Plan: | Vredenburghzone deelgebied Tweede Bloksweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0627.BP85211-0401 |
De gemeente Waddinxveen is voornemens om het bestemmingsplan 'Zuidplas Noord' ter plaatse van de Vredenburghzone deels te herzien. De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op gronden die zijn gelegen in de Vredenburghzone. Het gebied bevindt zich aan de Tweede Bloksweg bij Waddinxveen. Het terrein is nu in gebruik als woning met tuin en agrarisch gebied (grasland).
Het is de bedoeling om het plangebied om te vormen naar een extensief recreatief uitloopgebied voor Waddinxveen met natuurwaarden en wateropvang. Verder wordt de bestaande woning gesloopt en vervangen door een nieuwe woning en worden twee woningen toegevoegd. Het doel van het voorliggende bestemmingsplan 'Vredenburghzone deelgebied Tweede Bloksweg' is om deze beoogde ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te maken.
Het plangebied Vredenburghzone deelgebied Tweede Bloksweg is gelegen in de Zuidplas, ten (zuid)westen van het plan Park Triangel in Waddinxveen.Het plangebied bestaan uit 3 separate percelen aan de Tweede Bloksweg.
Het betreft de kadastrale percelen:
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrenst door Park Triangel. Aan de westzijde is de Tweede Bloksweg de grens van het plangebied en aan de oostzijde grenst het plangebied aan overige gronden van de Vredenburghzone.
De locatie van de Vredenburghzone deelgebied Tweede Bloksweg (tussen de Vredenburglaan en de bebouwde kom van Waddinxveen) is in het vigerende bestemmingsplan 'Zuidplas Noord' van kracht, zoals vastgesteld op 26 juni 2013.
De betreffende gronden hebben de bestemmingen:
Tevens is er op het middelste perceel, Waddinxveen Sectie E nummer 685, een aanduiding bouwvlak gelegen waarbinnen gebouwd mag worden en is er een (bedrijfs)woning toegestaan
Afbeelding - geldend bestemmingsplan en in rood het plangebied
De gemeente wil in deze zone een bestemming opnemen die het mogelijk maakt dat de gronden gebruikt kunnen worden als extensief recreatiegebied (met uitloopmogelijkheden voor Waddinxveen) en ingericht als gebied met natuurwaarden.
In dit bestemmingsplan wordt eveneens realisatie van 3 woningen mogelijk gemaakt, waarbij het voor 1 woning gaat om sloop en herbouw op een aangepaste locatie.
Deze ontwikkeling is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. Daarom moet dit bestemmingsplan partieel worden herzien.
Het bestemmingsplan 'Vredenburghzone deelgebied Tweede Bloksweg' met identificatienummer NL.IMRO.0627.BP85211-0401 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan.
Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
In deze paragraaf wordt de bestaande, feitelijk aanwezige situatie binnen het plangebied beschreven. Het plangebied bestaat uit drie percelen, zoals in onderstaande afbeelding is weergegeven. Al deze percelen zijn gelegen aan de Tweede Bloksweg.
De percelen liggen ten zuidwesten van het woningbouwplan Park Triangel en zijn van oudsher nog ingericht als agrarisch gebied, waarbij op 1 perceel op dit moment een woning aanwezig is.
Afbeelding - Ligging plangebied
Landschap
De oorspronkelijke opzet van de polders is alleen nog te herkennen aan de verkaveling en de hoger gelegen dijken aan de randen. De openheid van het landschap is verminderd door stedelijke uitbreidingen, kassencomplexen en de bedrijvigheid rondom voornamelijk de A12. Aan de zuid- en oostkant van de Zuidplaspolder ligt veel infrastructuur: snelwegen, provinciale wegen en spoorlijnen versnipperen het landschap. De vele infradijken in het gebied doorsnijden het landschap en vormen een fysieke en ruimtelijke barrière. De heldere opbouw van het droogmakerijenlandschap is enigszins vertroebeld: de grote open ruimtes in de polders zijn verdeeld.
De omgeving wordt daarnaast gekenmerkt door diepe peilen en hogere peilen (met in de hogere peilen ook een veel geringere drooglegging waardoor te snelle klink van het veen wordt voorkomen) in de hogergelegen veenpolders en resten bovenland. De waterhuishouding van de veenweidegebieden is voor een belangrijk deel gekoppeld aan de Gouwe, die van de droogmakerijen vooral aan de ringvaart. Beide staan in verbinding met de Hollandsche IJssel. De waterhuishouding binnen de bebouwde kom van Waddinxveen sluit aan op deze twee systemen.
Het bestemmingsplan 'Vredenburghzone deelgebied Tweede Bloksweg' is opgesteld om de gewenste realisatie van drie woningen en een groene recreatieve zone mogelijk te maken. Er zullen onder andere woningen met tuinen, groenvoorzieningen, paden, voorzieningen van openbaar nut worden gerealiseerd. Daarnaast blijft het agrarisch gebruik van sommige delen behouden. Voor de gronden waarop de woningen worden gerealiseerd, zijn kavelpaspoorten gemaakt. De bouwmogelijkheden en de inrichting van het perceel zijn hierin geregeld (zie bijlage 3).
