Type plan: omgevingsvergunning
Naam van het plan: Blauwe Meije
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0632.pbmeije300-oOw1

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ten behoeve van een wijziging van de gebruiksfunctie van het bestaande bedrijf De Blauwe Meije, Meije 300, te Zegveld is een aanvraag omgevingsvergunning horeca ingediend. Gezien de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan "Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" zal een uitgebreide WABO-procedure moeten doorlopen. Voor deze afwijking moet een Ruimtelijke Onderbouwing onderdeel uitmaken van de aanvraag. Onderhavige Ruimtelijke Onderbouwing is geschreven voor dit doel.
 
De aanvraag omgevingsvergunning horeca heeft tot doel om de volgende gebruiksfuncties te wijzigen:
  • Wijziging van de gebruiksfunctie van de hooiberg als ruimte voor kleinschalige horeca, detailhandel in zelfgemaakte producten, catering en terras;
De Blauwe Meije ligt zowel in de gemeente Nieuwkoop (provincie Zuid-Holland) als in de gemeente Woerden (provincie Utrecht). Onderhavige ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de gronden die liggen in de gemeente Woerden.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
De Blauwe Meije bevindt zich op het adres Meije 300 te Zegveld. Het plangebied is gelegen tussen de watergang en de openbare weg (beiden De Meije genoemd). Op het terrein bevinden zich momenteel een bedrijfswoning, een hooiberg, een bedrijfsgebouw en bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen.
 
Het betreft de percelen met de kadastrale aanduidingen Zegveld G 1186 en 1187.
Globale ligging plangebied
 
Begrenzing plangebied
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Het perceel Meije 300 is in het vigerende bestemmingsplan “Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld” aangeduid met de bestemming “Bedrijf”, met nadere bestemming “Galerie”. Blijkens de plankaart en artikel 5.1, aanhef onder a, van de planvoorschriften heeft het perceel voorts de aanduiding "vrijkomende agrarische bebouwing" (hierna: vab). Het bijgebouw is in het bestemmingsplan aangeduid als "cultuurhistorisch waardevol bijgebouw".
 
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan
 
Het vigerende bestemmingsplan "Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" is op 3 juli 2008 vastgesteld door de gemeenteraad van Woerden en is op 3 maart 2009 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht.

2 Planbeschrijving
2.1 Het plan
De theesalon/lunchroom met bijbehorend terrassen (2) wordt geëxploiteerd vanuit het gedeelte van het perceel met de aanduiding “horeca”. Ook de terrassen hebben een aanduiding "horeca". Het terras langs de galerie, aan het water, heeft een omvang van 34,2 m². Het tweede terras bevindt zich meer naar de weg toe, naast de bedrijfswoning. Dit terras heeft een omvang van 5,7 m². Op het perceel is daarmee in totaal 39,9 m² terras aanwezig.
 
Het horecagedeelte bevindt zich in en rond de voormalige hooiberg (hooimijt) die zich op het perceel Meije 300 bevindt. De horeca activiteiten zijn kleinschalig en betreffen een theesalon/lunchroom bestaande uit het verstrekken van in hoofdzaak kleinere maaltijden, broodjes, ijs, gebak, koffie, thee en overige dranken. Hotel, cafetaria, café, bar en gelegenheden met een latere sluitingstijd dan 23.00 uur vallen niet onder theesalon/lunchroom. Deze zijn niet toegestaan. De omvang van de theesalon/lunchroom wordt beperkt tot de bestaande omvang van de hooiberg. Rond het terras bevinden zich de daarbij behorende voorzieningen, waaronder de tuinen en de hooiberg. Ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten is het ten behoeve van besloten groepen tevens mogelijk om deze groepen van een maaltijd (catering) te voorzien.
   
In onderstaande afbeelding is aangeduid welke functies zich in welke gebouwen en op welke gronden deze plaatsvinden:
Bebouwing en gebruik binnen plangebied
 
Er is, gezien de omvang van het perceel, de omvang van de (bij) gebouwen en de locatie van de verschillende aanduidingen sprake van een (beperkte) verruiming van de huidige gebruiksmogelijkheden. De locatie heeft reeds een kleinschalig karakter en dat blijft zo, waarbij de omvang van het perceel en de bedrijfsgebouwen uitgangspunt is. De bestemming recreatie en de horeca aanduiding daarbinnen leidt niet tot een onevenredige belasting wat betreft planologische of milieuaspecten. Een en ander blijkt uit het hoofdstuk waarin de toets aan de omgevingsaspecten worden besproken. Van nadelige gevolgen voor planologische of milieuaspecten is geen sprake, waarbij wordt verwezen naar de toetsing aan beleids- en omgevingsaspecten van dit plan.
 
De onderhavige wijziging voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening, waarbij de effecten van deze wijziging tevens ruimtelijk acceptabel zijn, waarbij wordt verwezen naar toelichting hoofdstuk 4.  
 
2.2 Verkeer, parkeren en ontsluiting
2.2.1 Verkeer
Door bureau Goudappel en Coffeng is een verkeersonderzoek uitgevoerd voor het perceel Meije 300 (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1). In dit verkeersonderzoek zijn de verkeerskundige effecten beschreven op het perceel Meije 300:
  • Benodigde parkeergelegenheid;
  • Verkeersaantrekkende werking c.q. gevolgen voor de verkeersafwikkeling op de aansluitende openbare wegen.
Het verkeersonderzoek behandelt deze aspecten aan de hand van een beschrijving van de huidige en toekomstige verkeerssituatie en verkeersdruk. De huidige situatie is in het onderzoek weergegeven aan de hand van telmetingen die zijn uitgevoerd door de gemeente Woerden in de periode 17 – 30 september 2014. De telmetingen bevinden zich op korte afstand van het plangebied in deze toelichting.
 
