De interim omgevingsverordening is een tijdelijke verordening die op 1 april 2021 in werking is getreden en een looptijd zal hebben totdat de nieuwe Omgevingswet van kracht is en de omgevingsverordening in werking treedt.
De interim omgevingsverordening bevat instructieregels over taken en bevoegdheden van gemeenten en waterschappen. Daarnaast bevat de interim omgevingsverordening direct werkende regels. Dit zijn regels die rechtstreeks gelden voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers bij het uitvoeren van een activiteit.
De Provincie hanteert twee centrale uitgangspunten voor het omgevingsbeleid:
1. We kiezen gebiedsgericht voor integrale, toekomstgerichte oplossingen waarmee we de Utrechtse kwaliteiten behouden of versterken, zo nodig met compenserende maatregelen.
2. We concentreren en combineren nieuwe ontwikkelingen, om zorgvuldig om te gaan met schaarse ruimte en kwaliteiten en door ontwerp en innovatie te stimuleren. Er blijft ook ruimte beschikbaar voor lokale opgaven.
Rietveld 91 ligt volgens Ruimtelijke plannen in Landelijk gebied. Voor recreatiewoningen in landelijk gebied zijn de volgende artikelen uit de omgevingsverordening van belang:
Artikel 9.2: Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Landelijk gebied laat geen verstedelijking toe, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Echter is artikel 9.2 niet van toepassing op onderhavig initiatief, omdat er enkel sprake is van een bestemmingswijziging en het volume van de bestaande bebouwing niet zal wijzigingen. Er is dus geen sprake van verstedelijking.
Artikel 9.3 Instructieregel legalisatie van bestaand gebruik en bebouwing bij stedelijke functies;
1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Landelijk gebied kan voorzien in legalisatie van het bestaand gebruik van en bestaande bebouwing voor stedelijke activiteiten, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. er is gemotiveerd dat tegen dit gebruik en tegen deze bebouwing redelijkerwijs niet meer juridisch kan worden opgetreden; en
b. de legalisatie heeft, op de schaal van het gehele buitengebied van een gemeente, slechts betrekking op enkele gevallen.
2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.
Artikel 9.3 wordt verder toegelicht. In deze toelichting staat het volgende: In de praktijk komen situaties voor, waarbij sprake is van langjarig gebruik en bebouwing voor een stedelijke bestemming, zonder dat dit gebruik een stedelijke bestemming heeft gekregen. Het gemeentebestuur moet in zulke situaties een afweging maken of hierop alsnog handhavend kan en moet worden opgetreden. Naast handhaving gericht op onmiddellijke beëindiging van een illegale situatie kan het gemeentebestuur ook overwegen een persoonsgebonden overgangsrecht te introduceren (uitsterfconstructie). Hierbij moet onder andere gekeken worden of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ook moeten provinciale belangen worden meegenomen in de afweging. Wanneer de redelijkheid zich tegen handhaving of beëindiging van het gebruik op termijn verzet, moet legalisatie mogelijk zijn, tenzij het gaat om situaties waarbij veel van deze gevallen zich voordoen in een beperkt gebied. Dit laatste is bijvoorbeeld aan de orde in gebieden met een grote concentratie van niet vergunde, illegale bouwwerken die recreatief gebruikt worden voor permanente bewoning. Voor zulke situaties is een gebiedsgewijze aanpak noodzakelijk op basis waarvan zo nodig een herziening van de verordening kan worden doorgevoerd.
Voor onderhavig initiatief geldt dat deze recreatiewoning het gehele jaar door, al vele jaren, wordt bewoond. Er zal dus opnieuw moeten worden gekeken naar deze bestemming.
In artikel 9.6 staat de volgende instructieregel met betrekking tot recreatiewoningen: ‘Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Recreatiewoningen bevat bestemmingen en regels die het recreatief gebruik van recreatiewoningen en bijbehorende gronden garanderen en omvorming van deze recreatiewoningen en gronden ten behoeve van permanente bewoning uitsluiten’.
Op dit moment is de behoefte naar permanente bewoning groter. Het recreatief gebruik van deze recreatiewoning en de bijbehorende gronden wordt niet meer gegarandeerd en de permanente bewoning kan niet meer worden uitgesloten. Het opnieuw beoordelen van deze locatie en de behoefte is dus nodig.
Uit de Interim omgevingsverordening en de kaartlagen behorende bij de omgevingsvisie blijken geen verdere aandachtspunten voor onderhavig initiatief.