direct naar inhoud van Regels
Plan: Pastorielaantje in Kanis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0632.pastorielaantje-bVA1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Pastorielaantje in Kanis van de gemeente Woerden

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.pastorielaantje-bVA1;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt aan het hoofdgebouw, als een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, direct verbonden met en direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw, bijvoorbeeld via een toegangsdeur;

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het oorspronkelijke hoofdgebouw;

1.8 achtergevel

de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd;

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijk aanwezigheid of activiteit uit oude tijd;

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw

een op zich zelf staand, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, niet verbonden met het hoofdgebouw, maar alleen via het erf bereikbaar, bijvoorbeeld via een aparte toegangsdeur;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door - op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende - vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van een onderbouw en een zolder;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.21 dakkapel

een beperkte doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster;

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren; onder detailhandel is hier geen horeca en geen internetverkoop begrepen;

1.23 eigendomsgrens

is gelijk aan de grens met de naburige eigenaar, maar is niet van toepassing als meerdere naburige eigenaren in één bouw- of bestemmingsvlak liggen;

1.24 erf

het al dan niet bebouwde perceelsgedeelte, direct gelegen bij een woning, ingericht ten dienste van het gebruik van deze woning en indien er een bouwvlak voor hoofdgebouwen aanwezig is, gelegen buiten het bouwvlak;

1.25 Erfbebouwing

verzamelnaam voor bouwwerken, op het erf behorende bij een (woon-) bestemming, die ten dienste staan van het hoofdgebouw en die door de ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, waarbij onderscheid te maken valt tussen: een aanbouw, een uitbouw, een bijgebouw en een overkapping;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, exclusief aan- en uitbouwen;

1.28 Luifel

een beperkte overkapping op de begane grond van de woning, gedeeltelijk gelegen boven de voordeur;

1.29 normaal beheer en onderhoud

onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.30 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een kap met maximaal 1 wand;

1.32 peil

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de hoogte van de kruin van die weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;

1.33 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar;

1.34 Trendsetter

een als eerste in een straat of bij een zelfde type woning gerealiseerd bijbehorend bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Dit bouwwerk geldt dan als maatgevend voor toekomstige bijbehorende bouwwerken in die straat voor dat type woning;

1.35 uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat;

1.36 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.37 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.38 voorgevellijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijk voorgevels van de hoofdgebouwen;

1.39 vrij beroep

beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;

1.40 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden;

1.41 zijerf

het bij een gebouw (bijvoorbeeld de woning) behorende erf, dat is gelegen naast de zijgevellijn van het gebouw of in ieder geval naast het bouwvlak;

1.42 zijgevellijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de zijgevel van het hoofdgebouw en aan de achterzijde doorloopt in het verlengde van het hoofdgebouw

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Dakterras wordt aangemerkt als zijnde bouwlaag.

2.2 Goothoogte

de goothoogte van een gebouw wordt, afhankelijk van het geveltype, gemeten van het peil tot:

  • bij topgevels (trap-, tuit-, hals-, of klokgevels): tot aan de aanzet van de geveltop;
  • bij lijstgevels: tot aan de bovenkant van de kroon- of gootlijst;
  • bij de overige geveltypen: tot aan de horizontale snijlijn van het buitenwerkse gevelvlak met het buitenwerkse dakvlak; indien zich op een gebouw, aan één of meer van de naar de weg gekeerde zijden van het gebouw, één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de snijlijn van het buitenwerkse gevelvlak met het buitenwerks dakvlak van de dakkapel als snijlijn aangemerkt.
2.3 (Nok) Hoogte

de afstand in meters tot het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf het peil van het hoofdgebouw/bijgebouw, met dien verstande dat schoorstenen, liftschachten, lichtkoepels en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen daarbij buiten beschouwing blijven.

2.4 Grondoppervlakte

van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en boven peil.

2.5 Oppervlakte

van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Bebouwingspercentage

het deel van het erf uitgedrukt in een percentage, voorerfgebied dan wel achtererfgebied, waarop zich bouwwerken bevinden, dan wel gebouwd mogen worden met uitzondering van een zwembad, whirlpool, jacuzzi of vijver, mits deze niet zijn voorzien van een overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rijwegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. buurtontsluitingswegen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en bermen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, water, nutsvoorzieningen en parkeren.

3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder straatmeubilair, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor palen en masten;
  • b. 5 m voor speelvoorzieningen;
  • c. 3 m voor de overige.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen;
  • b. waterberging en waterhuishouding;
  • c. taluds en bermen;
  • d. kruisingen ten behoeve van wegverkeer.

4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': een vrijstaande woning;
  • c. tuinen en erven;
  • d. ontsluitingsverharding;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeren.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. woningen en andere hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone' mag geen erfbebouwing worden opgericht;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaande' geldt het volgende:
    • 1. de inhoud van de woning mag maximaal 600 m3 bedragen;
    • 2. de rooilijn verspringt minimaal 2 meter t.o.v. de woning aan de westkant;
    • 3. bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de woning;
    • 4. de kaprichting sluit aan bij de dakvorm van de woningen aan de westkant;
    • 5. een schilddak is niet toegestaan;

5.3 Erfbebouwing op zij- en achtererf

Ten aanzien van erfbebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het zij- en achtererf, is het bepaalde in artikel 8 van toepassing.