In de beschrijving van de huidige situatie is tevens de huidige verkeersongevallensituatie opgenomen.
De toekomstige situatie is beschreven aan de hand van de toekomstige parkeersituatie. Hierbij is een parkeerbalans opgesteld, waarbij de parkeervraag van een ontwikkeling wordt afgezet tegen het parkeeraanbod. De parkeervraag is in het onderzoek vastgesteld aan de hand van de gemiddelde parkeerkencijfers van CROW voor “niet stedelijk gebied” en het beleid van Nieuwkoop en Woerden.
 
Het onderzoeksbureau verwacht dat ook met de aangevraagde activiteiten er op het perceel Meije 300 er een verkeersdruk zal ontstaan die lager is dan 1000 motorvoertuigen per etmaal, hetgeen vergelijkbaar is met een woonerf.

2.2.2 Parkeren
Door bureau Goudappel en Coffeng een verkeersonderzoek uitgevoerd voor het totale perceel Meije 300. Voor het verkeersonderzoek is uitgegaan van het volgende programma:
 
Programma de Blauwe Meije (Voor het aantal m² van het Atelier is de aparte opgang naar de bovengelegen B&B (6,7 m²) niet meegerekend)
 
Daarna is het aanwezigheidspercentage van de verschillende functies en activiteiten bepaald.
Aanwezigheidspercentage
 
In de bestaande situatie is sprake van 22 openbare parkeerplekken. Dit zijn 2 parkeerplekken bij de woning, 6 bij de beeldentuin en 14 langs de openbare weg in Woerden.
 
De toekomstige situatie is beschreven aan de hand van de toekomstige functies en activiteiten. Hierbij is een parkeerbalans opgesteld, waarbij de parkeervraag van een ontwikkeling wordt afgezet tegen het bestaande parkeeraanbod. De werkdagmiddag is daarbij maatgevend.
 
Parkeerberekening cq parkeerbalans
 
Ten opzichte van het aanbod van het bestaand aantal parkeerplekken in relatie tot de beoogde functies en activiteiten in zowel Woerden als Nieuwkoop is er een tekort van vijf parkeerplekken. Deze vijf nieuw te realiseren parkeerplekken worden gerealiseerd aan de zuidzijde van de beeldentuin in Nieuwkoop. 
 
2.2.3 Ontsluiting
De ontsluiting van De Blauwe Meije vindt plaats via de Meije. De ontsluiting van het weiland en de beeldentuin op de gronden van de gemeente Nieuwkoop vinden plaats vanaf de Meije over het erf van de Blauwe Meije. Deze ontsluiting moet ten alle tijde beschikbaar zijn. Deze gronden mogen dan ook niet ingericht worden met bouwwerken.

2.2.4 Fietsparkeren
Op Nieuwkoopse grond, vlak voor de watergang ter hoogte van de brug, zijn en worden voorzieningen getroffen voor fietsparkeerplekken. De situerig van deze fietsplekken gaat niet ten koste van de parkeerplekken voor auto's en/of de toegangsroute naar de brug. Deze ontsluiting zal geheel gevrijwaard blijven van obstakels en dus ook fietsen. 
   
Foto deel fietsparkeerplekken

3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte beschrijft het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid van het Rijk voor de periode tot 2040. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Het roer moet om in de gebiedsontwikkeling. De daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties wordt daarin leidend.
 
Het Rijk benoemt in de structuurvisie 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ontwikkeling van het plangebied Meije 300 is conform het beleid voor deze 13 nationale belangen opgesteld.
 
De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor deze ruimtelijke onderbouwing zijn als volgt geformuleerd:
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en - kwantiteit;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt, blijven overeind;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.
 
Aandachtspunten in het beleid welke verder een raakvlak hebben met de ontwikkeling van het plangebied zijn onder andere het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland “waarbij het niet alleen gaat om kwalitatief hoogwaardige ruimte voor werken, verplaatsen en wonen (waaronder differentiatie in woonmilieus, het belang van openbaar vervoer voor de stedelijke regio en multimodaliteit ten behoeve van logistiek), maar ook om voldoende aanbod van onderwijs, cultuur, toegankelijk groen en recreatiemogelijkheden. Dit wordt ook wel de “quality of life” genoemd.
 
Daarnaast is het tevens voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren nodig om te beschikken “over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijfsterreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij, alsmede het bieden van meer ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei”.
De geplande realisatie van het plangebied houdt rekening met de nationale belangen. In toelichting hoofdstuk 4 is aangegeven hoe wordt omgegaan met diverse milieuaspecten, zoals archeologie, flora en fauna, luchtkwaliteit, bodem en water.

