Plan: | Duinrell 2015 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0629.BPDuinrell2015-VG01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
Het bestemmingsplan Duinrell 2015 van de gemeente Wassenaar
NL.IMRO.0629.BPDuinrell2015-VG01
De van het bestemmingsplan Duinrell 2015 deel uitmakende verbeelding NL.IMRO.0629.BPDuinrell2015-VG01
Overige begrippen in alfabetische volgorde weergegeven:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Een (deel van een) gebouw dat als ruimte afzonderlijk is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Een vrij beroep dat in een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat door de kleinschaligheid een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder aan huis gebonden beroepen/bedrijven aan huis wordt verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig en juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied en beroepen op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied. Indien genoemde beroepen zich ontwikkelen tot kantoorachtige functies met meerdere personeelsleden, dan zijn deze uitgesloten. Ook een seksinrichting is uitgesloten. Detailhandel is uitgesloten uitgezonderd bepaalde verkoop die een relatie heeft met het beroep en die ondergeschikt is aan de activiteit
Fysiek verbonden met een pand.
De tegenover de voorgevel gelegen gevel.
Dat gedeelte van de bouwgrens dat tegenover de voorgevelbouwgrens ligt.
Bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oudere tijden.
De authentieke kenmerken in de verschijningsvorm van gebouwen op basis van een aan een bepaald gebruik gekoppelde bouwvorm, een bouwvorm welke eigen is aan een bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouwvorm welke karakteristiek is aan gebouwen uit een streek.
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
Een recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen. Een bed en breakfast is een nevenfunctie naast de aanwezige functie overeenkomstig de bestemming.
Een woning in of bij een bedrijfsgebouw, of op een terrein, behorende tot een volwaardig bedrijf. De woning is bestemd voor de huisvesting van één of meerdere personen die feitelijk belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering en wiens aanwezigheid gelet op de bestemming van het terrein en de bedrijfsvoering ter plekke noodzakelijk is.
Bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning. Deze definitie geldt ook voor een bestaande woning.
Gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
De grens van een bestemmingsvlak.
Een op de verbeelding aangegeven vlak met dezelfde bestemming.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk inrichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
De grens van een bouwvlak.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw en zolder.
De grens van een bouwperceel.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Tot een bijbehorend bouwwerk worden o.a. gerekend: een aan- of uitbouw, een carport, een overkapping, een al dan niet vrijstaand bijgebouw.
Een niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand (geen directe verbinding hebbend met het hoofdgebouw), al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en in gebruik ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens daarvan in de loop der geschiedenis heeft gemaakt.
Verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.
Voorziening ten behoeve van dagrecreatie.
Een aaneengesloten deel van een hellend dak dat in één vlak is gelegen.
Een (of meer) door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke vakspecialist(en). Binnen deze definitie moet ook de commissie voor welstand en cultureel erfgoed worden gelezen en een archeoloog.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, één en ander met uitzondering van horeca-activiteiten.
Geschikt of bestemd om lang te bestaan.
Een samenstel van gebouwen (hoofdgebouw en bijgebouwen) die in hun positionering, in hun onderlinge hiërarchie en vanuit een cultuurhistorische context een eenheid vormen.
Een aaneengesloten stuk grond rondom een gebouw dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
De feitelijke begrenzing van een erf. De erfscheiding kan samenvallen met de bouwperceelsgrens. Waar privaat eigendom doorloopt in de openbare ruimte is de erfscheiding de functionele grens.
De grootste breedte van een gebouw, gemeten in de loodrechte projectie op de voorgevelbouwgrens; indien geen voorgevelbouwgrens is aangegeven wordt gemeten in de loodrechte projectie op de bestemmingsgrens waarnaar de voorgevel is gericht.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Een bouwwerk is voor mensen toegankelijk als de bouwhoogte tenminste 1,50 meter bedraagt.
