4.1 Archeologie en cultuurhistorie
Bekende en verwachte archeologische waarden
Informatie over
bekende en verwachte archeologische waarden is in eerste instantie
verzameld op basis van de verwachtingskaarten op Rijks en gemeentelijk
niveau.
Volgens het
vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld
heeft één van de bijgebouwen een cultuurhistorische
aanduiding. Volgens de regels in het bestemmingsplan gelden er geen
beperkingen ten aanzien van het gebruik van deze gebouwen. De
voorschriften bieden juist mogelijkheden voor logies in het gebouw. Op
26 augustus 2015 heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed
het plangebied getoetst op cultuurhistorische waarde. De huidige
waardering van de bijgebouwen wordt gehandhaafd, tevens wordt de
hooiberg tot dezelfde categorie gerekend.
In september 2007
heeft de gemeente Woerden het beleidsplan archeologische monumentenzorg
'Bodemschatten van Woerden' vastgesteld. Het beleidsplan heeft drie
doelstellingen, namelijk het behoud en de bescherming van de Woerdens
bodemschatten, vermeerdering van kennis over de bewoningsgeschiedenis
van Woerden en het omliggende landelijke gebied en optimaal gebruik
maken van de kansen die voorlichting en educatie op het gebied van
archeologie bieden. Bij bodemingrepen weegt de gemeente het behoud van
archeologische waarden af tegen andere belangen. Om deze
belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze te kunnen maken,
heeft de gemeenteraad van Woerden op 15 december 2010 de Archeologische
beleidskaart vastgesteld voor haar grondgebied (Alkemade e.a., 2010).
Een uitsnede van deze kaart is hieronder weergegeven.

Archeologische verwachting en onderzoeksverplichting
De archeologische
verwachtingen in het plangebied hangen samen met de aanwezigheid van
stroomgordels en eventueel bijbehorende crevasses in de ondergrond.
Daarnaast vormen de ontginningsassen en locaties van oude woonplaatsen
en molens, interessante archeologische en cultuurhistorische zones. Aan
de lage, middelhoge en hoge verwachtingszones zijn beleidsregels van de
gemeente Woerden gekoppeld. Deze beleidsregels beschrijven bij welke
omvang en diepte van en ingreep archeologisch vooronderzoek vereist is.
Tevens is in het gemeentelijk een vrijstellingsregeling voor
archeologisch onderzoek opgenomen. Deze vrijstelling is niet van
toepassing op het plangebied omdat het plangebied onderdeel uitmaakt
van een historische boerderijlint.
Eerder uitgevoerd onderzoek
In het plangebied is vooralsnog geen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd.
Conclusie
Volgens de
archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Woerden bevindt het
plangebied zich binnen een gebied met hoge archeologische verwachting.
Dit blijkt ook uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW)
van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
(http://archeologieinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/amk-en-ikaw). Deze
hoge verwachting is gebaseerd op de ligging in een oeverwalgebied. Op
grond van deze kwalificatie is het noodzakelijk om aanvullend onderzoek
te doen als het plangebied een oppervlakte van 100 m2 of meer bedraagt
en er ontgraving plaatsvindt over een grotere diepte dan 0,30 cm. Er
vinden geen ontgravingswerkzaamheden plaats bij de uitvoering van het
plangebied.
Het is niet noodzakelijk aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren.
4.3 Externe veiligheid
Op 27 oktober
2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI)
van kracht geworden. In overeenstemming met artikel 5 van dit BEVI
dient bij een besluit in het kader van de Wet ruimtelijke ordening
(Wro) onderzocht te worden in hoeverre er sprake is van aanwezigheid
van risicovolle inrichtingen in de nabijheid van het plangebied waarop
het Wro besluit betrekking heeft en dienen de risicocontour voor het
plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour) en het groepsrisico (GR) met de
eventuele toename hiervan berekend te worden. Het GR dient in de
toelichting op het besluit te worden verantwoord. Eenzelfde aanpak
dient gevolgd te worden voor het transport van gevaarlijke stoffen over
de weg, het water, het spoor en door de lucht en door buisleidingen.
Het kader hiervoor wordt gegeven in de circulaire “Nota
Risicozonering Vervoer Gevaarlijke Stoffen” (RNVGS).