3.1.2 Agenda voor een Vitaal Platteland
Landbouw is niet meer de belangrijkste economische drager op het platteland. Het platteland verandert van voedselproducent naar consumptieruimte, voor álle Nederlanders. Aan de agenda is een meerjarenprogramma gekoppeld gericht op een leefbaar, vitaal en duurzaam platteland. Eén van de acht genoemde doelen is recreatie. Recreatie zet in op een aantrekkelijk en toegankelijk gebied. De regierol voor de Agenda Vitaal Platteland ligt bij de provincie en vindt zijn uitwerking in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (zie bij het onderdeel “Provinciaal beleid”).
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013
Provinciale Staten van Utrecht hebben in februari 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (PRS) vastgesteld. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Een van de pijlers voor ruimtelijke ontwikkeling die van belang is voor het plangebied is een landelijk gebied met kwaliteit.
 
Tegelijk met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 heeft de provincie Utrecht ook gewerkt aan een nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). De PRV 2013 is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie regels opgenomen, die doorvertaald moeten worden in gemeentelijke bestemmingsplannen.
 
Voor het plangebied zijn in de PRS en de PRV de aanduidingen 'algemene beleidslijn landelijk gebied', 'Veengebied (gevoelig voor bodemdaling)' en 'vrijwaringszone versterking regionale waterkering' relevant.
In hoofdstuk 6 van de provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 (PRS) wordt het beleid ten aanzien van de landelijke kwaliteit beschreven. Uitgangspunt is ruimte voor dynamiek en kwaliteit. Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te kunnen behouden voert de provincie een terughoudend beleid als het gaat om de ontwikkeling van niet aan het landelijk gebied gekoppelde functies. Slechts onder voorwaarden, met name ten aanzien van de kwaliteit van het landelijk gebied en van de vitaliteit van al aanwezige functies zijn ontwikkelingen van niet landelijk gebied functies aanvaardbaar. Voorkomen moet worden dat niet-agrarische bedrijven ruimtelijk zodanig beperkt worden in hun ontwikkeling, dat geen sprake meer kan zijn van voortzetting van de bestaande bedrijfsvoering. Daarom vindt de provincie 20% uitbreiding van de bebouwing aanvaardbaar. Voor de Blauwe Meije geldt dat er - met uitzondering van een nieuwe entree van de Hooimijt - geen fysieke uitbreiding van bebouwing plaatsvindt. Wel is er sprake van een uitbreiding qua functies en gebruik. Gezien de kleinschaligheid van deze bedrijfsvoering is dit goed inpasbaar in het landelijk gebied.
 
Gezien de gevoeligheden voor bodemdaling in het veengebied ziet de provincie bij voorkeur geen nieuwe bouwlocatie en bodembewerking in deze gebieden. Beide zijn niet aan de orde bij de beoogde ontwikkeling van de Blauwe Meije.
 
De gebouwen van de Blauwe Meije vallen binnen de vrijwaringszone waarvoor is opgenomen dat de waterkerende functies van deze gronden moeten worden beschermd en dat moet voorzien in een vrijwaringszone aan weerszijden van de waterkering. Het gebruik van de gronden en de aanwezige bebouwing leidt niet tot een vermindering van de waterkerende funcie van de waterkering. 
 
Onderhavige ruimtelijke onderbouwing is derhalve in overeenstemming met het provinciale regelgeving, waaronder de genoemde structuurvisie en verordening.
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030
De Ruimtelijke Structuurvisie biedt een ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de gemeente Woerden voor de periode tot 2030. De toeristische opgave is het ontwikkelen van de recreatieve potentie van Woerden door in het buitengebied het routenetwerk voor fiets, voetganger en kano te verbeteren en uit te breiden, routes in stad en buitengebied met elkaar te verbinden en door recreatieve voorzieningen uit te breiden. De watergang De Meije is een ecologische verbindingszone. Het streven is de ecologische hoofdstructuur zo veel mogelijk te combineren met het recreatieve netwerk, waardoor de natuur door recreanten ervaren kan worden.
 
Het plangebied ligt in het gebied dat is aangemerkt als agrarisch gebied binnen het veenweidegebied. Het behouden en beschermen van de rust en openheid is het uitgangspunt voor dit veenweidegebied. Dit betekent niet dat het gebied op slot gaat. Het behoud van de agrarische functie, met name in het veenweidegebied, is een belangrijke voorwaarde voor het behoud van de bestaande landschappelijke kwaliteiten. Een verbreding van de agrarische sector wordt nagestreefd door het stimuleren van plattelandsvernieuwing. Ook de gemeente Woerden stimuleert ‘plattelandsvernieuwing’ door het realiseren van niet-agrarische nevenfuncties mogelijk te maken in de bestemmingsplannen. Ook wordt gestimuleerd de publieke toegankelijkheid van het landelijk gebied te vergroten, met name voor extensieve recreatie. Men beoogt daarom bij agrarisch-recreatieve projecten ook wandel-, fiets-, kano- en ruiterroutes te bevorderen.
 
De bedrijfsvoering van De Blauwe Meije is niet strijdig met het gemeentelijk beleid. De beoogde kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten van De Blauwe Meije bieden een meerwaarde voor het vergroten van de toegankelijk van het landelijk gebied. Hierbij is ook een duidelijk relatie met de recreatieve mogelijkheden die worden geboden op het perceel. De Blauwe Meije vormt daarmee een onderdeel van het recreatieve netwerk.

4 Milieu- en omgevingsaspecten
4.1 Archeologie en cultuurhistorie
Bekende en verwachte archeologische waarden
Informatie over bekende en verwachte archeologische waarden is in eerste instantie verzameld op basis van de verwachtingskaarten op Rijks en gemeentelijk niveau.
 
