direct naar inhoud van Regels
Plan: Duinrell 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0629.BPDuinrell2015-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Duinrell 2015 van de gemeente Wassenaar

NL.IMRO.0629.BPDuinrell2015-VG01

1.2 verbeelding

De van het bestemmingsplan Duinrell 2015 deel uitmakende verbeelding NL.IMRO.0629.BPDuinrell2015-VG01

Overige begrippen in alfabetische volgorde weergegeven:

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

Een (deel van een) gebouw dat als ruimte afzonderlijk is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aan huis verbonden beroep

Een vrij beroep dat in een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat door de kleinschaligheid een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder aan huis gebonden beroepen/bedrijven aan huis wordt verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig en juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied en beroepen op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied. Indien genoemde beroepen zich ontwikkelen tot kantoorachtige functies met meerdere personeelsleden, dan zijn deze uitgesloten. Ook een seksinrichting is uitgesloten. Detailhandel is uitgesloten uitgezonderd bepaalde verkoop die een relatie heeft met het beroep en die ondergeschikt is aan de activiteit

1.7 aangebouwd

Fysiek verbonden met een pand.

1.8 achtergevel

De tegenover de voorgevel gelegen gevel.

1.9 achtergevelbouwgrens

Dat gedeelte van de bouwgrens dat tegenover de voorgevelbouwgrens ligt.

1.10 andere bouwwerken

Bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.11 archeologische waarden

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oudere tijden.

1.12 architectonische waarde

De authentieke kenmerken in de verschijningsvorm van gebouwen op basis van een aan een bepaald gebruik gekoppelde bouwvorm, een bouwvorm welke eigen is aan een bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouwvorm welke karakteristiek is aan gebouwen uit een streek.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 bed en breakfast

Een recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen. Een bed en breakfast is een nevenfunctie naast de aanwezige functie overeenkomstig de bestemming.

1.16 bedrijfswoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw, of op een terrein, behorende tot een volwaardig bedrijf. De woning is bestemd voor de huisvesting van één of meerdere personen die feitelijk belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering en wiens aanwezigheid gelet op de bestemming van het terrein en de bedrijfsvoering ter plekke noodzakelijk is.

1.17 bestaand - bij bebouwing

Bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning. Deze definitie geldt ook voor een bestaande woning.

1.18 bij gebruik

Gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.19 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met dezelfde bestemming.

1.21 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk inrichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw en zolder.

1.24 bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Tot een bijbehorend bouwwerk worden o.a. gerekend: een aan- of uitbouw, een carport, een overkapping, een al dan niet vrijstaand bijgebouw.

1.28 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand (geen directe verbinding hebbend met het hoofdgebouw), al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en in gebruik ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.29 bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.30 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens daarvan in de loop der geschiedenis heeft gemaakt.

1.31 dagrecreatie

Verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.32 dagrecreatieve voorziening

Voorziening ten behoeve van dagrecreatie.

1.33 dakvlak

Een aaneengesloten deel van een hellend dak dat in één vlak is gelegen.

1.34 deskundige(n)

Een (of meer) door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke vakspecialist(en). Binnen deze definitie moet ook de commissie voor welstand en cultureel erfgoed worden gelezen en een archeoloog.

1.35 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, één en ander met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.36 duurzaam

Geschikt of bestemd om lang te bestaan.

1.37 ensemble

Een samenstel van gebouwen (hoofdgebouw en bijgebouwen) die in hun positionering, in hun onderlinge hiërarchie en vanuit een cultuurhistorische context een eenheid vormen.

1.38 erf

Een aaneengesloten stuk grond rondom een gebouw dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.39 erfscheiding

De feitelijke begrenzing van een erf. De erfscheiding kan samenvallen met de bouwperceelsgrens. Waar privaat eigendom doorloopt in de openbare ruimte is de erfscheiding de functionele grens.

1.40 frontbreedte

De grootste breedte van een gebouw, gemeten in de loodrechte projectie op de voorgevelbouwgrens; indien geen voorgevelbouwgrens is aangegeven wordt gemeten in de loodrechte projectie op de bestemmingsgrens waarnaar de voorgevel is gericht.

1.41 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Een bouwwerk is voor mensen toegankelijk als de bouwhoogte tenminste 1,50 meter bedraagt.

1.42 groepsrisico

Het groepsrisico is de kans op het gelijktijdig overlijden van een bepaald aantal mensen als gevolg van een ramp/calamiteit.

1.43 hoofdgebouw

Een gebouw op een perceel dat door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.44 horizontale projectie

De projectie van een object of deel van een object op het horizontale vlak.

1.45 kampeermiddelen

Tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of stacaravans, dan wel andere onderkomens of voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.46 kelder

Een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen

1.47 maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegestaan.

1.48 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gas reduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemaling installaties, gemaalgebouwen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.49 oeverlijn

Scheidingslijn tussen water en land.

1.50 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20m boven peil is gelegen.

1.51 overkapping

Dakconstructie op palen met maximaal één wand. Indien een overkapping tegen een gebouw of een ander bouwwerk wordt gebouwd, wordt de wand waar tegenaan wordt gebouwd meegerekend.

1.52 peil

De hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein. Indien sprake is van een geaccidenteerd aansluitend terrein wordt het peil door burgemeester en wethouders in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning bepaald.

1.53 plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans op het overlijden van een individu als gevolg van een ramp/calamiteit indien die persoon zich permanent en onbeschermd op een bepaalde locatie zou bevinden.

1.54 perceel

Een perceel is een bij het kadaster geregistreerd stuk grond, inclusief alle bebouwing.

1.55 praktijkruimte/atelier

Een ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep.

1.56 recreatieverblijf

Een gebouw of onderkomen, zoals een chalet of stacaravan, bestemd voor recreatieve doeleinden ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft, veelal gedurende het zomerseizoen of weekenden.

