Plan: | Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0629.BPLGRAAPHLN-VG01 |
Voor de gronden gelegen binnen het plangebied van Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan zijn de regels van het bestemmingplan Landelijk Gebied 2015 (vastgesteld door de gemeenteraad van Wassenaar op 7 april 2015) onverminderd van toepassing, met uitzondering van de regels die met volgende artikelen zijn gewijzigd.
1.1 plan
Het bestemmingsplan “Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan” met identificatienummer NL.IMRO.0629.BPLGRAAPHLN-VG01 van de gemeente Wassenaar.
Deze bestemmingsplanherziening komt voort uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015, met identificatienummer NL.IMRO.0629. BPLANDGEB2015-VG02 van de gemeente Wassenaar, vastgesteld op 7 april 2015 en deels onherroepelijk als gevolg van de uitspraak van de Raad van State, kenmerk: 201504671/1/R4, d.d. 6 april 2016.
1.2 verbeelding
De van de Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan deel uitmakende verbeelding is gewaarmerkt als NL.IMRO.0629.BPLGRAAPHLN-VG01.dgn. Het betreft één verbeelding met legenda.
1.3 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1
De voor `Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
27.1.2
Ter plaatse van de aanduiding `parkeerterrein' zijn binnen de bestemming `Natuur' parkeervoorzieningen toegestaan waarbij dit gebruik geen afbreuk mag doen aan de waarden zoals genoemd in lid 27.1.1.
27.1.3
Ter plaatse van de aanduiding `parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage toegestaan.
27.1.4
Voor zover op de verbeelding binnen de bestemming `natuur' tevens bouwvlakken met andere bestemmingen zijn vastgelegd, zijn die gronden binnen de bestemming `natuur' die rondom die andere bestemmingen liggen mede bestemd voor voorzieningen, zoals: erven en tuinen, ontsluitingspaden, bestaande parkeervoorzieningen en overige bouwwerken bij die andere bestemmingen.
Voor het realiseren van bouwwerken en/of het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van die andere bestemmingen blijft het bepaalde in dit artikel van toepassing. Het gebruik van het betreffende erf e.d. mag geen onevenredige afbreuk doen aan de waarden genoemd in lid 27.1.1. Ter verduidelijking van de begrenzing van het begrip `bestaande parkeervoorzieningen' geldt dat
alleen de parkeervoorzieningen die aantoonbaar fysiek aanwezig waren ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan zijn toegestaan.
27.1.5
Aanvullend op het bepaalde in de leden 27.1.2 en 27.1.4 geldt voor landgoed Clingendaal dat parkeren in het landgoed niet is toegestaan behoudens:
27.1.6
Ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – terreinonderhoud' zijn voorzieningen ten behoeve van beheer en onderhoud van natuurgebieden en soortgelijke terreinen met de daarbij behorende (overige) bouwwerken toegestaan.
27.1.7 Vervallen ten gevolge van uitspraak Raad van State, 6 april 2016 (201504671/1/R4)
Ter plaatse van de aanduiding `specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw
kapschuur' is één kapschuur toegestaan.
27.1.8
Ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – recreatiewoning' is een tuinhuis/gasten- verblijf met de daarbij behorende (overige) bouwwerken toegestaan.
27.1.9
Ter plaatse van de aanduiding `specifieke bouwaanduiding-bijgebouwen' zijn bijgebouwen toegestaan behorende bij het landhuis op Nieuw Wildrust.
27.2 Bouwregels
27.2.1
Op de gronden als bedoeld in lid 27.1 mag een gebouw worden gebouwd voor de revalidatie of het herstel van dieren die worden ingezet in het kader van het terreinonderhoud. Het gaat hierbij om gedeeltelijke herbouw van het te slopen gebouw in het natuurontwikkelingsgebied “de
Hertenkamp”.