Volgens het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld heeft één van de bijgebouwen een cultuurhistorische aanduiding. Volgens de regels in het bestemmingsplan gelden er geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van deze gebouwen. De voorschriften bieden juist mogelijkheden voor logies in het gebouw. Op 26 augustus 2015 heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed het plangebied getoetst op cultuurhistorische waarde. De huidige waardering van de bijgebouwen wordt gehandhaafd, tevens wordt de hooiberg tot dezelfde categorie gerekend.
 
In september 2007 heeft de gemeente Woerden het beleidsplan archeologische monumentenzorg 'Bodemschatten van Woerden' vastgesteld. Het beleidsplan heeft drie doelstellingen, namelijk het behoud en de bescherming van de Woerdens bodemschatten, vermeerdering van kennis over de bewoningsgeschiedenis van Woerden en het omliggende landelijke gebied en optimaal gebruik maken van de kansen die voorlichting en educatie op het gebied van archeologie bieden. Bij bodemingrepen weegt de gemeente het behoud van archeologische waarden af tegen andere belangen. Om deze belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze te kunnen maken, heeft de gemeenteraad van Woerden op 15 december 2010 de Archeologische beleidskaart vastgesteld voor haar grondgebied (Alkemade e.a., 2010). Een uitsnede van deze kaart is hieronder weergegeven.
 
 
Archeologische verwachting en onderzoeksverplichting
De archeologische verwachtingen in het plangebied hangen samen met de aanwezigheid van stroomgordels en eventueel bijbehorende crevasses in de ondergrond. Daarnaast vormen de ontginningsassen en locaties van oude woonplaatsen en molens, interessante archeologische en cultuurhistorische zones. Aan de lage, middelhoge en hoge verwachtingszones zijn beleidsregels van de gemeente Woerden gekoppeld. Deze beleidsregels beschrijven bij welke omvang en diepte van en ingreep archeologisch vooronderzoek vereist is. Tevens is in het gemeentelijk een vrijstellingsregeling voor archeologisch onderzoek opgenomen. Deze vrijstelling is niet van toepassing op het plangebied omdat het plangebied onderdeel uitmaakt van een historische boerderijlint.
 
Eerder uitgevoerd onderzoek
In het plangebied is vooralsnog geen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd.
 
Conclusie
Volgens de archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Woerden bevindt het plangebied zich binnen een gebied met hoge archeologische verwachting. Dit blijkt ook uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (http://archeologieinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/amk-en-ikaw). Deze hoge verwachting is gebaseerd op de ligging in een oeverwalgebied. Op grond van deze kwalificatie is het noodzakelijk om aanvullend onderzoek te doen als het plangebied een oppervlakte van 100 m2 of meer bedraagt en er ontgraving plaatsvindt over een grotere diepte dan 0,30 cm. Er vinden geen ontgravingswerkzaamheden plaats bij de uitvoering van het plangebied.
 
Het is niet noodzakelijk aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren.
4.2 Bodem
Het plangebied bevindt zich in een gebied dat als veenweidegebied wordt gekenmerkt. De ondergrond van het plangebied bestaat uit kleiig veen. Dit bodemtype wordt volgens bodemclassificatiesysteem gerekend tot het type hVb; Koopveen of bosveen (of eutroof broekveen) en het type Vc; Vlierveengronden op zeggeveen, rietveen of (mesotroof) broekveen.
 
Ter plaatse waar het perceel grenst aan de watergang De Meije bevindt zich meer klei in de bovengrond. Dit gedeelte van het plangebied bestaat uit het bodemtype pVb Weideveengrond op bosveen (of eutroof broekveen), bodemtype hVb; Koopveengrond op bosveen (of eutroof broekveen) en type pRv81 Liedeerdgrond (klei op veengrond). Deze gronden bestaan voornamelijk uit veengrond die niet is vergraven voor de turfwinning. Vanwege de aanwezigheid van kleidelen in de veengrond waren deze gronden minder geschikt voor turfwinning.
 
Via het Bodemloket van de provincie Utrecht is informatie opgezocht over de aanwezigheid van locatie waar in het verleden bodemverontreiniging is aangetoond (locaties Wet Bodembescherming). Volgens de bodemkaart bevinden zich binnen het plangebied geen Wbb- locaties.
 
Conclusie
Het plangebied bevindt zich niet in een gebied waar ernstige bodemverontreiniging is geconstateerd. De aanvraag heeft betrekking op een wijziging in het gebruik. Nader onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
4.3 Externe veiligheid
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) van kracht geworden. In overeenstemming met artikel 5 van dit BEVI dient bij een besluit in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) onderzocht te worden in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle inrichtingen in de nabijheid van het plangebied waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen de risicocontour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour) en het groepsrisico (GR) met de eventuele toename hiervan berekend te worden. Het GR dient in de toelichting op het besluit te worden verantwoord. Eenzelfde aanpak dient gevolgd te worden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door de lucht en door buisleidingen. Het kader hiervoor wordt gegeven in de circulaire “Nota Risicozonering Vervoer Gevaarlijke Stoffen” (RNVGS). 
 
Gemeenten en provincies zijn in dat kader verplicht de normen uit het BEVI na te leven. Dit houdt onder meer in dat er voldoende afstand aangehouden moet worden tussen kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven en transportroutes. Tevens houdt dat in dat rekening moet worden gehouden met het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf of transportroute. Het aspect externe veiligheid brengt zodoende met zich mee dat afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding van groot belang is.
 
