direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e herziening Noordelijke bedrijventerreinen tbv woonwagenlocatie Bleiswijkseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00052-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan1e herziening Noordelijke bedrijventerreinen tbv woonwagenlocatie Bleiswijkseweg van de gemeente Zoetermeer.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00052-0003.

1.3 compartiment

een groep van maximaal 4 woonwagenstandplaatsen, op de verbeelding aangeduid als 'overige zone- compartiment'.

1.4 overige begrippen

met uitzondering van de begrippen als bedoeld in lid 1.1 en 1.2 en 1.3 zijn de begrippen uit het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen' van overeenkomstige toepassing op dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 inhoud

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 vloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsoppervlakte (bvo).

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw(hoogte)grenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', bedrijven tot en met milieucategorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', bedrijven tot en met milieucategorie 4.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' tevens een rioolslibdepot tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - autosloperij' tevens een autosloperij tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - burgerlijke tevens een bedrijf ten behoeve van algemene burgerlijke en utiliteitsbouw tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - burgerlijke en utiliteitsbouw tot en met categorie 3.2' tevens een bedrijf ten behoeve van algemene burgerlijke en utiliteitsbouw tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - carrosserieherstel' tevens een carrosserieherstelbedrijf tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - gemeentewerf' tevens een gemeentewerf toegestaan tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - goederenvervoer' tevens een bedrijf ten behoeve van goederenvervoer over de weg toegestaan tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in bouwmaterialen' een groothandel in bouwmaterialen toegestaan tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in groente en fruit' een groothandel in groente en fruit toegestaan tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in machines en toebehoren' een groothandel in (overige) machines, apparaten en toebehoren tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel in zuivelproducten' een groothandel in zuivelproducten tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - opslag van explosiegevaarlijke goederen', en in afwijking van het bepaalde in lid 3.4 onder h tevens de opslag van ten hoogste 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - postorderbedrijf' een webshop tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - tapijtreiniging' een meubel- en tapijtreinigingsbedrijf tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - uitgeverij' tevens een drukkerij tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vervaardiging geconfectioneerde artikelen van textiel' tevens een bedrijf ten behoeve van de vervaardiging van geconfectioneerde artikelen van textiel toegestaan tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vervaardiging van machines en werktuigen' tevens een bedrijf ten behoeve van het vervaardigen van machines, apparaten en werktuigen toegestaan tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vervaardiging van machines en werktuigen tot en met categorie 4.2' tevens een bedrijf ten behoeve van het vervaardigen van machines, apparaten en werktuigen toegestaan tot en met milieucategorie 4.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vleesverwerking' tevens een vleesverwerkingsbedrijf tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorende installaties, autowasplaats, parkeervoorzieningen en ondergeschikte detailhandel met een winkelvloeroppervlak van maximaal 100 m2;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', bedrijfswoningen;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' tevens een kunstenaarsateliers;
  • ab. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens sport, verenigingsleven en club- en buurthuis tot en met milieucategorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • ac. ter plaatse van de aanduiding 'kartbaan', tevens een kartbaan en daaraan verbonden activiteiten zoals lasergames en soortgelijke spellen tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen';
  • ad. bedrijfsgebonden detailhandel met een winkelvloeroppervlak dat ten hoogste 5% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen met een maximum van 100 m²;
  • ae. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.1', 'bedrijf tot en met categorie 3.2', 'bedrijf tot en met categorie 4.1' en 'bedrijf tot en met categorie 4.2' , detailhandel in de vorm van afhaalcentra, waarvan het winkelvloeroppervlak van het afhaalpunt ten hoogste 20 m² mag bedragen;
  • af. volumineuze detailhandel en aan de hoofdbranche gerelateerde detailhandel in niet volumineuze artikelen waarvan het winkelvloeroppervlak in niet volumineuze artikelen ten hoogste 20% van het totale winkelvloeroppervlak mag bedragen, indien:
    • 1. het de vestiging van een individueel bedrijf betreft;
    • 2. het aandeel van bedrijven in de volumineuze detailhandel tezamen met bedrijven zoals bedoeld onder ae en ag niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van de bestemming 'Bedrijventerrein';
    • 3. bij de vestiging van in auto's, motoren, boten, caravans, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen groter dan 1.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak:
      • de aanvrager van de omgevingsvergunning een distributieplanologisch onderzoek heeft overgelegd, waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur;
      • de aanvrager een positief advies heeft overgelegd van het Regionaal Economisch Overleg (REO);
  • ag. detailhandel in dieren, dierbenodigdheden en - voeding met een winkelvloeroppervlak dat ten hoogste 1000 m2 per vestiging mag bedragen, waarbij het aandeel van detailhandel in dierbenodigdheden en bedrijven zoals bedoeld onder ae en af tezamen niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van de bestemming 'Bedrijventerrein';
  • ah. detailhandel in de vorm van het afhalen en bezorgen van etenswaren die ter plaatse worden bereid;
  • ai. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer', tevens een bouwmarkt met een winkelvloeroppervlak van ten hoogste 6.200 m2, een showroom ten behoeve van sanitair met een winkelvloeroppervlak van ten hoogste 7.500 m2, een showroom ten behoeve van keukens met een winkelvloeroppervlak van ten hoogste 500 m2, een showroom ten behoeve van schuifwandkasten, zonwering en deuren met een winkelvloeroppervlak van ten hoogste 700 m2, een magazijn met een vloeroppervlak van ten hoogste 1.800 m2, kantoren met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 683 m2 en ondergeschikte horeca met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 218 m2;
  • aj. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel', tevens een kringloopwinkel;
  • ak. ondergeschikte horeca met een bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 5% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m² bvo;
  • al. horeca tot en met milieucategorie 1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 150 m² en in totaal maximaal twee vestigingen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' van het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen';
  • am. bedrijfsgebonden kantoren met een bedrijfsvloeroppervlak dat ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen met een maximum van 3000 m²;
  • an. zelfstandige kantoren en dienstverlening met een bedrijfsvloeroppervlak dat ten hoogste 1000 m2 per vestiging mag bedragen;
  • ao. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens zelfstandige kantoren en dienstverlening met een bedrijfsvloeroppervlak dat ten hoogste 1400 m2 mag bedragen;

