direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Ruimte voor de Grecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0632.BPNatuurGrecht-bVA1

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel en ontwikkeling van actuele en potentiĆ«le ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • b. grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. watergangen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor Agrarisch met waarden bestemde gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 2,00 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • d. door nieuwe aanplant realiseren van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • e. het scheuren of frezen van grasland;
  • f. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben, anders dan ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • g. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
3.3.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud, beheer en gebruik betreffen overeenkomstig de bestemming;
  • b. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. werken en werkzaamheden welke reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
  • e. werken en werkzaamheden welke uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
3.3.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in artikel 3.3.1 vermelde omgevingsvergunning kan door bevoegd gezag slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische en/of landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden;
  • b. de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • c. bij het scheuren of frezen van grasland een afstand van 1 m uit de slootkant wordt aangehouden.