Het groepsrisico is de kans op het gelijktijdig overlijden van een bepaald aantal mensen als gevolg van een ramp/calamiteit.
Een gebouw op een perceel dat door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
De projectie van een object of deel van een object op het horizontale vlak.
Tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of stacaravans, dan wel andere onderkomens of voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegestaan.
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gas reduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemaling installaties, gemaalgebouwen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
Scheidingslijn tussen water en land.
Een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20m boven peil is gelegen.
Dakconstructie op palen met maximaal één wand. Indien een overkapping tegen een gebouw of een ander bouwwerk wordt gebouwd, wordt de wand waar tegenaan wordt gebouwd meegerekend.
De hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein. Indien sprake is van een geaccidenteerd aansluitend terrein wordt het peil door burgemeester en wethouders in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning bepaald.
Het plaatsgebonden risico is de kans op het overlijden van een individu als gevolg van een ramp/calamiteit indien die persoon zich permanent en onbeschermd op een bepaalde locatie zou bevinden.
Een perceel is een bij het kadaster geregistreerd stuk grond, inclusief alle bebouwing.
Een ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep.
Een gebouw of onderkomen, zoals een chalet of stacaravan, bestemd voor recreatieve doeleinden ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft, veelal gedurende het zomerseizoen of weekenden.
Een gebouw of een deel van een gebouw bestemd voor recreatieve doeleinden, waarbij nadrukkelijk geldt dat het gaat om niet permanente, recreatieve bewoning.
De periode van het jaar waarin gewoonlijk in kampeermiddelen als tenten en toercaravans recreatief nachtverblijf wordt gehouden.
Is een terrein of gedeelte daarvan dat bestemd is voor het permanent plaatsen van een niet direct en niet duurzaam met de aarde verbonden en voor recreatieve doeleinden bestemd verblijfsobject (verblijfseenheid).
(Andere) Bouwwerken voor openbare nut, zoals:
In- en uitschuifbare luifel of overkapping, verbonden aan een gebouw, al dan niet met zijwanden van lichte constructie zoals zeildoek of vergelijkbaar materiaal.
Dat deel van het hek of erfscheiding rondom een perceel dat toegang geeft tot dat perceel. Pilasters en/of kolommen worden geacht deel uit te maken van een toegangshek.
Verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf, in permanent geplaatste stacaravans, duingalows etc., zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
Het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, et cetera. Gewoonlijk binnen het seizoen. Buiten het seizoen is tevens verblijf van asielzoekers en vergelijkbare tijdelijke opvang mogelijk.
De projectie van een object of deel van een object op het verticale vlak.
De naar een (openbare) weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meer dan een zijde naar een (openbare) weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s).
Dat gedeelte van de bouwgrens dat bij het bouwplan aan de naar een (openbare) weg gekeerde zijde van het bouwvlak of, indien een bouwvlak met meer dan één zijde naar de (openbare) weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen zijde(n), niet mag worden overschreden.
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Een gebouw, dat meerdere naast elkaar gelegen en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien het terrein voor en achter het gebouw niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel. Bij kopgevels, zijnde de kortste gevel van een gebouw, wordt geen goothoogte gemeten. Dwarskappen (bij meer dan twee kopgevels) dienen ondergeschikt te zijn aan de hoofdvorm en dus te voldoen aan de maximaal toegestane goothoogte. Dwarskappen mogen maximaal 1/3 bedragen van de gevellengte met een maximum van 5m en niet hoger zijn dan 2,5m boven de toegestane goothoogte.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, decoratieve elementen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.