Gemeenten en
provincies zijn in dat kader verplicht de normen uit het BEVI na te
leven. Dit houdt onder meer in dat er voldoende afstand aangehouden
moet worden tussen kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven en
transportroutes. Tevens houdt dat in dat rekening moet worden gehouden
met het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een
risicovol bedrijf of transportroute. Het aspect externe veiligheid
brengt zodoende met zich mee dat afstemming tussen de drie taakvelden
ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding van groot belang is.
In het kader van
de externe veiligheid is het dus van belang om te onderzoeken of er in
of in de nabijheid van het plangebied in Woerden relevante inrichtingen
en transportroutes aanwezig zijn en zo ja of nader onderzoek
noodzakelijk is.
Er wordt in deze toelichting verwezen naar de risicokaart van de provincie Zuid-Holland en de provincie Utrecht, via de website
www.nederland.risicokaart.nl.
Uit deze kaart is op te maken dat er voor het plangebied geen
risicovolle zaken aan de orde zijn. Hieronder is deze risicokaart
weergegeven.
Er kan worden
geconstateerd dat er zich in de directe omgeving geen gevaarzettende
ondergrondse leidingen dan wel Lpg-stations aanwezig zijn.
De wijziging van
het gebruikt op de betreffende locatie van de Blauwe Meije heeft geen
invloed op deze situatie en levert ook geen extra risico op.
Risicokaart provincie Zuid-Holland en Utrecht
Conclusie
In de omgeving
van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Tevens
bevinden zich in de omgeving van het plangebied ondergrondse leidingen
dan wel Lpg-stations die een gevaar opleveren.
4.4 Flora en fauna
Bij ruimtelijke
ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter
plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en
soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van
een gebied (bijvoorbeeld Natura 2000). Wat betreft soortenbescherming
is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de
bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke
ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve
effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet
ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebieds-en soortenbescherming
Uit onderstaande
afbeelding met daarop een gedetailleerde begrenzing van het Natura
2000-gebied blijkt dat de bedrijfsbebouwing en functies van De Blauwe
Meije die gelegen zijn in de gemeente Woerden buiten het Natura
2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck vallen. De beeldentuin
en het weiland op Nieuwkoops grondgebied liggen wel binnen de grenzen
van het Natura 2000-gebied.
Begrenzing
Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck (bron: ministerie
van Economische Zaken (luchtfoto uit circa 2010))
Gezien de ligging
nabij het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck gebied
is er mogelijk sprake van verstoring van het habitat- en
vogelrichtlijngebied.
In het kader van
de bestemmingsplanprocedure voor het bestemmingsplan Landelijk gebied
Woerden, Kamerik en Zegveld, herziening 3 destijds is een natuurtoets
uitgevoerd door het Bureau Waardenburg (rapportage 13 februari 2015,
rapportnummer 14-238). De locatie Meije 300 maakt onderdeel uit van
deze natuurtoets.
In de
effectbeoordeling van dit onderzoek is aangegeven dat relevante
activiteiten die mogelijk effecten hebben op de natuur activiteiten
zijn die zullen leiden tot:
- meer verkeerbewegingen langs Meije,
- mogelijk leiden tot verstoring als gevolg van verlichting, geluid en verontreinigende stoffen,
- mogelijk leiden tot verstoring als gevolg van meer aanwezigheid van (groepen van) mensen.
De conclusie van de natuurtoets is dat het plangebied geen significant effect heeft op de ecologische waarden.
Met betrekking
tot het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen en de Haeck kan worden
geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zullen optreden door de
functies en gebruik van De Blauwe Meije. De kwalificerende
habitattypen, genoemd in de instandhoudingsdoelstellingen, worden niet
aangetast of vernietigd door de beoogde activiteiten en wijziging in
gebruik. Ook de kwalificerende habitatricht- en vogellijnsoorten
ondervinden geen verstoring. Er kan van uit worden gegaan dat er geen
extra verstorende effecten zijn te verwachten ten gevolge van
cumulatie. Aangezien er geen negatieve effecten zijn te verwachten kan
er vanuit worden gegaan dat ook cumulatie van effecten niet zullen
optreden.