27.2.2
Herbouw van het gebouw als bedoeld in lid 27.2.1 is uitsluitend is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
27.2.3
Ter plaatse van de aanduiding `bedrijfswoning' is maximaal één inpandige bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning moet aan de volgende regels voldoen:
27.2.4
Voor woonbestemmingen binnen de bestemming `natuur' geldt dat de woning, in afwijking van het bepaalde in lid 40.2.2, tot maximaal 25% van de oppervlakte buiten het bouwvlak mag worden opgericht, waarbij de bebouwingsmogelijkheid van het bouwvlak met een gelijk percentage vervalt. waarbij deze afwijking van het bouwvlak geen afbreuk mag doen aan de waarden zoals genoemd in lid 27.1.1.
27.2.5
De bouwhoogte van de overige bouwwerken ten dienste van en noodzakelijk voor de bestemming, mag maximaal 3 m. bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en openbare verlichting en vlaggenmasten.
De bouwhoogte van terreinafscheidingen rondom (natuur)terreinen, geen woonpercelen zijnde, mag maximaal 1,50 m. bedragen.
De bouwhoogte van openbare verlichting en vlaggenmasten mag maximaal 8 m. bedragen. Kunstuitingen vallen ook onder de overige bouwwerken.
27.2.6
Overige bouwwerken moeten op een afstand van tenminste 5 m. van de bestemming `Water' worden gebouwd. Deze strook van 5 m. moet ook worden vrijgehouden van obstakels zoals bomen om onderhoud aan de watergang mogelijk te maken. Als de landschappelijk inpassing van een functie of activiteit het aanbrengen van houtopstanden binnen deze strook noodzakelijk maakt, is dit alleen toegestaan nadat het hoogheemraadschap binnen wiens beheergebied de watergang ligt daarvoor een watervergunning heeft afgegeven.
27.2.7
Ter plaatse van de aanduiding `parkeerterrein' mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de genoemde functie worden gebouwd. De bouwhoogte mag maximaal 3 m. bedragen.
27.2.8
Ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – terreinonderhoud' mogen uitsluitend (overige) bouwwerken ten dienste van en noodzakelijk voor terreinonderhoud worden gebouwd, met dien verstande, dat:
27.2.9 Vervallen ten gevolge van uitspraak Raad van State, 6 april 2016 (201504671/1/R4)
Ter plaatse van de aanduiding `specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw kapschuur'
mag één kapschuur worden gebouwd in het kader van terreinonderhoud. Voorwaarden
voor de realisatie van de kapschuur zijn:
27.2.10
Ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – recreatiewoning' mag een recreatiewoning worden gebouwd, met dien verstande, dat:
27.2.11
Ter plaatse van de aanduiding `bijgebouwen', als bedoeld in lid 27.1.8, zijn bijgebouwen toegestaan waarbij:
27.3 Nadere eisen
27.3.1
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en/of voorzieningen als deze eisen gewenst of noodzakelijk zijn in relatie tot de in het geding zijnde belangen, zoals landschappelijke, natuurwetenschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, verkeersbelangen en/of de bijzondere waarden van een gebied. Deze waarden zijn beschreven in de toelichting.
Uitgangspunt is dat bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een inpassingsplan ter beoordeling voorligt dat recht doet aan de kwaliteiten van het betreffende (deel)gebied en aan een goede landschappelijke inpassing. Aan de hand van dit inpassingsplan kunnen binnen deze bestemming concreet nadere eisen worden gesteld ten aanzien van:
27.3.2
Alvorens binnen het op de verbeelding als zodanig aangeduide Habitatgebied vergunning te verlenen moet een habitattoets worden.
27.4 Afwijken van bouwregels
27.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 27.2.1 voor de bouw van gebouwen ten dienste van het onderhoud en beheer, geen woningen zijnde, als dit voor een doelmatig beheer of de versterking van de cultuurhistorische structuur noodzakelijk is. De voorwaarden bij deze ontheffingsbevoegdheid zijn:
27.4.2
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 27.2.5 voor een incidentele overschrijding van de aangegeven maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken met dien verstande dat uitsluitend voor speeltoestellen een bouwhoogte tot maximum van 4 m. wordt toegestaan. Voorwaarde is wel dat de natuur-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden hierdoor niet onevenredig mogen worden geschaad.