De oppervlakte van een ander bouwwerk wordt gemeten binnen de omtreklijnen, getrokken door de buitenste punten van de in beslag te nemen/genomen loodrechte projectie op het maaiveld.
de bouwhoogte van een ander bouwwerk wordt gemeten van het peil tot aan het hoogste punt van het andere bouwwerk met dien verstande dat:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Tussen de buitenste horizontale projecties van de dakconstructie.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels, inclusief erkers,(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
Bij het bepalen van afstanden vanaf een voorgevel-, zijgevel-, of achtergevelbouwgrens of de lijn van een bouw- of bestemmingsvlak: vanaf het hart van de op de planverbeelding aangegeven lijnen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden buiten beschouwing gelaten ondergeschikte bouwdelen als:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Terrasoverkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 5.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
De voor 'Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
In de binnen de bestemming te onderscheiden maatvoeringsvlakken mag geen grotere oppervlakte worden bebouwd dan het op de verbeelding aangegeven percentage met dien verstande dat binnen de gebieden met de aanduiding 'overige zone – overgangsgebied natuur ':
Gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bedrijfswoningen en andere bouwwerken dienen ten minste 5 meter uit de bestemming 'Water' te worden gebouwd, met uitzondering van de binnen die bestemming bestaande en toegestane bouwmogelijkheden.
De bouwhoogte van gebouwen en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 12 meter bedragen.
De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 25 meter bedragen;
Het aantal bedrijfswoningen mag maximaal 5 bedragen met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van:
Ten behoeve van parkeren voor deze bestemming zal de eigenaar voldoende parkeergelegenheid realiseren op eigen terrein. Met dit uitgangspunt wordt rekening gehouden bij de beoordeling van aanvragen voor de realisering van nieuwe attracties/voorzieningen.
De voor 'Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Het aantal bedrijfswoningen mag maximaal 5 bedragen met dien verstande dat:
De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen.
De voor 'Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 8.2 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
De in lid 8.1 onder a genoemde bouwwerken mogen niet worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven 'overige zone – overgangsgebied wonen'. De in lid 8.1 onder b, en e genoemde bouwwerken, mogen niet binnen de op de verbeelding aangegeven 'overige zone – overgangsgebied wonen' en overige zone – overgangsgebied natuur' worden opgericht.
De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen.
Het aantal bedrijfswoningen mag maximaal 5 bedragen met dien verstande dat:
het totaal aantal bedrijfswoningen binnen het plangebied met de bestemmingen 'Dagrecreatie' , 'Opslag' en 'Verblijfsrecreatie' mag maximaal 5 bedragen;
de genoemde bedrijfswoningen niet gerealiseerd mogen worden binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone – overgangsgebied natuur' en 'overige zone – overgangsgebied wonen';
1. Daar waar binnen de bestemming verblijfseenheden zijn toegestaan is het mogelijk om, met in achtneming van de doelstelling om de natuur- en landschapswaarden te behouden en versterken, de bestemming te wijzigen t.b.v. het oprichten van recreatiewoningen in plaats van verblijfseenheden onder de volgende voorwaarden:
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2.2 sub b voor wat betreft:
Ten behoeve van parkeren voor deze bestemming zal de eigenaar voldoende parkeergelegenheid realiseren op eigen terrein. Met dit uitgangspunt wordt rekening gehouden bij de beoordeling van aanvragen voor de realisering van nieuwe voorzieningen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van:
Permanente bewoning van recreatiewoningen wordt expliciet uitgesloten;
Het college van B&W is bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen voor zover de gronden op de verbeelding aangeduid met 'wetgevingszone – wijzigingsgebied' binnen de bestemming 'verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van een multifunctioneel gebouw. Na toepassing van de bevoegdheid zijn op die gronden in de voorschriften onder artikel 8.2.2 van toepassing met dien verstande dat de oppervlakte van de bebouwing maximaal 2500m² bedraagt. Voor het toepassen van deze wijziging is de procedure als beschreven in artikel 22 van toepassing.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 10 meter bedragen
De voor 'Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluiten worden gebouwd:
De voor 'Toegangsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 11.1 genoemde gronden mogen uitsluiten worden gebouwd:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 12.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 13.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen.
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten behoeve van:
De voor 'Leiding- Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt, voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding- Water' voorrang krijgt.
Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden en binnen een zone van 3 meter ter weerszijden van de hartlijn van de (rivier)watertransportleidingen mogen uitsluitend worden gebouwd:
De bouwhoogte van de andere bouwwerken mag maximaal 1 meter bedragen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2 en 14.2.1:
Alvorens een ontheffing te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Ten aanzien van het gebruik van onbebouwde gronden en andere bouwwerken is het bepaalde in artikel 18 (Algemene gebruiksregels) van toepassing.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming `Leiding- Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgenden werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaam- heden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden moeten worden gesteld om eventuele schade te voorkomen.
De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor het behoud en zo mogelijk de versterking van de aan deze gronden, panden en objecten eigen zijnde cultuurhistorische waarden, zoals Water, lanen en wegen, panden en objecten. Deze zijn aangeduid op de verbeelding en beschreven in de bij de regels opgenomen bijlagen 1 en 2.
Het bouwen op de in lid 15.1 bedoelde gronden, is mogelijk indien in aanvulling op de regels van de onderliggende bestemmingen voldaan wordt aan de volgende regels:
Tot gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Slopen van bouwwerken die zijn omschreven in lid 15.1 kan slechts worden toegestaan indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend door het bevoegd gezag. Hiervoor gelden de volgende regels:
Met inachtneming van het gestelde in lid 15.1 is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunning wordt gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
Het bepaalde in sub a t/m f is slechts toelaatbaar indien door deze werken en/of werkzaamheden aan de cultuurhistorische waarde van deze gronden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan en een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd. Dit zo nodig nadat, door een in overleg met burgemeester en wethouders aangewezen deskundige, onderzoek is gedaan waaruit blijkt dat er geen aantasting van de cultuurhistorische waarden zal optreden.
Het bepaalde in lid 15.5 onder a is niet van toepassing op het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden in het kader van onderhoud en beheer.
Het college van B&W is bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde - Cultuurhistorie te verwijderen indien dat op basis van nader verkregen cultuurhistorische kennis wenselijk is. Voor het toepassen van deze wijziging is de procedure als beschreven in artikel 22 van toepassing.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een omgevingsvergunning waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Geen gebouw mag worden opgericht, indien hierdoor op enig terrein een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.
Geen ander werk of werkzaamheid mag worden uitgevoerd, indien hierdoor op enig terrein een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.
De hellingshoek van de daken van (bij)gebouwen bedraagt maximaal 60 graden. Tenzij anders bepaald (zie artikel 3)
Bij de beoordeling van ondergrondse bouwwerken gelden de regels van de bovenliggende bestemming, tenzij in de regels anders is bepaald, dan wel voor de onderlaag een afzonderlijke bestemming is gegeven in welk geval de regels van die bestemming gelden. In het gebied met de aanduiding milieuzone- waterwingebied en in het gebied met de aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied is ondergronds bouwen niet toegestaan.
Van een gebouw, waarvoor een maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximum goothoogte en terugvallen onder hoeken van 60° met de horizon, dan wel de voor het betreffende gebouw in deze regels specifiek bepaalde dakhellingen, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen, zoals dakkapellen, antennes, decoratieve elementen en schoorstenen, buiten beschouwing blijven.
Van dakkapellen – uitsluitend toegestaan op het dakvlak – mag de breedte niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak, gemeten langs de voet van de dakkapel. Bredere dakkapellen tot maximaal 75% van de breedte van het dakvlak zijn slechts toegestaan op niet naar de openbare weg gekeerde dakvlakken. De afstand van een dakkapel tot de zijkant van het dakvlak mag, in de horizontale projectie gemeten, nergens minder bedragen dan 1 meter. Op bijgebouwen zijn geen dakkapellen toegestaan.
Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de op de verbeelding aangeven bestemming en deze regels.