Sinds 1 juli 2015
geldt een meldingsplicht voor activiteiten die een invloed kunnen
hebben op Natura 2000 gebieden. In het kader van de Regeling
programmatische aanpak stikstof (PAS) kunnen initiatiefnemers de
stikstofdepostie berekenen met de rekentool Aerius. Eerder is op
september 2015 hiervoor een melding gedaan in het kader van de PAS.
Deze is toegevoegd aan de bijlage van deze ruimtelijke onderbouwing
(zie
bijlagen bij toelichting bijlage 3).
Op grond van de uitkomsten en de beschikbare depositieruimte is een
melding ingediend d.d. 18 september 2015. Gezien een aanpassing van de
verkeersaantrekkende bewegingen van de Blauwe Meije ten opzichte van de
uitgangspunten die zijn gehanteerd bij de melding in september 2015 is
een nieuwe berekening uitgevoerd met de rekentool Aerius (zie
bijlagen bij toelichting bijlage 4).
De berekening is uitgevoerd op basis van de verkeersaantrekkende
bewegingen uit het verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng. Uit deze
nieuwe berekening blijkt dat er sprake is van een depositietoename van
minder dan 1 mol en dat nog voldoende depositieruimte beschikbaar is.
Conclusie
Het plangebied is
niet gelegen binnen een gebied dat is aangeduid tot EHS, Groene contour
of een gebied met natuurwaarden buiten de EHS en Groene contour. Het
plangebied heeft geen nadelig effect op de instandhoudingsdoelen voor
soorten uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Uit de berekening
van Aerius ten aanzien van de stikstofdepositie blijkt dat het
plangebied geen significant effect heeft op de ecologische waarden.
4.5 Milieuhinder bedrijvigheid
Een goede
ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van hinder en
gevaar. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te
nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en
gevoelige functies (zoals woningen) kan dit gerealiseerd worden.
Binnen het
huidige plangebied vindt een wijziging plaats van de bestemming
“Bedrijven” naar de bestemming “Recreatie” en
is er op grond van de huidige activiteiten een toetsing aan de
afstandscriteria uitgevoerd die hieronder is beschreven.
Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform:
- VNG Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009);
- Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit.
Voor
bedrijfsmatige activiteiten die een zekere mate van hinder en gevaar
kunnen veroorzaken zijn afstandscriteria vastgesteld in het
Activiteitenbesluit. Dit activiteitenbesluit is van toepassing op
bedrijven die tot een inrichting worden gerekend ingevolge de Wet
Milieubeheer.
De bedrijfsmatige
activiteiten worden tot een inrichting gerekend als een categorie uit
bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) van toepassing is.
In onderdeel C
van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) staan enkele
tientallen categorieën van milieuactiviteiten, waarbij is
aangegeven:
- of het een inrichting is
- of een omgevingsvergunning milieu nodig is
- of de provincie bevoegd gezag is
De activiteiten
binnen het plangebied worden volgens onderdeel C van bijlage I van het
Besluit omgevingsrecht (Bor) gerekend tot een inrichting categorie B
waarvoor het Activiteitenbesluit van toepassing is. De activiteiten
binnen het plangebied worden gerekend tot een inrichting categorie B op
grond van het feit dat er voedingsmiddelen worden bereid voor personen
afkomstig van buiten de inrichting. Dit criteria is van toepassing op
de eerdergenoemde activiteiten kleinschalige horeca, catering en
proeverij.
Op grond van de
bovengenoemde activiteiten kunnen de afstandsnormen worden gehanteerd
die zijn opgenomen in de handreiking “Bedrijven en milieuzonering
2009” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
In die
handreiking is ook een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen,
waarbij per type bedrijf wordt aangegeven welke afstanden tussen
milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen moet worden
aangehouden. Zo ontstaat in dit geval een zone rond een perceel met een
recreatieve bestemming waar in principe geen milieugevoelige
bestemmingen zijn toegestaan. Op deze wijze wordt geborgd dat er geen
onaanvaardbare milieuoverlast voor milieugevoelige bestemmingen aan de
orde zal zijn en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt
gewaarborgd.