27.4.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' in die situaties waarbij de erven behorende bij bouwvlakken met de bestemmingen Wonen -1 en Wonen-2 binnen de bestemming `natuur' zijn gelegen. De bevoegdheid voor het verlenen van een ontheffing betreft de bouw van bijgebouwen en overige bouwwerken ten dienste van woningen, met dien verstande dat:
Voor bijgebouwen de volgende regels gelden:
27.4.4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' voor het bij een (agrarische bedrijfs)woning bouwen van een onoverdekt zwembad en/of het aanleggen van een tennisbaan met bijbehorende andere bouwwerken met dien verstande dat:
27.4.5
Aanvullend op het bepaalde in lid 27.4.4 onder a geldt voor het landgoed Nieuw Wildrust, gelegen aan de Groot Haesebroekeweg 18, dat twee tennisbanen zijn toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 1.300 m². Het bepaalde in lid 27.4.4 onder g en h is van overeenkomstige toepassing.
27.4.6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' voor het geheel ondergronds bouwen dan wel uitbreiden van een parkeerkelder, inclusief bergingen, met bijbehorende ontsluiting ten dienste van gestapelde woningen (bouwvlak met de bestemming Wonen-3), met dien verstande dat de totale parkeercapaciteit (onder- en bovengronds) maximaal 3 parkeerplaatsen per woning mag bedragen.
27.4.7
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' voor toegangshekken en erfscheidingen rondom het erf behorend bij een woongebouw met de bestemming Wonen-3, met dien verstande dat de bouwhoogte van de terrein- scheidingen maximaal 2 m. en van toegangshekken maximaal 2,50 m. mag bedragen.
27.4.8
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' in die situaties waarbij het erf behorende bij bouwvlakken met de bestemming `horeca' binnen de bestemming `natuur' liggen. De bevoegdheid om ontheffing te verlenen betreft de bouw van bijgebouwen en de aanleg van terrassen ten dienste van die horecabedrijven, met dien verstande dat:
27.4.9
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' in die situaties waarbij de erven, behorende bij bouwvlakken met de bestemmingen `Wonen -1' en `Wonen-2', binnen de bestemming `natuur' liggen. De bevoegdheid biedt ruimte voor het vergroten van woningen met de bestemmingen
`Wonen-1' en `Wonen-2', waarbij het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met ten hoogste 15% van de oppervlakte mag worden uitgebreid. De uitbreiding mag slecht plaatsvinden in de vorm van een aan- en/of uitbouw. De bouwregels in de bestemmingen `wonen-1' en `Wonen-2' blijven onverminderd van kracht.
27.4.10
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' voor het realiseren van een toegang tot een ondergrondse parkeergarage buiten het bouwvlak van de bestemming `Wonen-1' mits:
27.4.11
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, op basis van een hiertoe door de aanvrager ingediend en door hen goed te keuren inpassingsplan, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 27.4.11 onder a voor een inritconstructie aan de voorzijde van de woning voor die situaties waarin deze situering, naar oordeel van Burgemeester en wethouders, de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke omstandigheden een betere ruimtelijke inpassing c.q. aansluiting op de omgeving geeft.
27.4.12
27.5 Specifieke gebruiksregels
27.5.1
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 58 (Algemene gebruiksregels) van toepassing.
27.5.2
Onverminderd het bepaalde in lid 27.5.1 is het in ieder geval verboden de in lid 27.1.1 bedoelde gronden te gebruiken voor het scheuren van grasland voor een omzetting van grasland in bouwland;
27.5.3
Gebouwen ten behoeve van terreinonderhoud mogen uitsluitend worden gebruikt voor het stallen van materieel en de opslag van materiaal voor het (dagelijks) onderhoud van gronden binnen de natuur- bestemming. Tevens kan ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – terreinonderhoud' worden voorzien in een schuilgelegenheid voor het personeel.
27.5.4
Binnen de lid 27.1.7 vastgelegde mogelijkheid voor realisatie van een recreatiewoning is een gebruik van het gebouw ten behoeve van recreatief (nacht)verblijf toegestaan. Permanente bewoning van een recreatiewoning is uitdrukkelijk niet toegestaan.