1.57 recreatiewoning

Een gebouw of een deel van een gebouw bestemd voor recreatieve doeleinden, waarbij nadrukkelijk geldt dat het gaat om niet permanente, recreatieve bewoning.

1.58 seizoen

De periode van het jaar waarin gewoonlijk in kampeermiddelen als tenten en toercaravans recreatief nachtverblijf wordt gehouden.

1.59 standplaats

Is een terrein of gedeelte daarvan dat bestemd is voor het permanent plaatsen van een niet direct en niet duurzaam met de aarde verbonden en voor recreatieve doeleinden bestemd verblijfsobject (verblijfseenheid).

1.60 straatmeubilair

(Andere) Bouwwerken voor openbare nut, zoals:

  • a. verkeergeleiders, verkeersborden, lantaarnpalen, zitbanken, bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri`s, muppi's, kunstwerken, speeltoestellen;
  • c. kleinschalige bouwwerken voor (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen voor de energievoorziening, voor telecommunicatie (techniekkasten) en brandkranen;
  • d. onder- en bovengrondse afvalinzamelsystemen;
  • e. draagconstructies voor reclame tot een hoogte van 3 meter.
1.61 terrasoverkapping

In- en uitschuifbare luifel of overkapping, verbonden aan een gebouw, al dan niet met zijwanden van lichte constructie zoals zeildoek of vergelijkbaar materiaal.

1.62 toegangshek

Dat deel van het hek of erfscheiding rondom een perceel dat toegang geeft tot dat perceel. Pilasters en/of kolommen worden geacht deel uit te maken van een toegangshek.

1.63 verblijfseenheden

Verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf, in permanent geplaatste stacaravans, duingalows etc., zoals logies en ontbijt of gastenkamers.

1.64 verblijfsrecreatie

Het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, et cetera. Gewoonlijk binnen het seizoen. Buiten het seizoen is tevens verblijf van asielzoekers en vergelijkbare tijdelijke opvang mogelijk.

1.65 verticale projectie

De projectie van een object of deel van een object op het verticale vlak.

1.66 voorgevel

De naar een (openbare) weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meer dan een zijde naar een (openbare) weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s).

1.67 voorgevelbouwgrens

Dat gedeelte van de bouwgrens dat bij het bouwplan aan de naar een (openbare) weg gekeerde zijde van het bouwvlak of, indien een bouwvlak met meer dan één zijde naar de (openbare) weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen zijde(n), niet mag worden overschreden.

1.68 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.69 woongebouw

Een gebouw, dat meerdere naast elkaar gelegen en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.2 dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien het terrein voor en achter het gebouw niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel. Bij kopgevels, zijnde de kortste gevel van een gebouw, wordt geen goothoogte gemeten. Dwarskappen (bij meer dan twee kopgevels) dienen ondergeschikt te zijn aan de hoofdvorm en dus te voldoen aan de maximaal toegestane goothoogte. Dwarskappen mogen maximaal 1/3 bedragen van de gevellengte met een maximum van 5m en niet hoger zijn dan 2,5m boven de toegestane goothoogte.

2.4 bouwhoogte:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, decoratieve elementen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 afstand van een gebouw of gebouwenblok tot de erfscheiding:

Tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.6 de oppervlakte van een ander bouwwerk:

De oppervlakte van een ander bouwwerk wordt gemeten binnen de omtreklijnen, getrokken door de buitenste punten van de in beslag te nemen/genomen loodrechte projectie op het maaiveld.

2.7 de bouwhoogte van een ander bouwwerk:

de bouwhoogte van een ander bouwwerk wordt gemeten van het peil tot aan het hoogste punt van het andere bouwwerk met dien verstande dat:

  • indien het terrein waar het andere bouwwerk wordt gebouwd niet overal even hoog ligt, burgemeester en wethouders aanwijzen op welke plaats(en) de bouwhoogte wordt gemeten;
  • bij toepassing van de bepaling ondergeschikte bouwdelen, zoals decoratieve elementen buiten beschouwing blijven.
2.8 de oppervlakte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van een overkapping:

Tussen de buitenste horizontale projecties van de dakconstructie.

2.10 de inhoud van een gebouw:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels, inclusief erkers,(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.11 afstand vanaf bouwlijnen:

Bij het bepalen van afstanden vanaf een voorgevel-, zijgevel-, of achtergevelbouwgrens of de lijn van een bouw- of bestemmingsvlak: vanaf het hart van de op de planverbeelding aangegeven lijnen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden buiten beschouwing gelaten ondergeschikte bouwdelen als:

  • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en erkers, mits de overschrijding van bouw- cq. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5m bedraagt;
  • balkons, koekoeken, schoorstenen, luifels en ventilatiekanalen, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1m bedraagt;
  • overstekende daken, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,8m bedraagt. Voor overstekende daken van bijgebouwen geldt een maat van 0,5 m;
  • liftruimtes aan de achterzijde van een gebouw, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3m bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 6m² bedraagt;
  • dakopbouwen ten behoeve van lifthuizen en andere technische voorzieningen, mits de overschrijding van de hoogte niet meer dan 3m bedraagt en de oppervlakte van zo'n dakopbouw niet meer bedraagt dan 8m².

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen (G)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel of versterking van de aan deze gronden eigen zijnde natuur-, cultuur- en landschapswaarden;
  • b. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • c. afschermend groen;
  • d. recreatief groen met paden en speelvoorzieningen;
  • e. fietsenstalling ter plaatse van de reeds aanwezige fietsenstalling;
  • f. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders binnen de in lid 3.1 bedoelde gronden de navolgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
    • 1. het afgraven, bodem verlagen, ophogen, vergraven of egaliseren van gronden;
    • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
    • 4. het keren van gronden;
    • 5. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
    • 6. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen buiten de erven/bouwvlakken van woningen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 7. het verrichten van proefboringen en andere boringen voor het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten;
    • 8. diepte-infiltratie van water.
  • b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden het waterstaatkundig belang, de natuur- en/of landschapswaarde van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het uitvoeren van andere werken en/ of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud van de gronden en de daarop aanwezige groenvoorzieningen.