De planlocatie
bevindt zich in buitenstedelijk gebied. In de directe omgeving zijn
woningen en een kwekerij aanwezig. Deze bevinden zich op de volgende
afstanden van het plangebied:
Locatie |
Afstand vanaf het plangebied |
Woningen met huisnummer 171 |
110 meter |
Woningen met huisnummer 175 |
50 meter |
Woningen met huisnummer 298 |
15 meter
|
Woningen met huisnummer 290 |
98,5 meter
|
Kwekerij |
13,5 meter
|
Op basis van de
Staat van Bedrijfsactiviteiten in de handreiking van VNG kan het
vigerende plangebied met de bestemming “Bedrijf” worden
gerangschikt onder de categorie “Overige zakelijke
dienstverlening”, subcategorie “veilingen van kunst”.
Dergelijke activiteit valt onder categorie 1. Er is alleen ten aanzien
van het aspect Geluid een afstandsnorm gehanteerd van 10 meter.
In het
geprojecteerde plangebied vindt een wijziging naar de bestemming
“Recreatie” plaats. Dit resulteert niet in een wijziging
van de bedrijfscategorie. Op basis van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten in de handreiking van VNG kan het plangebied met
de bestemming “Recreatie” worden gerangschikt onder de
categorie “Logies, maaltijden en drankenverstrekking”
subcategorie “hotels en pensions met keuken, conferentieoorden en
congrescentra” en de categorie “Detailhandel en reparatie
t.b.v. particulieren”, subcategorie “detailhandel voor
zover n.e.g.”
De binnen het
plangebied aangeduide “horeca” beperkt zich volgens deze
categorie tot het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie
ter plaatse. Er vindt geen vervaardiging van voedingsmiddelen en
dranken plaats ten behoeve van de groothandel.
In de
beschrijving van het plangebied is aangegeven dat er streekproducten
worden aangeboden. Deze activiteit valt onder de categorie
“Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren”.
In de
beschrijving van het plangebied zijn meerdere activiteiten aangegeven,
waaronder “catering”. Deze activiteit zal inhouden dat de
bedrijfscategorie binnen het plangebied zal wijzigen naar
bedrijfscategorie 2. Echter is in de planbeschrijving aangegeven dat de
catering voor eigen groepen zal plaatsvinden, zodat deze activiteit tot
de eerder genoemde categorie “Logies, maaltijden en
drankenverstrekking” kan worden gerekend.
Conclusie
Op grond van het
Besluit Omgevingsrecht worden de activiteiten binnen het plangebied
gerekend tot een categorie B inrichting. Op grond van de VNG
Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ gelden er
afstandscriteria voor het geprojecteerde plangebied binnen de aanwezige
woningen. Deze afstandsgrenzen vormen echter geen belemmering voor de
geprojecteerde ontwikkelingen, zodat we kunnen concluderen dat de
ontwikkelingen in het plangebied leiden tot een aanvaardbaar woon- en
leefklimaat.
4.6 Geluid
Wet geluidhinder / goede ruimtelijke ordening
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh biedt
geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai,
spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering.
De activiteiten in het plangebied die van invloed kunnen zijn op geluidsgevoelige bestemmingen zijn
hieronder gemotiveerd. Het blijkt dat deze activiteiten geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie
veroorzaken voor het aspect geluid.
Indirecte hinder
Indirecte hinder
betreft het geluid vanwege vervoersbewegingen van- en naar de
inrichting. Door verkeersbureau Goudappel Coffeng is de verwachting
uitgesproken dat ook met de aangevraagde activiteiten er op de Meije
(ter hoogte van het perceel Meije 300) een verkeersdruk zal ontstaan
die lager is dan 1000 motorvoertuigen per etmaal. Gezien deze
verkeersintensiteit en de geringe bijdrage van de onderhavige
inrichting aan deze intensiteit, zal de geluidsbelasting vanwege de
vervoersbewegingen van de inrichting op woningen van derden voldoen aan
de voorkeurswaarde van 50 dB(A).
Activiteitenbesluit
Ten aanzien van
(kleinschalige) horeca-activiteiten zijn milieuvoorschriften opgenomen
in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is van toepassing
op het plangebied. In het Activiteitenbesluit zijn ten aanzien van
categorie B inrichtingen standaard geluidsnormen opgenomen en is geen
aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk. Hierna zijn enkele
overwegingen uit het Activiteitenbesluit overgenomen waaruit blijkt dat
het geluid afkomstig vanaf de terrassen niet bij de afweging ten
aanzien van geluidshinder mag worden betrokken.