5.4 Erfbebouwing op het voorerf

Ten aanzien van erfbebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het voorerf, is het bepaalde in artikel 8 van toepassing.

5.5 Luifels

Ten aanzien van luifels is het bepaalde in artikel 8 van toepassing.

5.6 Bestaande erfbebouwing

Bestaande erfbebouwing, waarvan de oppervlakte en/of situering niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, mogen op de plaats worden gehandhaafd en herbouwd, maar niet worden vergroot.

5.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het zij- en achtererf is het bepaalde in artikel 8 van toepassing.

5.8 Aan huis verbonden beroep

In of bij een woning is een aan huis verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeve van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m²;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze regels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

5.9 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de situering en/of afmetingen van gebouwen, indien dit noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden van gronden en bouwwerken op het aangrenzende bouwperceel en/of de verkeersveiligheid;

5.10 Afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde:

  • a. in lid 5.8 onder a voor een beroep aan huis maximaal 100 m2 mag worden gebruikt wanneer het perceel groter is dan 500 m2 onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het beroep aan huis dient ondergeschikt te blijven aan de woonfunctie;
    • 2. de noodzaak voor de uitbreiding van de oppervlakte moet zijn aangetoond;
    • 3. de extra parkeergelegenheid voor de uitbreiding moet op eigen terrein worden gerealiseerd;

5.11 Parkeren

Bij iedere vrijstaande woning dient in ieder geval 1 parkeerplaats op eigen terrein te worden aangelegd.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor bescherming van aanwezige of verwachte archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op de gronden met bestemming 'Waarde – Archeologie 2' bestemde gronden is het verboden om te bouwen of laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

6.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in lid 6.2 mogen op of in deze gronden gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden, mits het gaat om:

  • a. bebouwing waarvan de ondergrondse bebouwing en bodemverstoring niet meer bedraagt dan 0,3 meter beneden het maaiveld;
  • b. een of meer gebouwen of bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte ten hoogstens 500 m² is;
  • c. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
  • d. een gebouw of bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd.

6.4 Omgevingsvergunning voor het bouwen

In afwijking van het bepaalde in lid 6.2 mogen gebouwen en bouwwerken en andere bouwwerkzaamheden volgens de andere daar voorkomende bestemming(en) gerealiseerd worden, mits op basis van een archeologisch rapport, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend, en waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat:

  • a. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
  • c. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • d. het overleggen van een archeologisch rapport als bedoeld in dit artikel is niet vereist indien de aanvraag betrekking heeft op een of meer gebouwen of bouwwerken als bedoeld in lid 6.3 sub b.
  • e. aan de omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel kan het bevoegd gezag de volgende regels verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • f. het bevoegd gezag wint advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dieper dan 0,3 meter uit te voeren zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:

  • a. het afgraven of anderszins ingrijpend wijzigen van de landbodemstructuur);
  • b. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels, leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • g. het verwijderen van fundamenten.
6.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.5.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. indien zij een oppervlakte beslaan van ten hoogstens 500 m2;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Achtererfgebied

Op ieder perceel met een bestaande woning mogen gebouwen en overkappingen op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. 50% onbebouwd dient te blijven;
  • b. binnen een zone van 3 m vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw de hoogte niet meer mag bedragen dan 30 cm boven de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m;
  • c. buiten een zone van 3 m vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • d. de maximale oppervlakte van erfbebouwing ten hoogste 60 m² bedraagt.

8.2 Voorerfgebied naast de zijgevellijn

Op ieder perceel met een bestaande woning mogen gebouwen en overkappingen op het voorerfgebied naast de zijgevellijn worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. 50% van het voorerfgebied dat naast de zijgevellijn ligt onbebouwd dient te blijven;
  • b. de gebouwen en overkappingen binnen een zone van 3 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw worden gesitueerd;
  • c. binnen een zone van 3 m vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw de hoogte niet meer bedraagt dan 30 cm boven de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m bedraagt;
  • e. de afstand tot de voorgevellijn ten minste 1,5 m bedraagt;
  • f. de breedte van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 3 m.