Afbeelding - Globale ligging plangebied
De oostelijke delen van de betreffende percelen zullen ingericht worden als recreatie gebied met natuurwaarden. Hiermee sluit de functie en inrichting van dit gebied aan op de omringende gronden waarvoor reeds een bestemmingsplan is vastgesteld.
Afbeelding - Omringende gronden Vredenburghzone
Perceel 1: het meest noordelijke perceel aan de Tweede Bloksweg, kadastraal bekend als gemeente Waddinxveen, sectie E, nummer 310. Dit thans braakliggende perceel zal worden benut voor woningbouw. Daarnaast is en blijft op het zuidelijk deel van dit perceel een waterleiding aanwezig en zal er rondom het perceel, aansluitend op de voorzieningen die noordelijk hiervan in Park Triangel worden gerealiseerd, een wandelpad worden aangelegd.
Afbeelding - ligging noordelijk perceel
Perceel 2 middelste perceel aan de Tweede Bloksweg, kadastraal bekend als gemeente Waddinxveen, sectie E, nummer 685. Dit perceel wordt omgevorm van de bestemming 'agrarisch' naar de bestemming 'wonen' met 'tuin' en de oostelijk gelegen agrarische gronden worden omgevormd naar uitloopgebied met natuurwaarden voor Waddinxveen, overeenkomstig de eerder ingerichte en bestemde gronden in de Vredenburghzone. De bestaande woning zal worden afgebroken en op een aangepaste locatie en in gewijzigde vorm opnieuw gebouwd worden.
Afbeelding - kavelpaspoort middelste kavel
Perceel 3: zuidelijkste perceel gelegen aan de Tweede Bloksweg, kadastraal bekend als gemeente Waddinxveen, sectie E, nummer 575 en 768. Op dit perceel zijn momenteel voorzieningen ten behoeve van het hobbymatig van paarden aanwezig.
Afbeelding - kavelpaspoort zuidelijk perceel
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 of 2023 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen we in gebieden komen tot betere, meer geïntegreerde keuzes. De NOVI is in september 2021 vastgesteld.
Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog de 'Ladder' voor duurzame verstedelijking op. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Dit betekent dat in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving wordt opgenomen van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening en ook in de provinciale omgevingsverordening (zie paragraaf 3.2.2).
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Het doel van het geldende bestemmingsplan is om het realiseren van 3 woningen (waarbij het voor 1 woning gaat om sloop en nieuwbouw) en ondergeschikt recreatief medegebruik mogelijk te maken. Recreatief medegebruik is reeds op de percelen toegestaan.
Op basis van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt deze ontwikkeling niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, aangezien hierbij pas sprake is bij realisatie van tenminste 11 woningen.
Met deze planontwikkeling zijn geen rijksbelangen gemoeid. De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het rijksbeleid.
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland is per 1 april 2019 in werking getreden en omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma’s en –plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft de provincie richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma’s en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma’s en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Programma ruimte
Het Programma ruimte bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. In het programma Ruimte is Park Triangel als een van de nog te ontwikkelen woningbouwlocaties buiten het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) aangegeven met een bruto oppervlak van 100 hectare. Dat betekent dat de de provincie op hoofdlijnen geen ruimtelijk bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling.
Dit neemt niet weg dat de gemeente bij de verdere detaillering van de betreffende ontwikkeling (in het kader van het bestemmingsplan) nog wel rekening moet houden met specifieke onderdelen van het provinciaal beleid, bijvoorbeeld het beleid voor ruimtelijke kwaliteit.
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie in het vervolg op het omgevingsbeleid de verordening vastgesteld. De Omgevingsverordening is per 1 april 2019 in werking getreden.
De omgevingsverordening bevat alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. De omgevingsvergunning vervangt bestaande verordeningen zoals de Verordening Ruimte, de milieuverordening en dergelijke.
Stedelijke ontwikkelingen (artikel 6.10)
Ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen wordt in de verordening aangegeven dat:
De Vredenburghzone zal dienst gaan doen als groene recreatieve zone voor Waddinxveen. Er zullen onder andere groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, ruiterpaden, voorzieningen van openbaar nut en eventueel parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Daarbij zijn bouwwerken geen gebouw zijnde en kunstwerken toegestaan. Binnen het plangebied is zeer beperkt woningbouw mogelijk, waarbij er twee woningen aan de planvoorraad worden toegevoegd.
Het initiatief past daarmee binnen het provinciale beleid.
Op 12 oktober 2022 is de Omgevingsvisie Waddinxveen 2050 vastgesteld door de gemeenteraad. Het centrale thema is 'bruggen bouwen richting de toekomst'. Er komen grote ontwikkelingen aan, zoals energietransititie, klimaatadaptatie, die om ingrijpende keuzes vragen.