met daaraan ondergeschikt:

  • ap. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • aq. groenvoorzieningen;
  • ar. kunstwerken;
  • as. nutsvoorzieningen;
  • at. objecten van beeldende kunst;
  • au. parkeervoorzieningen;
  • av. reclameobjecten;
  • aw. tuinen en erven;
  • ax. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • ay. water;

az. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

3.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 3.1.1 genoemde gronden samenvallen met:

  • a. de bestemming 'Leiding - Gas' is primair het bepaalde in artikel 17 van het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen' van toepassing;
  • b. de bestemming 'Leiding - Riool' is primair het bepaalde in artikel 18 van het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen' van toepassing;
  • c. de bestemming 'Leiding - Water' is primair het bepaalde in artikel 19 van het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen' van toepassing;
  • d. de bestemming 'Waarde - Archeologie' is primair het bepaalde in artikel 20 van het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen' van toepassing;
  • e. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair het bepaalde in artikel 21 van het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen' van toepassing.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste het met de aanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak bedragen. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 80% van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven. Indien geen goothoogte is aangegeven, geldt geen maximale goothoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (BVO) (m2)' mag het bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het maximum aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag, met inbegrip van aanbouwen en uitbouwen, niet meer bedragen dan 600 m3;
  • h. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10 m bedragen.
3.2.2 Erfbebouwing bij een bedrijfswoning
  • a. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a mag erfbebouwing behorende bij de bedrijfswoning uitsluitend worden opgericht vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
  • b. de totale oppervlakte van erfbebouwing per bedrijfswoning mag maximaal 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van erfbebouwing bij de bedrijfswoning mag maximaal 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw van een bedrijfswoning bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erfbebouwing bij de bedrijfswoning mag maximaal 5 m bedragen;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van een uitbreiding van het hoofdgebouw van een bedrijfswoning of erfbebouwing behorende bij een bedrijfswoning, die is gelegen binnen het bouwvlak mogen niet meer bedragen dan in lid 3.2.1 onder h en i is aangegeven.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst mag maximaal 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 7 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken ten behoeve van erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a voor het bouwen van een erfafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.3.2 Afwijken ten behoeve van bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het bouwen tot een bebouwingspercentage van 90% van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, in de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden voorzien -conform de gemeentelijke parkeernota- en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen, tenzij het wonen plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het gebruik van gronden die zijn gelegen buiten het bouwvlak als buitenopslagplaats voor goederen;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor zelfstandige horeca met uitzondering van het bepaalde in 3.1 onder al;
  • h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk;
  • i. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 onder a tot en met e voor het gebruik ten behoeve van bedrijven behorende tot ten hoogste 2 categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd;
  • b. het bepaalde in lid 3.1 onder a tot en met e voor het gebruik ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen'.
3.5.2 Voorwaarden afwijken van de milieucategorie

Het bevoegd gezag verleent de onder 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning, indien de bedrijven die mogelijk worden gemaakt met de afwijking naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot de op grond van lid 3.1 onder a tot en met e toegestane milieucategorieën.

3.5.3 Afwijken ten behoeve van consumentenvuurwerk

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder h voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de verkoop en opslag van maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk.

3.5.4 Voorwaarden afwijken ten behoeve van consumentenvuurwerk

Het bevoegd gezag verleent de onder 3.5.3 genoemde omgevingsvergunning, nadat de aanvrager stukken heeft overgelegd, waarmee naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat wordt voldaan aan de veiligheidsafstanden uit bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit.

3.5.5 Afwijken ten behoeve van risicovolle inrichtingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder d voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting.

3.5.6 Voorwaarden afwijken ten behoeve van risicovolle inrichting

Het bevoegd gezag verleent de onder 3.5.5 genoemde omgevingsvergunning nadat de aanvrager een onderzoek heeft overgelegd. Met dit onderzoek moet naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn aangetoond dat:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming 'Verkeer', 'Water' en/of 'Groen';
  • b. bij de vestiging van een risicovolle inrichting dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting, waaruit in ieder geval dient te blijken dat het groepsrisico kleiner is dan of gelijk is aan 0,1 maal de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Artikel 4 Wonen - Woonwagenstandplaats

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonwagenstandplaatsen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

met de daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. kunstwerken;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. objecten van beeldende kunst;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. tuinen en erven;
  • i. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • j. water;
  • k. wegen en paden;
  • l. constructies ten behoeve van brandveiligheid,

met de daarbij behorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woonwagenstandplaatsen niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • b. per woonwagenstandplaats mag maximaal 1 woonwagen worden geplaatst;
  • c. per woonwagenstandplaats mag de totale oppervlakte van de woonwagen en erfbebouwing tesamen ten hoogste 60% van de oppervlakte van de woonwagenstandplaats bedragen;
  • d. woonwagens en erfbebouwing mogen uitsluitend binnen een bouwvlak en binnen de specifieke gebiedsaanduiding 'overige zone - compartiment' worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de maximale goot- en bouwhoogte van een woonwagen niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • f. binnen de specifieke gebiedsaanduidig 'overige zone - compartiment' zijn maximaal 4 woonwagenstandplaatsen toegelaten;
  • g. de afstand tussen 2 compartimenten dient minimaal 5 m te bedragen;
  • h. de afstand tussen woonwagens onderling dient minimaal 1 m te bedragen;
  • i. de bouwhoogte van erfbebouwing mag maximaal 3 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erf- of tereinafscheiding mag achter en in de voorgevelrooilijn maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige gebouwen, geen gebouwen of overkapping zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het plaatsen van meer dan 1 woonwagen per standplaats;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • d. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van een webshop zoals is bedoeld in lid 4.3.2 onder e;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk;
  • h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor raam- en straatprostitutie.
4.3.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woonwagen en erfbebouwing voor een 'aan huis verbonden beroep of bedrijf' wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woonwagen;
  • b. het bedrijfsvloeroppervlak mag niet meer bedragen dan de helft van het vloeroppervlak van de woonwagen en erfbebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • c. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota;
  • d. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • e. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  • b. afwijkingen van grenzen van maatvoeringsvlakken met ten hoogste 5 m, mits de grens van het bouwvlak niet wordt overschreden;
  • c. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  • d. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    • 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  • e. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
  • f. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2
  • g. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.

6.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
6.2.1 Plaatsen van antenne-installatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor het plaatsen van een antenne-installatie voor telecommunicatie, waarvan de bouwhoogte gemeten vanaf de voet van de antenne - of indien de antenne geplaatst is op een antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antennedrager - maximaal 40 m mag bedragen en mits:

  • a. de antenne-installatie niet op een gebouw wordt geplaatst;
  • b. de antenne-installatie niet bij bouwkundige monumenten wordt geplaatst;
  • c. de antenne-installatie op een afstand van minimaal 100 m van woonbebouwing wordt geplaatst;
  • d. de antenne-installatie zoveel mogelijk wordt geplaatst in de directe nabijheid van bestaande bebouwing, niet zijnde woonbebouwing, vanwege de gewenste landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing ervan.
6.2.2 Site sharing of roaming

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, als bedoeld in 6.2.1 slechts verlenen indien en nadat door de aanvrager voldoende gemotiveerd is aangetoond dat het technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd dat, door toepassing van de beginselen van site sharing en/of roaming, gebruik kan worden gemaakt van een antenne-installatie in de omgeving.

6.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.1 en 6.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerk.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 9 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan '1e herziening Noordelijke bedrijventerreinen tbv woonwagenlocatie Bleiswijkseweg'.