Ten aanzien van
de activiteit “terras” is in het Activiteitenbesluit een
overweging opgenomen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van
terrassen. In het kader van een goede ruimtelijke beoordeling is deze
overweging hieronder meegenomen.
In het
Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer) staan (in art. 2.17) normen voor het langtijdgemiddeld
beoordelingsniveau van geluid bij inrichtingen en activiteiten binnen
inrichtingen. (Deze betreffen niet alleen het gebouw maar ook het
buitenterrein dat hoort tot de inrichting). Volgens het
Activiteitenbesluit (in art 2.17 onder e) gelden de genoemde waarden in
dit besluit slechts voor geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten.
In artikel 2.18
van het Activiteitenbesluit staat dat op onverwarmde en onoverkapte
terrassen (zover er geen sprake is van een binnenterrein) het
stemgeluid niet meegeteld mag worden. Op verwarmde en overkapte
terreinen (maar ook op binnenterreinen) moet het stemgeluid wel
meegeteld worden. Als horecaondernemers het terras verwarmen of
overkappen (of als er sprake is van een binnenterrein) zijn er wel
mogelijkheden voor gemeenten om het stemgeluid mee te nemen.
Voor zover er
geluidshinder wordt geconstateerd door omwonenden zal dit zich alleen
kunnen beperken tot de hinder m.b.t. de verkeersbewegingen.
Uit de
toelichting van het Activiteitenbesluit: ·’Met onoverdekt
terrein wordt bedoeld een voor publiek toegankelijk onbebouwd deel van
de inrichting, dus een buitenterrein zoals een tuin of terras. Met een
overdekking wordt een vaste overdekking bedoeld en niet een zonnescherm
of luifel.’
Voor de situatie
bij de Blauwe Meije kan een bepaling worden opgenomen dat buiten
gesloten gebouwen geen muziek of versterkt stemgeluid is toegestaan.
Conclusie
De activiteiten
in het plangebied veroorzaken geen wijziging ten opzichte van de
huidige situatie voor het aspect geluid. Daarnaast vindt er geen
wijziging plaats in de geluidssituatie van de omliggende bedrijven,
zodat de geluidsgevoelige objecten binnen het plangebied niet worden
beïnvloed.
In hoofdstuk
“bedrijven en milieuzonering” is aangegeven tot welke
categorie het plangebied behoort. Voor deze categorie geldt er ten
aanzien van het aspect geluid een afstandscriterium van 10 meter, die
geen belemmering vormt voor het ontwikkelen van het plangebied. Nader
onderzoek hoeft daardoor niet plaats te vinden.
Daarnaast is ook
getoetst aan het Activiteitenbesluit, omdat er mogelijk geluidsoverlast
van bezoekers wordt verwacht. Ten aanzien van het aspect geluid
afkomstig van terrassen is in het Activiteitenbesluit opgenomen dat
voor zover er geluidshinder wordt geconstateerd door omwonenden dit
zich alleen zal kunnen beperken tot de hinder met betrekking
tot de verkeersbewegingen.
4.7 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd.
In artikel 5.16
is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen
van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen
uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende
gevallen:
- Er is geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
- De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
- Het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
- De ontwikkeling
is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Een nadere
uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet
in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in
betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de
‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen
(luchtkwaliteitseisen)’.
Voor
ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan
de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de
grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd
die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden
aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer
achterwege kan blijven.
In de paragraaf
verkeer, parkeren en ontsluiting wordt een beschrijving gegeven van de
verkeerstoename van de nieuwe activiteiten. Uitgaande dat:
- Het gebruik als Bed and Breakfast het gehele jaar voor 24 uur (uitchecken voor 12.00 uur en inchecken na 18.00 uur)
- Het terras in maart – oktober gedurende 7 dagen/week is geopend van 08.00 – 22.00 uur;
- Het terras in november – februari op vrijdag t/m zondag is geopend van 09.00 – 22.00 uur;
- De sloepenverhuur in maart – oktober op vrijdag t/m zondag is geopend van 08.00 – 22.00 uur;
Dan zouden deze
activiteiten leiden tot 114 extra voertuigbewegingen per etmaal. Uit
het verkeersonderzoek van Goudappel en Coffeng volgt namelijk uit tabel
5.1 (verkeersprognose) dat er in een “worst case” situatie
114 verkeersbewegingen per etmaal optreden.
