plan: Wattstraat 64-68
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00058-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Wattstraat 64-68' met identificatienummer NL.IMRO.0637.BP00058-van de gemeente Zoetermeer;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afhaalcentra of -punt

het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop, zoals een webshop of postorderbedrijf;

1.6 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.7 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, ondergronds bouwen wordt niet meegerekend;

1.10 bedrijfsgebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie;

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep, bedrijf, dienstverlenende instelling, horeca, kantoor of andere functie inclusief opslag-, administratieruimten en dergelijke;

1.12 begane grond

eerste bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als het aangrenzende maaiveld, ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;

1.13 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.14 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.24 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.27 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.28 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 horeca

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, bereiden voor directe consumptie van voedsel en/of dranken, exploiteren van zaalaccomodatie en het bieden van logies.

1.31 kantoor

een ruimte die door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie. Ondergeschikte cursusvoorzieningen en congres- en vergaderaccommodaties behoren hier ook toe;

1.32 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.33 kwetsbaar object

een object waarvoor, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico en/of een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.34 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch opzicht;

1.35 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen, jeugdopvang, verenigingsleven, begraafplaatsen enzovoort, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen;

1.36 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut;

1.37 operators/providers

aanbieders van een mobiel netwerk;

1.38 peil
  • a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad: de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • c. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.
1.39 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico en/of een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten;

1.42 roaming

het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers;

1.43 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.44 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators / providers delen van antenne-opstelpunten, zoals bedoeld zoals bedoeld in artikel 3.11 lid 1 Telecommunicatiewet;

1.45 winkelvloeroppervlak

het totale dat wordt gebruikt voor de directe verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief afrekenruimte, met uitzondering van opslag- en administratieruimten en dergelijke;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 vloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van ruimten gemeten langs de binnenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimtes omhullen;

2.5 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van het bouwvlak, c.q. bestemmingsvlak niet meer dan 1m bedraagt;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf': tevens een kinderdagverblijf met in acht name van het bepaalde in artikel 3.4.2;
  • c. bedrijfsgebonden detailhandel met een winkelvloeroppervlak dat ten hoogste 5% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen met een maximum van 100 m²;
  • d. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.1' , detailhandel in de vorm van afhaalcentra, waarvan het winkelvloeroppervlak van het afhaalpunt ten hoogste 20 m² mag bedragen;
  • e. volumineuze detailhandel en aan de hoofdbranche gerelateerde detailhandel in niet volumineuze artikelen waarvan het winkelvloeroppervlak in niet volumineuze artikelen ten hoogste 20% van het totale winkelvloeroppervlak mag bedragen, indien:
    • 1. het de vestiging van een individueel bedrijf betreft;
    • 2. het aandeel van bedrijven in de volumineuze detailhandel tezamen met bedrijven zoals bedoeld onder d en f niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van de bestemming 'Bedrijventerrein';
    • 3. bij de vestiging van volumineuze detailhandel in auto's, motoren, boten, caravans, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen groter dan 1.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak:
      • de aanvrager van de omgevingsvergunning een distributieplanologisch onderzoek heeft overgelegd, waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur;
      • de aanvrager een positief advies heeft overgelegd van het Regionaal Economisch Overleg (REO);
  • f. detailhandel in de vorm van het afhalen en bezorgen van etenswaren die ter plaatse worden bereid;
  • g. ondergeschikte horeca met een bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 5% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m² bvo;
  • h. bedrijfsgebonden kantoren met een bedrijfsvloeroppervlak dat ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen met een maximum van 3000 m²;
  • i. zelfstandige kantoren en dienstverlening met een bedrijfsvloeroppervlak dat ten hoogste 1000 m² per vestiging mag bedragen;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. kunstwerken;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. objecten van beeldende kunst;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. reclameobjecten;
  • q. tuinen en erven;
  • r. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • s. water;
  • t. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste 80% van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag maximaal 2m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 10m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst mag maximaal 15m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 7m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken ten behoeve van erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor het bouwen van een erfafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  • b. het gebruik van gronden die zijn gelegen buiten het bouwvlak als buitenopslagplaats voor goederen;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor zelfstandige horeca, met uitzondering van het bepaalde in 3.1 onder h;
  • h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk;
  • i. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