Onder strijdig gebruik als bedoeld in het eerste lid wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7.10 Wro, in elk geval verstaan:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 18.1 indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De gronden die op de verbeelding de aanduiding `milieuzone - waterwingebied' respectievelijk `milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' hebben gekregen, zijn -naast de andere bestemmingen die op deze gronden gelden- mede bestemd voor de winning van drinkwater en de bescherming van het grondwater met de daarbij behorende andere bouwwerken en voorzieningen. De bescherming van waterwingebied respectievelijk grondwaterbeschermingsgebied is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening (PMV), bijgewerkt tot en met de 9e tranche, december 2014. De regels die specifiek gekoppeld zijn aan de aanduiding `milieuzone- waterwingebied' en `milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied' zijn aanvullend op de regels die behoren bij die andere bestemmingen.
Als het belang van de bescherming van de milieubeschermingsgebieden als genoemd in lid 19.1.1 strijdig is met het bepaalde in de overige artikelen, zijn de regels van dit artikel rand voorwaardelijk bij (bouw-)werken die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden toegestaan zijn.
De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals vastgelegd in de andere bestemmingen die ter plaatse van de aanduidingen `milieuzone- waterwingebied' respectievelijk `milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gelden, zijn van overeenkomstige toepassing.
Ten aanzien van het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in de andere bestemmingen die ter plaatse van de aanduidingen `milieuzone - waterwingebied' respectievelijk `milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gelden, van overeenkomstige toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de gebiedsaanduiding te wijzigen dan wel de aanduiding te schrappen als er sprake is van een gehele of gedeeltelijke beëindiging van de waterwinning en de kaart behorende bij de PMV hierop is aangepast.
De gronden die op de verbeelding de aanduiding `overige – overgangsgebied natuur', zijn naast de andere bestemmingen die op deze gronden gelden mede bestemd voor het behoud, herstel of versterking van de aan deze gronden eigen zijnde natuurwaarden en landschappelijke waarden.
Binnen de op de verbeelding aangegeven zone 'overige – overgangsgebied natuur' mogen geen gebouwen niet dienende voor, maar ten dienste van de bestemming, een multifunctioneel gebouw en bedrijfswoningen worden opgericht.
De gronden die op de verbeelding de aanduiding `overige – overgangsgebied wonen', zijn naast de andere bestemmingen die op deze gronden gelden mede bestemd voor overgangsgebied tussen het bedrijf Duinrell en de aangrenzende woningen.
Binnen de op de verbeelding aangegeven zone 'overige – overgangsgebied wonen' mogen geen gebouwen niet dienende voor, maar ten dienste van de bestemming, een multifunctioneel gebouwen en bedrijfswoningen worden opgericht.
Het college van B&W is bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen voor zover de gronden op de verbeelding aangeduid met 'Wetgevingszone – wijzigingsgebied' binnen de bestemming 'verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van een multifunctioneel gebouw. Na toepassing van de bevoegdheid zijn op die gronden in de voorschriften onder artikel 8.2.2 van toepassing met dien verstande dat de oppervlakte van de bebouwing maximaal 2500m² bedraagt. Voor het toepassen van deze wijziging is de procedure als beschreven in artikel 22 van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende regels in dit plan voor:
Ontheffingen mogen slechts worden verleend als naar het oordeel van het college van Burgemeester en Wethouders geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet de ruimtelijke ordening , het plan te wijzigen, als de wijziging betrekking heeft op:
Voor zover toepassing wordt gegeven aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden van Burgemeester en Wethouders is de reguliere voorbereidingsprocedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Voor zover toepassing wordt gegeven aan de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen van Burgemeester en Wethouders dienen de procedureregels van Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening in acht te worden genomen.
Voor zover bij deze regels naar dit onderdeel wordt verwezen gelden de procedurevoorschriften Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht.
Bij toepassing van een afwijkingsregel- en wijzigingsbevoegdheid wordt getoetst aan de volgende algemene criteria:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing is op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam:
“Bestemmingsplan Duinrell 2015”
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wassenaar, gehouden op
De griffier, De voorzitter,