In de NIBM-tool
moet worden uitgegaan van de toename van het totale aantal extra
motorvoertuigbewegingen per etmaal, uitgaande van het
“weekdaggemiddelde”. Dit houdt in dat het verkregen getal
(mtv/etmaal) is omgerekend naar het weekdaggemiddelde. Het verkregen
cijfer is opgenomen in de NIBM-tool (versie 30-03-2015):

Uit de NIBM-tool blijkt dat de verkeer aantrekkende werking van de activiteiten niet in betekende mate is.
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5 . De grenswaarde voor PM2,5
bedraagt 25 μg/m³. Gezien het grote verschil tussen de
grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van
deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde
voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijdingen van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn.
Conclusie
Op basis van het
voorgaande wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de
luchtkwaliteitsconcentraties. Het aspect luchtkwaliteit is geen
belemmering voor het plan.
4.8 Geur
De nieuwe wet
geurhinder en veehouderij wil gemeenten meer ruimte bieden voor het
voeren van eigen beleid en het toepassen van maatwerk. Binnen bepaalde
bandbreedten mogen gemeenten zelf de waarden van de toegestane
geurbelasting en de afstandsnormen bepalen. Daarnaast hebben gemeenten
de bevoegdheid gekregen om objecten aan te wijzen die niet worden
aangemerkt als geurgevoelig object. In 2009 heeft de gemeente Woerden
de verordening “Verordening lokaal geurbeleid veehouderijen
landelijk gebied Woerden” vastgesteld. In deze verordening is een
geurnorm voorgeschreven van ten minste 25 meter afstand vanaf het
emissiepunt tot het geurgevoelig object.
Volgens de
verordening geldt er een afstand van 25 meter voor het
cultuurhistorisch waardevol gebouw en een afstand van 50 meter voor de
overige bestemmingen. Binnen een afstand van 50 meter tot aan het
plangebied bevinden zich langs de Meije geen veehouderijen.
De volgende veehouderijen bevinden zich in de omgeving van het plangebied:
- Dwarsweg 1 Zegveld op een afstand van 1000 meter vanaf het plangebied;
- Rondweg 36 Zegveld op een afstand van 1700 meter vanaf het plangebied.
Aan de overzijde
van Meije 300 bevindt zich een boomkwekerij. Het kweekmateriaal bevindt
zich op een afstand van 17 meter vanaf het plangebied. Er zijn geen
wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen
gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en
geurgevoelige objecten. De Europese wetgeving met betrekking tot het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is met name gericht op de
reductie van de risico’s van het gebruik van deze middelen voor
mens en milieu. De teeltvrije zones die gehanteerd worden in het
Activiteitenbesluit milieubeheer zijn opgenomen vanwege de bescherming
van het watermilieu.
Ten aanzien van
(kleinschalige) horeca-activiteiten zijn milieuvoorschriften opgenomen
in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is van toepassing
op het plangebied. In het Activiteitenbesluit zijn ten aanzien van
categorie B inrichtingen standaard geurnormen opgenomen.
Conclusie
Het plangebied is
gelegen in een gebied wat volgens de berekening van de Rijksoverheid
behoort tot een gebied met de laagste klasse aan luchtverontreiniging.
Het plangebied zal geen wijziging in de kwaliteitscategorie
veroorzaken. Dit betekent dat de activiteiten in het plangebied worden
gerekend tot de categorie, die “niet in betekenende mate”
bijdragen aan de luchtkwaliteit.
Daarnaast is het plangebied niet gelegen binnen de geurcontouren die volgens de gemeentelijke verordening zijn voorgeschreven.
Tenslotte is in
toelichting paragraaf 4.5 “Milieuhinder bedrijvigheid”
aangegeven tot welke categorie het plangebied
behoort. Voor
deze categorie geldt er ten aanzien van het aspect geur een
afstandscriterium van 10 meter, die geen belemmering vormt voor het
ontwikkelen van het plangebied.