In het kader van de externe veiligheid is het dus van belang om te onderzoeken of er in of in de nabijheid van het plangebied in Woerden relevante inrichtingen en transportroutes aanwezig zijn en zo ja of nader onderzoek noodzakelijk is.
 
Er wordt in deze toelichting verwezen naar de risicokaart van de provincie Zuid-Holland en de provincie Utrecht, via de website www.nederland.risicokaart.nl. Uit deze kaart is op te maken dat er voor het plangebied geen risicovolle zaken aan de orde zijn. Hieronder is deze risicokaart weergegeven.
 
Er kan worden geconstateerd dat er zich in de directe omgeving geen gevaarzettende ondergrondse leidingen dan wel Lpg-stations aanwezig zijn.
 
De wijziging van het gebruikt op de betreffende locatie van de Blauwe Meije heeft geen invloed op deze situatie en levert ook geen extra risico op.
Risicokaart provincie Zuid-Holland en Utrecht
 
Conclusie
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Tevens bevinden zich in de omgeving van het plangebied ondergrondse leidingen dan wel Lpg-stations die een gevaar opleveren. 
4.4 Flora en fauna
Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied (bijvoorbeeld Natura 2000). Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
 
Gebieds-en soortenbescherming
Uit onderstaande afbeelding met daarop een gedetailleerde begrenzing van het Natura 2000-gebied blijkt dat de bedrijfsbebouwing en functies van De Blauwe Meije die gelegen zijn in de gemeente Woerden buiten het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck vallen. De beeldentuin en het weiland op Nieuwkoops grondgebied liggen wel binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied.
  
Begrenzing Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck (bron: ministerie van Economische Zaken (luchtfoto uit circa 2010))
 
Gezien de ligging nabij het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck gebied is er mogelijk sprake van verstoring van het habitat- en vogelrichtlijngebied.
 
In het kader van de bestemmingsplanprocedure voor het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik en Zegveld, herziening 3 destijds is een natuurtoets uitgevoerd door het Bureau Waardenburg (rapportage 13 februari 2015, rapportnummer 14-238). De locatie Meije 300 maakt onderdeel uit van deze natuurtoets.
 
In de effectbeoordeling van dit onderzoek is aangegeven dat relevante activiteiten die mogelijk effecten hebben op de natuur activiteiten zijn die zullen leiden tot:
  • meer verkeerbewegingen langs Meije,
  • mogelijk leiden tot verstoring als gevolg van verlichting, geluid en verontreinigende stoffen,
  • mogelijk leiden tot verstoring als gevolg van meer aanwezigheid van (groepen van) mensen. 
De conclusie van de natuurtoets is dat het plangebied geen significant effect heeft op de ecologische waarden.
Gezien de wijzigingen ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan en onderhavig plan is tevens een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 uitgevoerd (zie bijlagen bij toelichting bijlage 2 en bijlagen bij toelichting bijlage 3). De eerder uitgevoerde natuurtoets is als bijlage gevoegd bij deze voortoets.
 
Met betrekking tot het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen en de Haeck kan worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zullen optreden door de functies en gebruik van De Blauwe Meije. De kwalificerende habitattypen, genoemd in de instandhoudingsdoelstellingen, worden niet aangetast of vernietigd door de beoogde activiteiten en wijziging in gebruik. Ook de kwalificerende habitatricht- en vogellijnsoorten ondervinden geen verstoring. Er kan van uit worden gegaan dat er geen extra verstorende effecten zijn te verwachten ten gevolge van cumulatie. Aangezien er geen negatieve effecten zijn te verwachten kan er vanuit worden gegaan dat ook cumulatie van effecten niet zullen optreden.
    
Sinds 1 juli 2015 geldt een meldingsplicht voor activiteiten die een invloed kunnen hebben op Natura 2000 gebieden. In het kader van de Regeling programmatische aanpak stikstof (PAS) kunnen initiatiefnemers de stikstofdepostie berekenen met de rekentool Aerius. Eerder is op september 2015 hiervoor een melding gedaan in het kader van de PAS. Deze is toegevoegd aan de bijlage van deze ruimtelijke onderbouwing (zie bijlagen bij toelichting bijlage 3). Op grond van de uitkomsten en de beschikbare depositieruimte is een melding ingediend d.d. 18 september 2015. Gezien een aanpassing van de verkeersaantrekkende bewegingen van de Blauwe Meije ten opzichte van de uitgangspunten die zijn gehanteerd bij de melding in september 2015 is een nieuwe berekening uitgevoerd met de rekentool Aerius (zie bijlagen bij toelichting bijlage 4). De berekening is uitgevoerd op basis van de verkeersaantrekkende bewegingen uit het verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng. Uit deze nieuwe berekening blijkt dat er sprake is van een depositietoename van minder dan 1 mol en dat nog voldoende depositieruimte beschikbaar is.
 
Conclusie
Het plangebied is niet gelegen binnen een gebied dat is aangeduid tot EHS, Groene contour of een gebied met natuurwaarden buiten de EHS en Groene contour. Het plangebied heeft geen nadelig effect op de instandhoudingsdoelen voor soorten uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Uit de berekening van Aerius ten aanzien van de stikstofdepositie blijkt dat het plangebied geen significant effect heeft op de ecologische waarden.
4.5 Milieuhinder bedrijvigheid
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van hinder en gevaar. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) kan dit gerealiseerd worden.
 
Binnen het huidige plangebied vindt een wijziging plaats van de bestemming “Bedrijven” naar de bestemming “Recreatie” en is er op grond van de huidige activiteiten een toetsing aan de afstandscriteria uitgevoerd die hieronder is beschreven.
 
Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform:
  • VNG Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009);
  • Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit.
Voor bedrijfsmatige activiteiten die een zekere mate van hinder en gevaar kunnen veroorzaken zijn afstandscriteria vastgesteld in het Activiteitenbesluit. Dit activiteitenbesluit is van toepassing op bedrijven die tot een inrichting worden gerekend ingevolge de Wet Milieubeheer.   
De bedrijfsmatige activiteiten worden tot een inrichting gerekend als een categorie uit bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) van toepassing is.
 
In onderdeel C van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) staan enkele tientallen categorieën van milieuactiviteiten, waarbij is aangegeven:
  • of het een inrichting is
  • of een omgevingsvergunning milieu nodig is
  • of de provincie bevoegd gezag is
 
De activiteiten binnen het plangebied worden volgens onderdeel C van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gerekend tot een inrichting categorie B waarvoor het Activiteitenbesluit van toepassing is. De activiteiten binnen het plangebied worden gerekend tot een inrichting categorie B op grond van het feit dat er voedingsmiddelen worden bereid voor personen afkomstig van buiten de inrichting. Dit criteria is van toepassing op de eerdergenoemde activiteiten kleinschalige horeca, catering en proeverij.
 
Op grond van de bovengenoemde activiteiten kunnen de afstandsnormen worden gehanteerd die zijn opgenomen in de handreiking “Bedrijven en milieuzonering 2009” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
In die handreiking is ook een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen, waarbij per type bedrijf wordt aangegeven welke afstanden tussen milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen moet worden aangehouden. Zo ontstaat in dit geval een zone rond een perceel met een recreatieve bestemming waar in principe geen milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan. Op deze wijze wordt geborgd dat er geen onaanvaardbare milieuoverlast voor milieugevoelige bestemmingen aan de orde zal zijn en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd.
 
De planlocatie bevindt zich in buitenstedelijk gebied. In de directe omgeving zijn woningen en een kwekerij aanwezig. Deze bevinden zich op de volgende afstanden van het plangebied:
  
Locatie Afstand vanaf het plangebied
Woningen met huisnummer 171 110 meter
Woningen met huisnummer 175 50 meter
Woningen met huisnummer 298
15 meter
Woningen met huisnummer 290
98,5 meter
Kwekerij
13,5 meter
 
Op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de handreiking van VNG kan het vigerende plangebied met de bestemming “Bedrijf” worden gerangschikt onder de categorie “Overige zakelijke dienstverlening”, subcategorie “veilingen van kunst”. Dergelijke activiteit valt onder categorie 1. Er is alleen ten aanzien van het aspect Geluid een afstandsnorm gehanteerd van 10 meter.
 
In het geprojecteerde plangebied vindt een wijziging naar de bestemming “Recreatie” plaats. Dit resulteert niet in een wijziging van de bedrijfscategorie. Op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de handreiking van VNG kan het plangebied met de bestemming “Recreatie” worden gerangschikt onder de categorie “Logies, maaltijden en drankenverstrekking” subcategorie “hotels en pensions met keuken, conferentieoorden en congrescentra” en de categorie “Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren”, subcategorie “detailhandel voor zover n.e.g.”
 
De binnen het plangebied aangeduide “horeca” beperkt zich volgens deze categorie tot het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse. Er vindt geen vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken plaats ten behoeve van de groothandel.
 
In de beschrijving van het plangebied is aangegeven dat er streekproducten worden aangeboden. Deze activiteit valt onder de categorie “Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren”.
 
In de beschrijving van het plangebied zijn meerdere activiteiten aangegeven, waaronder “catering”. Deze activiteit zal inhouden dat de bedrijfscategorie binnen het plangebied zal wijzigen naar bedrijfscategorie 2. Echter is in de planbeschrijving aangegeven dat de catering voor eigen groepen zal plaatsvinden, zodat deze activiteit tot de eerder genoemde categorie “Logies, maaltijden en drankenverstrekking” kan worden gerekend.
 
Conclusie
Op grond van het Besluit Omgevingsrecht worden de activiteiten binnen het plangebied gerekend tot een categorie B inrichting. Op grond van de VNG Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ gelden er afstandscriteria voor het geprojecteerde plangebied binnen de aanwezige woningen. Deze afstandsgrenzen vormen echter geen belemmering voor de geprojecteerde ontwikkelingen, zodat we kunnen concluderen dat de ontwikkelingen in het plangebied leiden tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. 
4.6 Geluid
Wet geluidhinder / goede ruimtelijke ordening
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh biedt
geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai,
spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering.
 
De activiteiten in het plangebied die van invloed kunnen zijn op geluidsgevoelige bestemmingen zijn
hieronder gemotiveerd. Het blijkt dat deze activiteiten geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie
veroorzaken voor het aspect geluid.
   