3.4.2 Kinderdagverblijf

Het gebruik zoals bedoeld in lid 3.1 onder b is uitsluitend toegestaan zolang in het aangrenzende gebouw(deel) op basis van artikel 7 lid 7.3 religieuze activiteiten zijn toegestaan dan wel in gebruik is voor religieuze doeleinden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik ten behoeve van bedrijven behorende tot ten hoogste 2 categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd;
  • b. het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.

3.5.2 Voorwaarden afwijken van de milieucategorie

Het bevoegd gezag verleent de onder 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning, indien de bedrijven die mogelijk worden gemaakt met de afwijking naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot de op grond van lid 3.1 toegestane milieucategorieën.

3.5.3 Afwijken ten behoeve van consumentenvuurwerk

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder h voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de verkoop en opslag van maximaal 10.000kg consumentenvuurwerk.

3.5.4 Voorwaarden afwijken ten behoeve van consumentenvuurwerk

Het bevoegd gezag verleent de onder 3.5.3 genoemde omgevingsvergunning, nadat de aanvrager stukken heeft overgelegd, waarmee naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat wordt voldaan aan de veiligheidsafstanden uit bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit.

3.5.5 Afwijken ten behoeve van risicovolle inrichtingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder d voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting.

3.5.6 Voorwaarden afwijken ten behoeve van risicovolle inrichting

Het bevoegd gezag verleent de onder 3.5.5 genoemde omgevingsvergunning nadat de aanvrager een onderzoek heeft overgelegd. Met dit onderzoek moet naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn aangetoond dat:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming Verkeer, Water en/of Groen;
  • b. bij de vestiging van een risicovolle inrichting dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting, waaruit in ieder geval dient te blijken dat het groepsrisico kleiner is dan of gelijk is aan 0,1 maal de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels

5.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  • b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak met niet meer dan 2m overschrijden;
  • c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    • 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20m²;
    • 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  • d. het bouwen van reclameobjecten en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20m;
  • e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5m en een oppervlakte van maximaal 60m2;
  • f. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40m.
5.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
5.2.1 Plaatsen van antenne-installatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor het plaatsen van een antenne-installatie voor telecommunicatie, waarvan de bouwhoogte gemeten vanaf de voet van de antenne - of indien de antenne geplaatst is op een antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antennedrager- maximaal 40 meter mag bedragen en mits:

  • a. de antenne-installatie niet op een gebouw wordt geplaatst;
  • b. de antenne-installatie niet bij bouwkundige monumenten wordt geplaatst;
  • c. de antenne-installatie op een afstand van minimaal 100m van woonbebouwing wordt geplaatst;
  • d. de antenne-installatie zoveel mogelijk wordt geplaatst in de directe nabijheid van bestaande bebouwing, niet zijnde woonbebouwing, vanwege de gewenste landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing ervan.

5.2.2 Site sharing of roaming

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, als bedoeld in 5.2.1, slechts verlenen indien en nadat door de aanvrager voldoende gemotiveerd is aangetoond dat het technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd dat, door toepassing van de beginselen van site sharing en/of roaming gebruik kan worden gemaakt van een antenne-installatie in de omgeving.

5.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 en 5.2.1 kan alleen worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 6 Overige regels

6.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer binnen het plangebied of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Dat geldt ook voor een wijziging van het gebruik binnen een bestaand bouwwerk;
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
7.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Ter plaatse van de aanduiding 'religie' mag de Evangelische Gemeente CAMA Parousia Zoetermeer de gronden met de daarbij behorende gebouwen gebruiken voor religieuze activiteiten, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. het persoonsgebonden overgangsrecht kan niet worden overgedragen aan of overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon;
  • b. het persoonsgebonden overgangsrecht vervalt als de religieuze activiteiten voor een periode van een jaar of langer zijn onderbroken.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Wattstraat 64-68'.