8.3 Voorerfgebied voor de voorgevellijn
8.3.1 Algemeen

Op ieder perceel met een bestaande woning mogen gebouwen op het voorerfgebied voor de voorgevellijn worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. vrijstaande bouwwerken niet zijn toegestaan;
  • b. de breedte van gebouwen niet meer bedraagt dan 2/3 van de voorgevel tot een maximum van 4 m;
  • c. de afstand tot de voorste perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt;
  • d. de diepte van gebouwen niet meer bedraagt dan 1,4 m;
  • e. binnen één bouwvlak en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie voor een vergelijkbare bouwwerk een omgevingsvergunning is verleend (trendsetter) en de bouw om ruimtelijke reden aanvaardbaar is.
8.3.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1 ten behoeve van de bouw van gebouwen op het voorerfgebied voor de voorgevellijn die afwijken van de in lid 8.3.1 genoemde maten en afstanden, mits:

  • a. binnen één bouwvlak en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie voor een vergelijkbaar bouwwerk een vergunning is verleend;
  • b. de bouw om ruimtelijke reden aanvaardbaar is.

8.4 Kappen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 en 8.2 ten behoeve van een kap op een bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van vrijstaande bouwwerken (inclusief kap) niet meer bedraagt dan 6 m;
  • b. de hoogte van niet-vrijstaande bouwwerken (inclusief kap) niet meer bedraagt dan 7 m;
  • c. binnen één bouwvlak en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie voor een vergelijkbare bouwwerk een omgevingsvergunning is verleend (trendsetter) en de bouw om ruimtelijke reden aanvaardbaar is;
  • d. de lichttoetreding en privacy op buurpercelen niet onevenredig worden aangetast.

8.5 Dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van een dakopbouw op een bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte met niet meer dan 1,5 m wordt vermeerderd;
  • b. binnen één bouwvlak en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie voor een vergelijkbare bouwwerk een omgevingsvergunning is verleend (trendsetter);
  • c. de bouw om ruimtelijke reden aanvaardbaar is;
  • d. de lichttoetreding en privacy op buurpercelen niet onevenredig worden aangetast.

8.6 Dakkappelen

Op ieder perceel met een bestaande woning mogen dakkappelen worden gebouwd.

8.7 Luifels

Op ieder perceel met een bestaande woning mogen luifels worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de luifel boven de voordeur wordt aangebracht;
  • b. de breedte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;
  • c. de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat bij aanwezigheid van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.3 de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan de diepte van dat bouwwerk;
  • e. de bovenkant van de luifel niet meer dan 0,5 m boven de voordeur uitkomt;

8.8 Erfafscheiding

Op ieder perceel met een bestaande woning mogen erfafscheidingen worden geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. in het achtererfgebied en in het voorerfgebied naast de zijgevellijn de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
  • b. in het voorerfgebied voor de voorgevellijn de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m.

8.9 Zwembaden, jacuzzi's en vijvers

Op ieder perceel met een bestaande woning mogen zwembaden, jacuzzi's en vijvers worden geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. in het voorerfgebied geen zwembaden en jacuzzi's zijn toegestaan;
  • b. in het achtererfgebied zwembaden, jacuzzi's en vijvers zijn toegestaan, mits:
    • 1. geen overkapping wordt aangebracht;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m;
    • 3. zwembaden, jacuzzi's en vijvers niet meegeteld worden bij het maximale bebouwingspercentage.

8.10 Vlaggenmasten en palen

Op ieder perceel met een bestaande woning mogen vlaggenmasten en palen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  • b. per woning maximaal 1 paal of vlaggenmast wordt geplaatst.

8.11 Overige bouwwerken

Op ieder perceel met een bestaande woning mogen overige bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat

  • a. voor de voorgevellijn de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m;
  • b. achter de voorgevellijn de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.

8.12 Ondergronds bouwen
8.12.1 Algemeen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil;
  • b. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen vergunde of vergunningsvrije gebouwen (bij een verticale projectie);
  • c. de afstand tot perceelsgrenzen tenminste 3 m bedraagt, met dien verstande, dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelsgrens mag worden gebouwd;
  • d. het zij- en achtererf van de woning voor niet meer dan 50% bebouwd wordt;
  • e. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
  • f. het gebouwde deel van de toegang tot de kelder (trap of hellingbaan) niet op het voorerf mag worden gebouwd;
  • g. de oppervlakte van het ondergrondse deel van de kelder wordt niet meegeteld bij het maximale bebouwingspercentage.
8.12.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.12.1 afwijken ten behoeve van ondergrondse bouw (kelder) buiten de oppervlakte van de bovengronds gelegen vergunde of vergunningsvrije gebouwen, mits:

  • a. de oppervlakte van de kelder totaal niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de kelder rechtstreeks bereikbaar is vanuit de woning of een bijgebouw.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde.
  • b. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
    • 1. seksinrichting en raam- en straatprostitutie;
    • 2. opslagplaats voor vaten en kisten en containers, als dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, grond- en baggerspecie, anders dan voor normaal gebruik van de gronden;
    • 3. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    • 4. buitenopslag met uitzondering van terrassen en bijbehorende voorzieningen.

9.2 Parkeren

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en/of regels strijd met ruimtelijke ordening verlenen, indien op de volgende wijze in voldoende mate wordt voorzien in parkeren:

  • a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

9.3 Afwijken parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2, indien:

  • a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en,
  • b. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  • a. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste artikel met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Pastorielaantje in Kanis' van de gemeente Woerden.