Indirecte hinder
Indirecte hinder betreft het geluid vanwege vervoersbewegingen van- en naar de inrichting. Door verkeersbureau Goudappel Coffeng is de verwachting uitgesproken dat ook met de aangevraagde activiteiten er op de Meije (ter hoogte van het perceel Meije 300) een verkeersdruk zal ontstaan die lager is dan 1000 motorvoertuigen per etmaal. Gezien deze verkeersintensiteit en de geringe bijdrage van de onderhavige inrichting aan deze intensiteit, zal de geluidsbelasting vanwege de vervoersbewegingen van de inrichting op woningen van derden voldoen aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A).
 
Activiteitenbesluit
Ten aanzien van (kleinschalige) horeca-activiteiten zijn milieuvoorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is van toepassing op het plangebied. In het Activiteitenbesluit zijn ten aanzien van categorie B inrichtingen standaard geluidsnormen opgenomen en is geen aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk. Hierna zijn enkele overwegingen uit het Activiteitenbesluit overgenomen waaruit blijkt dat het geluid afkomstig vanaf de terrassen niet bij de afweging ten aanzien van geluidshinder mag worden betrokken.
Ten aanzien van de activiteit “terras” is in het Activiteitenbesluit een overweging opgenomen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van terrassen. In het kader van een goede ruimtelijke beoordeling is deze overweging hieronder meegenomen.
 
In het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) staan (in art. 2.17) normen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van geluid bij inrichtingen en activiteiten binnen inrichtingen. (Deze betreffen niet alleen het gebouw maar ook het buitenterrein dat hoort tot de inrichting). Volgens het Activiteitenbesluit (in art 2.17 onder e) gelden de genoemde waarden in dit besluit slechts voor geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten.
 
In artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit staat dat op onverwarmde en onoverkapte terrassen (zover er geen sprake is van een binnenterrein) het stemgeluid niet meegeteld mag worden. Op verwarmde en overkapte terreinen (maar ook op binnenterreinen) moet het stemgeluid wel meegeteld worden. Als horecaondernemers het terras verwarmen of overkappen (of als er sprake is van een binnenterrein) zijn er wel mogelijkheden voor gemeenten om het stemgeluid mee te nemen.
 
Voor zover er geluidshinder wordt geconstateerd door omwonenden zal dit zich alleen kunnen beperken tot de hinder m.b.t. de verkeersbewegingen.
 
Uit de toelichting van het Activiteitenbesluit: ·’Met onoverdekt terrein wordt bedoeld een voor publiek toegankelijk onbebouwd deel van de inrichting, dus een buitenterrein zoals een tuin of terras. Met een overdekking wordt een vaste overdekking bedoeld en niet een zonnescherm of luifel.’
 
Voor de situatie bij de Blauwe Meije kan een bepaling worden opgenomen dat buiten gesloten gebouwen geen muziek of versterkt stemgeluid is toegestaan.
 
Conclusie
De activiteiten in het plangebied veroorzaken geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie voor het aspect geluid. Daarnaast vindt er geen wijziging plaats in de geluidssituatie van de omliggende bedrijven, zodat de geluidsgevoelige objecten binnen het plangebied niet worden beïnvloed.
 
In hoofdstuk “bedrijven en milieuzonering” is aangegeven tot welke categorie het plangebied behoort. Voor deze categorie geldt er ten aanzien van het aspect geluid een afstandscriterium van 10 meter, die geen belemmering vormt voor het ontwikkelen van het plangebied. Nader onderzoek hoeft daardoor niet plaats te vinden.
Daarnaast is ook getoetst aan het Activiteitenbesluit, omdat er mogelijk geluidsoverlast van bezoekers wordt verwacht. Ten aanzien van het aspect geluid afkomstig van terrassen is in het Activiteitenbesluit opgenomen dat voor zover er geluidshinder wordt geconstateerd door omwonenden dit zich alleen zal kunnen beperken tot de hinder met betrekking tot de verkeersbewegingen.
4.7 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd.
In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen: 
  • Er is geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
  • De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
  • Het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
  • De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). 
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’.
 
Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
 
In de paragraaf verkeer, parkeren en ontsluiting wordt een beschrijving gegeven van de verkeerstoename van de nieuwe activiteiten. Uitgaande dat:
  • Het gebruik als Bed and Breakfast het gehele jaar voor 24 uur (uitchecken voor 12.00 uur en inchecken na 18.00 uur)
  • Het terras in maart – oktober gedurende 7 dagen/week is geopend van 08.00 – 22.00 uur;
  • Het terras in november – februari op vrijdag t/m zondag is geopend van 09.00 – 22.00 uur;
  • De sloepenverhuur in maart – oktober op vrijdag t/m zondag is geopend van 08.00 – 22.00 uur;
Dan zouden deze activiteiten leiden tot 114 extra voertuigbewegingen per etmaal. Uit het verkeersonderzoek van Goudappel en Coffeng volgt namelijk uit tabel 5.1 (verkeersprognose) dat er in een “worst case” situatie 114 verkeersbewegingen per etmaal optreden.
 
In de NIBM-tool moet worden uitgegaan van de toename van het totale aantal extra motorvoertuigbewegingen per etmaal, uitgaande van het “weekdaggemiddelde”. Dit houdt in dat het verkregen getal (mtv/etmaal) is omgerekend naar het weekdaggemiddelde. Het verkregen cijfer is opgenomen in de NIBM-tool (versie 30-03-2015):
Uit de NIBM-tool blijkt dat de verkeer aantrekkende werking van de activiteiten niet in betekende mate is.
 
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5 . De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 μg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijdingen van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn.
 