27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
27.6.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor aanlegwerkzaamheden) binnen de in lid 1 bedoelde gronden de navolgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
27.6.2
Een vergunning als bedoeld in lid 27.6.1 is slechts toelaatbaar, als aan de hand van een onderbouwing wordt aangetoond dat door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en/of landschapswaarde van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast. Dit ter beoordeling van burgemeester en wethouders.
Een vergunning is ook toelaatbaar als een integrale afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
Alvorens vergunning te verlenen binnen het op de verbeelding als zodanig aangeduide
`wetgevingsgebied – Natura – 2000' moet een habitattoets worden uitgevoerd.
27.6.3
Het bepaalde in lid 27.6.1 is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van versterking, herstel of onderhoud van de zeewering.
Het bepaalde in lid 27.6.1 is ook niet van toepassing op werken die worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning is vereist, dan wel handelingen die zijn voorzien in een beheersplan, zoals bedoeld in artikel 14 van die wet.
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op:
De uitzonderingen, zoals genoemd in artikel 4.2.1 onder b en c, zijn niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologisch waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van artikel 4.3 onder b zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien er sprake is van het bouwen van een bouwwerk waarbij niet voldaan wordt aan de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 4.2.1 onder b en c en waarvoor en omgevingsvergunning is vereist, kan de aanvrager vooraf schriftelijk archeologisch advies inwinnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 indien:
Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 4.4.1, is niet van toepassing, indien de grondroerende werken en werkzaamheden:
De uitzonderingen zoals genoemd in artikel 4.4.2 onder b en c zijn niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van artikel 4.4.5 onder c zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien er sprake is van een activiteit waarbij niet voldaan wordt aan de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 4.4.2 onder b en c en waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kan de aanvrager vooraf schriftelijk een archeologisch advies inwinnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.
De omgevingsvergunning wordt verleend, indien:
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3 en 4.4 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de adviseur van het bevoegd gezag.
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op:
De uitzonderingen, zoals genoemd in artikel 5.2.1 onder b en c zijn niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologisch waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van artikel 5.3 onder b zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien er sprake is van het bouwen van een bouwwerk waarbij niet voldaan wordt aan de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 5.2.1 onder b en c en waarvoor en omgevingsvergunning is vereist, kan de aanvrager vooraf schriftelijk archeologisch advies inwinnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 indien:
Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 5.4.1, is niet van toepassing, indien de grondroerende werken en werkzaamheden:
De uitzonderingen zoals genoemd in artikel 5.4.2 onder b en c zijn niet van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft een terrein waarvoor reeds eerder een selectiebesluit is afgegeven. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. De bepalingen van artikel 5.4.5 onder c zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien er sprake is van een activiteit waarbij niet voldaan wordt aan de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 5.4.2 onder b en c en waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kan de aanvrager vooraf schriftelijk een archeologisch advies inwinnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.
De omgevingsvergunning wordt verleend, indien:
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 en 5.4 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de adviseur van het bevoegd gezag.
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van gemeente Wassenaar van 16 oktober 2018.
Wijziging op bijlage 1 van het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015, van toepassing op het plangebied van Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan: Bouwmogelijkheden binnen de bestemming Wonen-1 voor woningen onder voorwaarden
Nr 7. en 8. Raaphorstlaan 19b (stallocatie en boslocatie)
De twee woningen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwaanduidingen met `specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw 7'en `specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw 8' worden gebouwd waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
Ten aanzien van de te bouwen woningen inclusief bijgebouwen geldt dat de totale inhoud niet meer mag bedragen dan 2603 m3. De inhoud van de woningen mag niet meer dan 1147 m³ per woning bedragen (2603 m3–310 m3 bijgebouwen)/2).
De goothoogte en de bouwhoogte van de woningen mogen maximaal 3 meter respectievelijk 9 meter bedragen. De woningen moeten worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling ten minste 30? zal en maximaal 52? mag bedragen.
Bij iedere woning zijn maximaal twee bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
Voor overige bouwwerken geldt dat:
Onoverdekte zwembaden en de daarbij behorende andere bouwwerken zijn toegestaan, mits: