direct naar inhoud van 3.1 Ontstaansgeschiedenis
Plan: Oosterhage voormalige NAM-locatie
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00020-0004

3.1 Ontstaansgeschiedenis

De omgeving van Zoetermeer en Benthuizen maakte rond 4000 jaar voor Christus deel uit van een soort Waddenzee, compleet met kreken en platen. Door een daling van de zeespiegel verminderde de invloed van het zeewater in het gebied. Daardoor werd het water zoet en kwam er veenvorming op gang. Er ontwikkelde zich een meters dik veenpakket. Via een aantal veenstroompjes zoals de Rotte en de Gouwe waterde dit uitgestrekte veengebied af op de grote rivieren. Vanaf de 11e eeuw werden de veengebieden ontgonnen en vanaf de 14e eeuw begon de turfwinning. Op sommige plekken gebeurde dit tot ver beneden de waterspiegel, waardoor grote plassen ontstonden. In de 17e eeuw werd het technisch mogelijk om door middel van windmolens de plassen droog te malen en ontstond het zogenaamde droogmakerijenlandschap (bron: Bijlagenrapport MER Oosterheem, februari 2000).

De Binnenwegse Polder, waarin het plangebied ligt, is ook een droogmakerij. Deze polder is tussen 1701 en 1706 drooggemalen met behulp van 9 moderne achtkant windschepradmolens, waarvan er nog enkele in afgeknotte vormen langs de Klapachterweg en Achterlaan staan. De molens maakten door het laag houden van de waterstand agrarisch gebruik van de polder mogelijk (bron: plantoelichting van het bestemmingsplan Oosterheem 2000).Tot de aanleg van de Vinex-wijk Oosterheem (begin 21ste eeuw) heeft de polder hoofdzakelijk een agrarische functie gehad.

3.1.1 Archeologische waarden

Volgens de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is in het plangebied een redelijke tot grote trefkans op het vinden van archeologische sporen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00020-0004_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00020-0004_0007.png"

Figuur 3.1: Fragment provinciale kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur (plangebied is rood omcirckeld).

Gelet hierop is op 20 april 2010 nader ambtelijk overleg gevoerd met de provincie Zuid-Holland. Afgesproken is voor het bedrijventerrein Oosterhage, waartoe de voormalige NAM-locatie behoort een archeologisch bureauonderzoek te laten verrichten. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Oosterhage & Businesspark Oosterheem, Zoetermeer" van augustus 2010. De conclusie van het rapport is dat er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Als er al archeologische waarden aanwezig waren dan zijn deze verstoord door veenontginning en de aanleg van wegen en bebouwing. Geadviseerd wordt het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.

In het bestemmingsplan is, gelet op de resultaten van dit onderzoek, geen omgevingsvergunningstelsel voor werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Het is echter niet uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. De uitvoerder van het grondwerk zal daarom gewezen worden op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Voor het volledige rapport wordt verwezen naar Bijlage 1 van deze plantoelichting. Van de zijde van de provincie is per e-mail van 6 juli 2010 aangegeven dat het onderzoek voldoende is en een nader onderzoek niet nodig is. Wel is gevraagd bij de uitvoerende werkzaamheden te letten op het aantreffen van resten van mogelijke historische watermanagementsystemen. 

3.1.2 Rijks- en gemeentelijke monumenten

In het plangebied zijn geen rijksmonumenten dan wel gemeentelijke monumenten aanwezig.