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsconcentraties. Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor het plan.
4.8 Geur
De nieuwe wet geurhinder en veehouderij wil gemeenten meer ruimte bieden voor het voeren van eigen beleid en het toepassen van maatwerk. Binnen bepaalde bandbreedten mogen gemeenten zelf de waarden van de toegestane geurbelasting en de afstandsnormen bepalen. Daarnaast hebben gemeenten de bevoegdheid gekregen om objecten aan te wijzen die niet worden aangemerkt als geurgevoelig object. In 2009 heeft de gemeente Woerden de verordening “Verordening lokaal geurbeleid veehouderijen landelijk gebied Woerden” vastgesteld. In deze verordening is een geurnorm voorgeschreven van ten minste 25 meter afstand vanaf het emissiepunt tot het geurgevoelig object.
 
Volgens de verordening geldt er een afstand van 25 meter voor het cultuurhistorisch waardevol gebouw en een afstand van 50 meter voor de overige bestemmingen. Binnen een afstand van 50 meter tot aan het plangebied bevinden zich langs de Meije geen veehouderijen.
 
De volgende veehouderijen bevinden zich in de omgeving van het plangebied:
  • Dwarsweg 1 Zegveld op een afstand van 1000 meter vanaf het plangebied;
  • Rondweg 36 Zegveld op een afstand van 1700 meter vanaf het plangebied. 
Aan de overzijde van Meije 300 bevindt zich een boomkwekerij. Het kweekmateriaal bevindt zich op een afstand van 17 meter vanaf het plangebied. Er zijn geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en geurgevoelige objecten. De Europese wetgeving met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is met name gericht op de reductie van de risico’s van het gebruik van deze middelen voor mens en milieu. De teeltvrije zones die gehanteerd worden in het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn opgenomen vanwege de bescherming van het watermilieu.
Ten aanzien van (kleinschalige) horeca-activiteiten zijn milieuvoorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is van toepassing op het plangebied. In het Activiteitenbesluit zijn ten aanzien van categorie B inrichtingen standaard geurnormen opgenomen.
 
Conclusie
Het plangebied is gelegen in een gebied wat volgens de berekening van de Rijksoverheid behoort tot een gebied met de laagste klasse aan luchtverontreiniging. Het plangebied zal geen wijziging in de kwaliteitscategorie veroorzaken. Dit betekent dat de activiteiten in het plangebied worden gerekend tot de categorie, die “niet in betekenende mate” bijdragen aan de luchtkwaliteit.
 
Daarnaast is het plangebied niet gelegen binnen de geurcontouren die volgens de gemeentelijke verordening zijn voorgeschreven.
 
Tenslotte is in toelichting paragraaf 4.5 “Milieuhinder bedrijvigheid” aangegeven tot welke categorie het plangebied
behoort. Voor deze categorie geldt er ten aanzien van het aspect geur een afstandscriterium van 10 meter, die geen belemmering vormt voor het ontwikkelen van het plangebied.
4.9 Water
Het plangebied bevindt zich naast het riviertje De Meije op het grondgebied van de gemeente Woerden. Het plangebied bevindt zich op de grens van twee waterschappen te weten Hoogheemraadschap Rijnland en Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Op onderstaande kaart zijn de kernzone’ s en beschermingszones voor het Hoogheemraadschap Rijnland aangegeven.
 
In 2012 is een drietal parkeerplaatsen naast de woning vergund door het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. De bestaande parkeervoorzieningen langs de openbare weg worden niet gewijzigd. Er vindt geen wijziging in de bebouwing plaats. Daarnaast worden er als gevolg van de aangevraagde activiteiten geen aanvullende werkzaamheden uitgevoerd, zoals het aanbrengen van bestrating en anderszins civieltechnische werkzaamheden.
 
Het Hoogheemraadschap Rijnland heeft (in overleg met het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden) de activiteiten in het plangebied getoetst aan de daarvoor geldende eisen en is akkoord met dit plan, waarbij wordt verwezen naar de brief van 28 september 2015 welke als bijlage is opgenomen (zie bijlagen bij toelichting bijlage 5).
 

5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische uitvoerbaarheid
De initiatiefnemers zijn zich ervan bewust dat alle kosten die gemaakt worden in of ten behoeve van de procedure en de uitvoering voor rekening van de initiatiefnemers komen. Dit betreft onder meer de kosten voor de benodigde onderzoeken, de kosten voor het aanvragen van de omgevingsvergunning en de legeskosten die voldaan dienen te worden.
 
Tevens is door de initiatiefnemers een exploitatiebegroting opgesteld van de bedrijfsactiviteiten die binnen de  aanvraag worden uitgevoerd. Deze exploitatiebegroting wordt vertrouwelijk behandeld.
 
Een bedrijfsplan is ter beoordeling aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Woerden ter beschikking gesteld. In de ruimtelijke afwegingen zijn onderdelen vanuit het bedrijfsplan opgenomen die relevant zijn. Het overig deel van het bedrijfsplan wordt vertrouwelijk behandeld.
 
Door initiatiefnemers is een planschadeovereenkomst met de gemeente Woerden ondertekend.
5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De omgevingsvergunning zal conform de wettelijke vereisten kenbaar worden gemaakt.
Voor de voorliggende ontwikkeling wordt de navolgende procedure gevolgd: Aanvraagprocedure conform afdeling 3.4 Awb. De aanvraag omgevingsvergunning wordt ter inzage gelegd.