Artikel 4 Horeca (H)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een café;
  • b. restaurant;
  • c. koffie of theehuis;
  • d. combinatie van deze functies met de daarbij behorende erven, terrassen en paden.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming;
  • b. terrasoverkappingen;
  • c. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.
4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de totale oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven oppervlakte;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 meter en 7 meter.
4.2.2 Terrasoverkappingen

Terrasoverkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de voorzijde (naar de openbare weg gekeerde zijde) van de overkapping ten minste 75% open moet blijven;
  • b. onder een overkapping geen vaste windschermen zijn toegestaan, die mede beschouwd kunnen worden als een zijwand van de overkapping;
  • c. de overkapping niet meer dan 6 meter mag uitsteken voorbij de muur waar tegenaan gebouwd wordt.
4.2.3 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en palen mag maximaal 6 meter bedragen.

Artikel 5 Natuur (N)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel of versterking van de aan deze gronden eigen zijnde natuurwaarden en landschappelijke waarden;
  • b. recreatief medegebruik door voetgangers en fietsers;
  • c. paden en wegen.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming;
  • b. afrasteringen;
  • c. trimtoestellen;
  • d. groen recyclinginstallatie.
5.2.1 Andere bouwwerken
  • a. De bouwhoogte van andere bouwwerken, afrasteringen en trimtoestellen mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. De groen recyclinginstallatie is alleen toegestaan op de plaats van de bestaande voorziening waarbij de oppervlakte maximaal 1000m² mag bedragen.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders binnen de in lid 5.1 bedoelde gronden de navolgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
    • 1. het afgraven, bodem verlagen, ophogen, vergraven of egaliseren van gronden;
    • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
    • 4. het keren van gronden;
    • 5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en taluds;
    • 6. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
    • 7. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen buiten de erven/bouwvlakken van woningen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 8. het verrichten van proefboringen en andere boringen voor het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten;
    • 9. diepte-infiltratie van water.
  • b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden het waterstaatkundig belang, de natuur- en/of landschapswaarde van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het uitvoeren van andere werken en/ of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud van de gronden en de daarop aanwezige groenvoorzieningen.

Artikel 6 Recreatie – Dagrecreatie (R-DR)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden;
  • c. behoud en herstel van het karakter van het landgoed Duinrell zoals in oorspronkelijke aanleg aanwezige met het daarbij behorende stelsel van paden, waterpartijen, bomen, andere beplanting en de aan het landgoed eigen bebouwing;
  • d. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals beplanting, waterpartijen, open terreinen, terrassen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming;
  • b. bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bestemming;
  • c. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming;
  • d. bedrijfswoningen ten dienste van de recreatieve bestemming.

In de binnen de bestemming te onderscheiden maatvoeringsvlakken mag geen grotere oppervlakte worden bebouwd dan het op de verbeelding aangegeven percentage met dien verstande dat binnen de gebieden met de aanduiding 'overige zone – overgangsgebied natuur ':

  • a. alleen gebouwen welke een onderdeel vormen van een attractie maar geen zelfstandige functie hebben en andere bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing binnen deze gebieden niet meer mag bedragen dan 10800 m² en waarvan de gezamenlijke oppervlakte van de hierboven bedoelde gebouwen maximaal 500 m² mag bedragen.

Gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bedrijfswoningen en andere bouwwerken dienen ten minste 5 meter uit de bestemming 'Water' te worden gebouwd, met uitzondering van de binnen die bestemming bestaande en toegestane bouwmogelijkheden.

6.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

De bouwhoogte van gebouwen en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 12 meter bedragen.

6.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 25 meter bedragen;

6.2.3 Bedrijfswoningen

Het aantal bedrijfswoningen mag maximaal 5 bedragen met dien verstande dat:

  • a. het totaal aantal bedrijfswoningen binnen het plangebied met de bestemmingen 'Dagrecreatie', 'Opslag' en 'Verblijfsrecreatie' maximaal 5 mag bedragen;
  • b. de genoemde bedrijfswoningen niet gerealiseerd mogen worden binnen het gebied met de aanduiding 'overgangsgebied- natuur';
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 600m³ mag bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. In afwijking van het gestelde in artikel 6.2.1 is over maximaal 10% van de oppervlakte van een gebouw een maximale bouwhoogte van 25 meter toegestaan.
  • b. In afwijking van het gestelde in artikel 6.2.2 is voor 75m² van de andere bouwwerken een maximale hoogte van 35 meter toegestaan ten behoeve van de starttoren van het zwembad, mits aangetoond dat de impact op de omgeving alsmede het zicht vanuit de omgeving op deze bebouwing beperkt blijft.
  • c. Ten behoeve van de bouwhoogte van maximaal 5 (delen van) attracties binnen de bestemming kan het bestemmingsplan worden gewijzigd in die zin dat een maximale bouwhoogte van 35 meter wordt toegestaan. Het verzoek tot wijziging dient te zijn voorzien van een onderbouwing waarin aandacht wordt besteed aan de impact van deze bebouwing op de omgeving alsmede het zicht vanuit de omgeving op deze bebouwing. Voor het toepassen van deze wijziging is de procedure als beschreven in artikel 22 van toepassing.
6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van:

  • a. het behoud van gebondenheid aan de functie van detailhandelsvoorziening-en, voorzieningen voor vermaak, vergader- en congresruimten en een theater;
  • b. het beschermen van cultuurhistorische patronen en structuren; het behoud en versterken van het landgoedkarakter zoals dat onder meer blijkt uit de aanwezigheid van beplanting en laanstructuren alsmede het veiligstellen van de groeiomstandigheden van monumentale bomen;
  • c. het behoud en/of herstel van een geleidelijke overgang naar de aangrenzende “niet recreatieve” bestemmingen;
  • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
  • e. het voorkomen of beperken van eventuele overlast voor aan het terrein grenzende woningen;
  • f. de functie van het gebied als grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied;
  • g. het beschermen van natuurwaarden in het gebied of in de aangrenzende gebieden.

Ten behoeve van parkeren voor deze bestemming zal de eigenaar voldoende parkeergelegenheid realiseren op eigen terrein. Met dit uitgangspunt wordt rekening gehouden bij de beoordeling van aanvragen voor de realisering van nieuwe attracties/voorzieningen.

Artikel 7 Recreatie – Opslag (R-O)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bergruimten;
  • b. reparatiewerkplaatsen;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. andere voorzieningen ten dienste van de recreatieve bestemming.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.
7.2.1 Gebouwen
  • a. de totale oppervlakte van gebouwen binnen de bestemming mag ten hoogste 2500m² bedragen, met dien verstande dat van een bestemmingsvlak maximaal 30% bebouwd mag worden;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 4 meter en 7 meter bedragen.
7.2.2 Bedrijfswoningen

Het aantal bedrijfswoningen mag maximaal 5 bedragen met dien verstande dat:

  • a. het totaal aantal bedrijfswoningen binnen het plangebied met de bestemmingen 'Dagrecreatie', 'Opslag' en 'Verblijfsrecreatie' maximaal 5 mag bedragen;
  • b. de genoemde bedrijfswoningen niet gerealiseerd mogen worden binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone - overgangsgebied natuur' en 'overige zone – overgangsgebied wonen';
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600m³ mag bedragen.
7.2.3 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen.

Artikel 8 Recreatie – Verblijfsrecreatie (R-VR)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief nachtverblijf, hoofdzakelijk gedurende het seizoen, in tijdelijk geplaatste kampeermiddelen;
  • b. recreatief nachtverblijf, in permanent geplaatste kampeermiddelen daar waar dat door middel van een bebouwingsoppervlakte is aangegeven;
  • c. recreatieve voorzieningen in een (multifunctioneel) gebouw, met inbegrip van horecafaciliteiten, een zalencentrum, een theater, hotel en functie gebonden detailhandelsvoorzieningen ten behoeve van de bestemming. Hieronder wordt niet verstaan een discotheek, manifestatiehal of iets van vergelijkbare voorzieningen;
  • d. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden;
  • e. behoud en herstel van het karakter van het landgoed Duinrell zoals in oorspronkelijke aanleg aanwezige met het daarbij behorende stelsel van paden, waterpartijen, bomen, andere beplanting en de aan het landgoed eigen bebouwing;
  • f. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals beplanting, waterpartijen, open terreinen, terrassen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.2 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen niet dienende voor, maar ten dienste van de bestemming;
  • b. een multifunctioneel gebouw ten dienste van de recreatieve bestemming;
  • c. verblijfseenheden;
  • d. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming;
  • e. bedrijfswoningen ten dienste van de recreatieve bestemming.

De in lid 8.1 onder a genoemde bouwwerken mogen niet worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven 'overige zone – overgangsgebied wonen'. De in lid 8.1 onder b, en e genoemde bouwwerken, mogen niet binnen de op de verbeelding aangegeven 'overige zone – overgangsgebied wonen' en overige zone – overgangsgebied natuur' worden opgericht.

8.2.1 Gebouwen ten dienste van de bestemming
  • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 6000m² mag bedragen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van deze gebouwen ten dienste van de bestemming binnen de bestemmingen 'Verblijfsrecreatie', 'Parkeerterrein' en 'Toegangsgebied' niet meer dan 6000 m² mag bedragen;
  • b. de goot en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 4 meter en 7 meter bedragen.
8.2.2 Multifunctioneel gebouw
  • a. de oppervlakte mag maximaal 2700m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 12 meter bedragen.
8.2.3 Verblijfseenheden
  • a. de bebouwingsdichtheid niet meer bedraagt dan in de binnen de bestemming te onderscheiden maatvoeringsvlakken is aangegeven;
  • b. indien op de verbeelding geen dichtheid is aangegeven zijn geen verblijfseenheden toegestaan en mogen alleen tijdelijke kampeermiddelen worden opgericht;
  • c. de onderlinge afstand tussen de verblijfseenheden moet minimaal 5 meter bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van de verblijfseenheden mag maximaal respectievelijk 4 meter en 7 meter bedragen;
  • e. binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone – overgangsgebied natuur' zijn met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven dichtheid maximaal 20 verblijfseenheden per hectare toegestaan.
8.2.4 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen.

8.2.5 Bedrijfswoningen

Het aantal bedrijfswoningen mag maximaal 5 bedragen met dien verstande dat:

het totaal aantal bedrijfswoningen binnen het plangebied met de bestemmingen 'Dagrecreatie' , 'Opslag' en 'Verblijfsrecreatie' mag maximaal 5 bedragen;

de genoemde bedrijfswoningen niet gerealiseerd mogen worden binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone – overgangsgebied natuur' en 'overige zone – overgangsgebied wonen';

  • f. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600m³ bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels

1. Daar waar binnen de bestemming verblijfseenheden zijn toegestaan is het mogelijk om, met in achtneming van de doelstelling om de natuur- en landschapswaarden te behouden en versterken, de bestemming te wijzigen t.b.v. het oprichten van recreatiewoningen in plaats van verblijfseenheden onder de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 15 recreatiewoningen per ha. met een maximum van 30 woningen;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 100m² bedragen;
  • c. de inhoud van een recreatiewoning mag maximaal 250m³ bedragen;
  • d. de recreatiewoningen mogen per twee geschakeld worden (t.b.v. minder validen);
  • e. de recreatiewoningen mogen per vier geschakeld worden (t.b.v. groepen), met dien verstande dat per ha. maximaal één schakeling van 4 is toegestaan;
  • f. het voor de recreatiewoningen benodigd terreinoppervlak wordt vrijgemaakt van en in mindering gebracht op terreinoppervlak t.b.v. verblijfseenheden;
  • g. voor het toepassen van deze wijziging is de procedure als beschreven in artikel 22 van toepassing.

2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2.2 sub b voor wat betreft:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw van 12 meter tot een hoogte van maximaal 25 meter voor ten hoogste 10% van de oppervlakte van een gebouw.

Ten behoeve van parkeren voor deze bestemming zal de eigenaar voldoende parkeergelegenheid realiseren op eigen terrein. Met dit uitgangspunt wordt rekening gehouden bij de beoordeling van aanvragen voor de realisering van nieuwe voorzieningen.

8.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van:

  • a. het behoud van gebondenheid aan de functie van detailhandelsvoorzieningen, voorzieningen voor vermaak, vergader- en congresruimten en een theater;
  • b. het beschermen van cultuurhistorische patronen en structuren; het behoud en versterken van het landgoedkarakter zoals dat onder meer blijkt uit de aanwezigheid van beplanting en laanstructuren alsmede het veiligstellen van de groeiomstandigheden van monumentale bomen;
  • c. het behoud en/of herstel van een geleidelijke overgang naar de aangrenzende “niet recreatieve” bestemmingen;
  • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
  • e. het voorkomen of beperken van eventuele overlast voor aan het terrein grenzende woningen;
  • f. de functie van het gebied als grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied;
  • g. het beschermen van natuurwaarden in het gebied of in de aangrenzende gebieden.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Permanente bewoning van recreatiewoningen wordt expliciet uitgesloten;

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van B&W is bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen voor zover de gronden op de verbeelding aangeduid met 'wetgevingszone – wijzigingsgebied' binnen de bestemming 'verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van een multifunctioneel gebouw. Na toepassing van de bevoegdheid zijn op die gronden in de voorschriften onder artikel 8.2.2 van toepassing met dien verstande dat de oppervlakte van de bebouwing maximaal 2500m² bedraagt. Voor het toepassen van deze wijziging is de procedure als beschreven in artikel 22 van toepassing.

Artikel 9 Verkeer (V)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet-, fiets-, en ruiterpaden;
  • b. parkeerplaatsen;
  • c. overige verhardingen;
  • d. bermen en groen;
  • e. water;
  • f. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

9.2.1 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 10 meter bedragen

Artikel 10 Verkeer - Parkeerterrein (V-P)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Parkeervoorzieningen ten dienste van de recreatieve bestemmingen in het gebied.
10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluiten worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.
10.2.1 Gebouwen ten dienste van de bestemming
  • a. de goot en bouwhoogte van gebouwen mag maximaal respectievelijk 4 meter en 7 meter bedragen;
  • b. de totale oppervlakte mag maximaal 4000m² bedragen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van gebouwen ten dienste van de bestemming binnen de bestemmingen 'Verblijfsrecreatie', 'Parkeerterrein' en 'Toegangsgebied' niet meer dan 6000 m² mag bedragen.
10.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en palen mag maximaal 6 meter bedragen.

Artikel 11 Verkeer - Toegangsgebied (V-TG)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Toegangsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen t.b.v. het regelen van toegang en voor het administratief beheer van de recreatieve bestemmingen in het gebied.
11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 genoemde gronden mogen uitsluiten worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.
11.2.1 Gebouwen ten dienste van de bestemming
  • a. de goot en bouwhoogte van gebouwen mag maximaal respectievelijk 4 meter en 7 meter bedragen;
  • b. de totale oppervlakte mag maximaal 2000m² bedragen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van gebouwen ten dienste van de bestemming binnen de bestemmingen 'Verblijfsrecreatie', 'Parkeerterrein' en 'Toegangsgebied' niet meer dan 6000 m² mag bedragen.
11.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en palen mag maximaal 6 meter bedragen.

Artikel 12 Water (WA)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurhistorisch water;
  • b. water voor waterhuishouding;
  • c. waterberging;
  • d. recreatief water en waterpartijen;
  • e. (natuurvriendelijke) oevers.
12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming;
  • b. oeververbindingen;
  • c. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.
12.2.1 Gebouwen
  • a. de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan aanwezig is;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 8 meter bedragen.
12.2.2 Andere bouwwerken
  • a. het aantal oeververbindingen mag maximaal 10 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de oeververbindingen mag maximaal 8 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Voor 'Water' bestemde gronden, grenzend aan de bestemming 'Dagrecreatie' is het college van B&W bevoegd om ontheffing te verlenen voor bebouwing ten dienste van de bestemming 'Dagrecreatie' met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van die gebouwen en andere bouwwerken mag maximaal 8 meter bedragen;
    • 2. De oppervlakte mag maximaal 500m² bedragen;
    • 3. De ontheffing wordt alleen verleend wanneer aangetoond wordt dat de cultuurhistorische waarde van het water niet wordt aangetast.
12.4 Nadere eisen
  • a. Gestreefd wordt naar 50% natuurvriendelijke oevers binnen het plangebied ten behoeve van de biologische waterkwaliteit.

Artikel 13 Wonen (W)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen;
  • c. erven.
13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.
13.2.1 Woningen
  • a. de woningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een woning mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven maximum oppervlak;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een woning mag maximaal respectievelijk 5 meter en 9 meter bedragen.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. per woning zijn maximaal 2 bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning maximaal 100m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken indien die oppervlakte op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan groter is dan de toegestane oppervlakte;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen.
13.2.3 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten behoeve van:

  • a. het beschermen van cultuurhistorische patronen en structuren alsmede het veiligstellen van de groeiomstandigheden van monumentale bomen;
  • b. de functie van het gebied als grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied;
  • c. het beschermen van natuurwaarden in het gebied of in de aangrenzende gebieden.

Artikel 14 Leiding – Water (L-W) (dubbelbestemming)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding- Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aanleg en instandhouding van (rivier) watertransportleidingen.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt, voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding- Water' voorrang krijgt.

14.2 Bouwregels

Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden en binnen een zone van 3 meter ter weerszijden van de hartlijn van de (rivier)watertransportleidingen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn niet toegestaan;
  • c. bouwwerken die ten tijde van der ter inzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezig waren zijn toegestaan.
14.2.1 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van de andere bouwwerken mag maximaal 1 meter bedragen.

14.3 Afwijken van bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2 en 14.2.1:

  • a. voor gebouwen ten dienste van de bestemming indien deze voor het functioneren van de leiding noodzakelijk zijn, waarbij de grondoppervlakte maximaal 5m² en de bouwhoogte maximaal 2,50 meter mag bedragen ;
  • b. voor de bouw van andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 5 meter. ten dienste van de leidingen.

Alvorens een ontheffing te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van onbebouwde gronden en andere bouwwerken is het bepaalde in artikel 18 (Algemene gebruiksregels) van toepassing.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming `Leiding- Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgenden werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van verharde wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakte- verhardingen;
  • b. het aanbrengen en rooien van hoog opgaande en/of diep wortelende beplantingen en bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals: lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend: afgraven, woelen, mengen, diep- ploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van een drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergaven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • h. het leggen van leidingen, inclusief drainageleidingen, dieper dan 0,5 meter. beneden het maaiveld.
14.5.1 Uitzondering

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van functie van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
14.5.2 Schade

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaam- heden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden moeten worden gesteld om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 15 Waarde – Cultuurhistorie (WR-C) (dubbelbestemming)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor het behoud en zo mogelijk de versterking van de aan deze gronden, panden en objecten eigen zijnde cultuurhistorische waarden, zoals Water, lanen en wegen, panden en objecten. Deze zijn aangeduid op de verbeelding en beschreven in de bij de regels opgenomen bijlagen 1 en 2.

15.2 Bouwregels

Het bouwen op de in lid 15.1 bedoelde gronden, is mogelijk indien in aanvulling op de regels van de onderliggende bestemmingen voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals beschreven in bijlage 1 en 2 mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk goed te kunnen beoordelen is een motivatie en een integrale belangenafweging nodig waarom dit verantwoord is in relatie tot de cultuurhistorische waarden die in het geding zijn;
  • c. het bevoegd gezag laat zich bij de beoordeling van het bepaalde in lid 15.2, sub a en b adviseren door de Commissie Welstand Cultureel Erfgoed (WCE) dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen commissie van onafhankelijke deskundigen;
  • d. de omgevingsvergunning voor het bouwen van het bouwwerk wordt verleend als uit de bij de aanvraag behorende onderbouwing als genoemd in lid 15.2 sub b gebleken is dat de bedoelde bouwwerken en werkzaamheden onoverkomelijk zijn vanuit (bouw)veiligheid dan wel redelijk zijn gelet op het met het bouwen gepaard gaande belang van de aanvrager;
  • e. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden als dat noodzakelijk is vanuit de aanwezige cultuurhistorische waarden zoals beschreven in bijlage 1 en 2;
  • f. voor normaal onderhoudswerk waarbij geen cultuurhistorische waarden in het geding zijn, is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/ of bouwwerken op een wijze of tot een doel ten gevolge waarvan de aanwezige cultuurhistorische waarden onevenredig worden aangetast;
  • b. het bevoegd gezag laat zich bij de beoordeling van het bepaalde in lid 15.3, sub a adviseren door de Commissie Welstand Cultureel Erfgoed (WCE) dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen commissie van onafhankelijke deskundigen.
15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Slopen van bouwwerken die zijn omschreven in lid 15.1 kan slechts worden toegestaan indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend door het bevoegd gezag. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt verleend indien de (gedeeltelijke) sloop niet zorgt voor een onevenredige aantasting van de waarde beschreven in bijlage 1;
  • b. een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt tevens verleend indien gebleken is dat dit noodzakelijk is vanuit (bouw)veiligheid dan wel redelijk is gelet op het met sloop gepaard gaande belang van de aanvrager;
  • c. om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk goed te kunnen beoordelen is een motivatie en een integrale belangenafweging nodig waarom het slopen gewenst is en dit verantwoord is in relatie tot de cultuurhistorische waarden welke verloren gaan;
  • d. het bevoegd gezag laat zich bij de beoordeling van het bepaalde in lid 15.4 a, b en c adviseren door de Commissie Welstand en Cultuurhistorie Cultureel Erfgoed (WCE) dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen commissie van onafhankelijke deskundigen;
  • e. aan de omgevingsvergunning voor het (gedeeltelijk) slopen van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de te beschermen cultuurhistorische waarden.
15.5 Verbodsbepaling

Met inachtneming van het gestelde in lid 15.1 is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van verharde wegen, paden of parkeerstroken en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een grotere plaatselijke oppervlakte dan 50 m², tenzij daarmee direct toegang wordt verschaft tot een woning en/of bijbehorende bijgebouwen dan wel een gebouw met een andere functie.
  • b. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden met een grotere hoogte of diepte dan 30 centimeter;
  • c. aantasting van wateren, waterlopen, sloten en greppels door graven, dempen, verdiepen, vergroten en/of herprofilering;
  • d. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • e. het aanplanten van erfbeplanting als hagen, bomen e.d. die het open karakter teniet doen.
  • f. alle overige werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale onderhoud van de gronden. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunning wordt gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
15.6 Toelaatbaarheid

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunning wordt gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Het bepaalde in sub a t/m f is slechts toelaatbaar indien door deze werken en/of werkzaamheden aan de cultuurhistorische waarde van deze gronden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan en een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd. Dit zo nodig nadat, door een in overleg met burgemeester en wethouders aangewezen deskundige, onderzoek is gedaan waaruit blijkt dat er geen aantasting van de cultuurhistorische waarden zal optreden.

15.7 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.5 onder a is niet van toepassing op het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden in het kader van onderhoud en beheer.

15.8 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van B&W is bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde - Cultuurhistorie te verwijderen indien dat op basis van nader verkregen cultuurhistorische kennis wenselijk is. Voor het toepassen van deze wijziging is de procedure als beschreven in artikel 22 van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een omgevingsvergunning waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Voorkomen strijdigheid door gebouw

Geen gebouw mag worden opgericht, indien hierdoor op enig terrein een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.

17.2 Voorkomen strijdigheid door ander bouwwerk of uitvoeren van een werk

Geen ander werk of werkzaamheid mag worden uitgevoerd, indien hierdoor op enig terrein een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.

17.3 Hellingshoek bijgebouwen

De hellingshoek van de daken van (bij)gebouwen bedraagt maximaal 60 graden. Tenzij anders bepaald (zie artikel 3)

17.4 Regels inzake ondergronds bouwen

Bij de beoordeling van ondergrondse bouwwerken gelden de regels van de bovenliggende bestemming, tenzij in de regels anders is bepaald, dan wel voor de onderlaag een afzonderlijke bestemming is gegeven in welk geval de regels van die bestemming gelden. In het gebied met de aanduiding milieuzone- waterwingebied en in het gebied met de aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied is ondergronds bouwen niet toegestaan.

17.5 Uitstekende bouwdelen

Van een gebouw, waarvoor een maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximum goothoogte en terugvallen onder hoeken van 60° met de horizon, dan wel de voor het betreffende gebouw in deze regels specifiek bepaalde dakhellingen, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen, zoals dakkapellen, antennes, decoratieve elementen en schoorstenen, buiten beschouwing blijven.

17.6 Dakkapellen

Van dakkapellen – uitsluitend toegestaan op het dakvlak – mag de breedte niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak, gemeten langs de voet van de dakkapel. Bredere dakkapellen tot maximaal 75% van de breedte van het dakvlak zijn slechts toegestaan op niet naar de openbare weg gekeerde dakvlakken. De afstand van een dakkapel tot de zijkant van het dakvlak mag, in de horizontale projectie gemeten, nergens minder bedragen dan 1 meter. Op bijgebouwen zijn geen dakkapellen toegestaan.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Gebruiksbepaling

Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de op de verbeelding aangeven bestemming en deze regels.

18.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in het eerste lid wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7.10 Wro, in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, groen recyclinginstallatie met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor de opslag van materialen welke strekken tot realisering van de aan de grond gegeven bestemming, voor het normale onderhoud van tuinen en erven, waterlopen, paden, wegen en groen recyclinginstallatie;
  • b. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting.
18.3 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 18.1 indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Milieuzone - waterwingebied en milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied
19.1.1 Omschrijving aanduiding

De gronden die op de verbeelding de aanduiding `milieuzone - waterwingebied' respectievelijk `milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' hebben gekregen, zijn -naast de andere bestemmingen die op deze gronden gelden- mede bestemd voor de winning van drinkwater en de bescherming van het grondwater met de daarbij behorende andere bouwwerken en voorzieningen. De bescherming van waterwingebied respectievelijk grondwaterbeschermingsgebied is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening (PMV), bijgewerkt tot en met de 9e tranche, december 2014. De regels die specifiek gekoppeld zijn aan de aanduiding `milieuzone- waterwingebied' en `milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied' zijn aanvullend op de regels die behoren bij die andere bestemmingen.

19.1.2 Andere bestemmingen

Als het belang van de bescherming van de milieubeschermingsgebieden als genoemd in lid 19.1.1 strijdig is met het bepaalde in de overige artikelen, zijn de regels van dit artikel rand voorwaardelijk bij (bouw-)werken die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden toegestaan zijn.

19.1.3 Nadere eisen

De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals vastgelegd in de andere bestemmingen die ter plaatse van de aanduidingen `milieuzone- waterwingebied' respectievelijk `milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gelden, zijn van overeenkomstige toepassing.

19.1.4 Uitvoeren van een werk of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in de andere bestemmingen die ter plaatse van de aanduidingen `milieuzone - waterwingebied' respectievelijk `milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gelden, van overeenkomstige toepassing.

19.1.5 Wijzigingsbepaling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de gebiedsaanduiding te wijzigen dan wel de aanduiding te schrappen als er sprake is van een gehele of gedeeltelijke beëindiging van de waterwinning en de kaart behorende bij de PMV hierop is aangepast.

19.2 Overige zone - overgangsgebied natuur

De gronden die op de verbeelding de aanduiding `overige – overgangsgebied natuur', zijn naast de andere bestemmingen die op deze gronden gelden mede bestemd voor het behoud, herstel of versterking van de aan deze gronden eigen zijnde natuurwaarden en landschappelijke waarden.

19.2.1 bouwregels

Binnen de op de verbeelding aangegeven zone 'overige – overgangsgebied natuur' mogen geen gebouwen niet dienende voor, maar ten dienste van de bestemming, een multifunctioneel gebouw en bedrijfswoningen worden opgericht.

19.3 Overige zone - overgangsgebied wonen

De gronden die op de verbeelding de aanduiding `overige – overgangsgebied wonen', zijn naast de andere bestemmingen die op deze gronden gelden mede bestemd voor overgangsgebied tussen het bedrijf Duinrell en de aangrenzende woningen.

19.3.1 bouwregels

Binnen de op de verbeelding aangegeven zone 'overige – overgangsgebied wonen' mogen geen gebouwen niet dienende voor, maar ten dienste van de bestemming, een multifunctioneel gebouwen en bedrijfswoningen worden opgericht.

19.4 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Het college van B&W is bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen voor zover de gronden op de verbeelding aangeduid met 'Wetgevingszone – wijzigingsgebied' binnen de bestemming 'verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van een multifunctioneel gebouw. Na toepassing van de bevoegdheid zijn op die gronden in de voorschriften onder artikel 8.2.2 van toepassing met dien verstande dat de oppervlakte van de bebouwing maximaal 2500m² bedraagt. Voor het toepassen van deze wijziging is de procedure als beschreven in artikel 22 van toepassing.

Artikel 20 Algemene regels inzake afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende regels in dit plan voor:

  • a. Het afwijken van de voorgeschreven maten en afmetingen tot een maximum van 10%, indien in verband met de realisering van de bestemming of ingekomen omgevingsvergunning, de afwijking noodzakelijk is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van derden;
  • b. Het oprichten van gebouwen ten behoeve van openbaar nut, met dien verstande dat de inhoud niet meer dan 75m³ en dat de goothoogte niet meer dan 3,50 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter mogen bedragen;
  • c. Het oprichten van andere bouwwerken van openbaar nut, met dien verstande dat de hoogte van deze bouwwerken niet meer dan 10 meter mag bedragen;
  • d. Geringe afwijkingen van bestemmings- of bouwgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • e. De bouw van andere bouwwerken ten dienste van de telecommunicatie, mits deze bouwwerken van geringe horizontale afmetingen zijn en mits: bij vrijstaande bouwwerken de bouwhoogte niet meer dan 40 meter bedraagt, de locatie past binnen het gemeentelijk antennebeleid; in het geval het bouwwerk op een ander gebouw wordt geplaatst, de toegelaten bouwhoogte van dat gebouw met niet meer dan 6 meter wordt overschreden;
  • f. De bouw van andere bouwwerken ten dienste van het landelijk alarmeringsnetwerk mits: bij vrijstaande bouwwerken de bouwhoogte niet meer dan 25 meter bedraagt;
  • g. in het geval het bouwwerk op een ander gebouw wordt geplaatst, de toegelaten bouwhoogte van dat gebouw met niet meer dan 6 meter wordt overschreden;
  • h. De bouw van straatmeubilair binnen bestemmingen waar dit krachtens de bestemmingsbepalingen niet bij recht is toegestaan.
20.1 Voorwaarde toepassing afwijken van de regels

Ontheffingen mogen slechts worden verleend als naar het oordeel van het college van Burgemeester en Wethouders geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet de ruimtelijke ordening , het plan te wijzigen, als de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 150 m³, een goothoogte van ten hoogste 3,50 meter en een hoogte van ten hoogste 5 meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en voor zover deze op grond van artikel 56, lid 56.1 onder c, niet kunnen worden gebouwd;
  • b. het afwijken van de maatvoeringen als opgenomen in de leden “Bouwregels” van de artikelen in Hoofdstuk III met ten hoogste 20%, indien in verband met realisering van de bestemming of ingekomen bouwaanvragen de afwijking gewenst of noodzakelijk is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan belangen van derden; deze wijzigingsbevoegdheid mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder verleende vrijstelling; uitgangspunt voor de vrijstelling is de normstelling als opgenomen in de leden “Bouwregels” van de artikelen in Hoofdstuk III (bouwmogelijkheden "als recht");
  • c. het wijzigen van de in het plan gegeven bepalingen omtrent de situering van bedrijfswoningen, de in het plan opgenomen voorwaarde voor wat betreft de afstand tot de bij het bedrijf behorende bebouwing en voor wat betreft de uitweg, als dit noodzakelijk is in verband met voorwaarden die worden gesteld vanuit sectorale wetgeving zoals de maximaal toegestane gevelbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • d. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen en bebouwingsvlakken, als bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • e. Alvorens de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast horen burgemeester en wethouders een cultuur deskundige en/of een deskundige inzake natuur en landschap.

Artikel 22 Algemene procedureregels

22.1 Bij toepassing van binnenplanse ontheffingen

Voor zover toepassing wordt gegeven aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden van Burgemeester en Wethouders is de reguliere voorbereidingsprocedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

22.2 Bij toepassing van wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen

Voor zover toepassing wordt gegeven aan de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen van Burgemeester en Wethouders dienen de procedureregels van Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening in acht te worden genomen.

22.3 Bij toepassing van anticipatie op een uitwerking

Voor zover bij deze regels naar dit onderdeel wordt verwezen gelden de procedurevoorschriften Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht.

22.4 Toetsingscriteria bij afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

Bij toepassing van een afwijkingsregel- en wijzigingsbevoegdheid wordt getoetst aan de volgende algemene criteria:

  • a. Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvorm dient rekening gehouden te worden met de instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden;
  • b. Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bebouwing en gebruiksvormen mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan;
  • c. Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bebouwing en gebruiksvormen dient voldoende parkeercapaciteit aanwezig te zijn. Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bebouwing en gebruiksvormen dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
  • d. Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bebouwing en gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeer aantrekkende werking;
  • e. Een wijziging van gebruik naar een milieugevoelige bestemming moet kunnen voldoen aan de in de milieuwetgeving vastgelegde normering;
  • f. Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Andere bestemmingen mogen niet in hun gebruik worden beperkt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht bouwwerken

23.1 Bouwwerk

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
23.2 Ontheffing

Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

23.3 Strijdigheid vorig bestemmingsplan

Het eerste lid is niet van toepassing is op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 24 Overgangsrecht gebruik

24.1 Gebruik van gronden

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.2 Strijdigheid

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.3 Gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.4 Strijdigheid vorig bestemmingsplan

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 26 Slotregels

Dit plan kan worden aangehaald onder de naam:

“Bestemmingsplan Duinrell 2015”

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wassenaar, gehouden op

De griffier, De voorzitter,