De brug heeft drie pijlers:
Afbeelding - ambities Omgevingsvisie
In de Omgevingsvisie is een 'integrale visiekaart' opgenomen waarop de belangrijkste ruimtelijke ingrepen staan. Hieronder is een uitsnede opgenomen met daarbij de planlocatie.
Afbeelding - Uitsnede kaart Omgevingsvisie Waddinxveen
In de woonkernen worden de groenstructuren versterkt. Zowel de hoofdgroenstructuur als de wijkgroenstructuur krijgen een kwaliteit- en kwantiteitsimpuls en gaan meer bijdragen aan biodiversiteit. Daarnaast komt er meer ruimte voor ontmoeting. Dit wordt gestimuleerd op logische plekken, zoals bij buurthuizen of andere voorzieningen die mensen trekken. Ook komt er in de openbare ruimte meer plek voor recreatie en speelmogelijkheden. Gebieden rond scholen en andere plekken waar veel kinderen komen, worden rookvrije omgevingen.
In het centrum is extra aandacht voor het creëren van een toegankelijke openbare ruimte voor een ieder. Ook is dit een mogelijk autoluwe omgeving in de toekomst. In het centrumgebied streeft de gemeente naar een versterking van de horeca en een betere verbinding met de horeca aan de kade. In het gehele woongebied wordt ingezet op het verbeteren van de fietsinfrastructuur en verbindingen met de fiets. Voor de auto komt er een dekkend laadpalennetwerk.
In de woonwijken wordt sterk ingezet op het stimuleren van zon op dak en op klimaatadaptie. Er is een aantal potentiële woningbouwlocaties aangegeven met een rode arcering. De meest opvallende is de transformatie van het bedrijventerrein Noordkade naar woningen. Met een gele arcering zijn gebieden gemarkeerd waar de planvorming al loopt. Aan de rand van het woongebied zoeken we de verbinding met het buitengebied op. Hier creëren we ruimte voor het maken van groene ommetjes.
In het buitengebied zetten we in brede zin in op het bevorderen van de biodiversiteit en natuurontwikkeling. Ook zorgen we dat hier voldoende ruimte is voor waterberging. Op zorgvuldig gekozen plekken verhogen we het waterpeil. Hier kunnen bijvoorbeeld natte teelten worden ontwikkeld. In polder Bloemendaal zien we hier op sommige plekken kansen voor. De grote groene pijlen geven aan waar er groene verbindingen met de regio worden versterkt.
In de recreatiegebieden en in het veenweidegebied breiden we recreatie en spelmogelijkheden verder uit. In de gehele gemeente verbeteren we de fietsverbindingen, ook tussen het woongebied en het buitengebied.
Voor de bedrijventerreinen zijn de volgende ontwikkelingen te zien. We zetten in op een groene buffer tussen de bedrijvigheid en het woongebied.De Vredenburghzone is de eerste stap hierin. In de A12 driehoek wordt de focus gelegd op bedrijvigheid van de toekomst. In het geval dat dit gebied tot ontwikkeling komt, betekent dit dat naast bedrijfsvormen en productieprocessen ook dat dit natuurinclusieve en energieopwekkende gebouwen zijn in een groene omgeving.
Alle bedrijventerreinen worden ingezet voor de energietransitie, door grootschalig zon op dak aan te leggen en duurzame warmte te gebruiken. Ze worden ook flink vergroend en duurzaam bereikbaar gemaakt.
In de Omgevingsvisie is het plangebied opgenomen als te ontwikkelen natuur- en recreatiegebied aangrenzend aan de woonkern. De nieuwe woonkavels zijn gesitueerd aangrenzend aan de bestaande woonwijken van Waddinxveen. In combinatie met de (nog te ontwikkelen) recreatie- en natuurgebied zorgt het integrale plan voor een goede overgang van stad naar het buitengebied. Met het omzetten van de agrarische percelen naar nieuwe woonkavels wordt verder ingezet op het toevoegen van nieuwe woningen wat een positieve invloed kan hebben op het verminderen van de druk van de woningmarkt. Het plan past daarmee binnen de gewenste omgevingsontwikkelingen zoals beschreven in de Omgevingsvisie Waddinxveen 2050.
Het archeologiebeleid is gemeentebreed vertaald in het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie en Parkeren. Een deel van het plangebied heeft in het vigerend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Na onderzoek, zie paragraaf 5.7, is echter gebleken dat de gronden een lage archeologische verwachting hebben, vanaf het maaiveld tot en met de diepere ondergrond.
Voor het bestemmingsplan is vanwege de lage verwachting geen archeologische dubbelbestemming nodig. Voor de voorgenomen natuurontwikkeling (met graafwerkzaamheden) is geen verder archeologisch onderzoek meer nodig.
Daarom is in het voorliggend bestemmingsplan geen archeologische dubbelbestemming opgenomen.
Het gemeentelijk parkeerbeleid is eveneens in het parapluplan vertaald. De regels met betrekking tot parkeren zijn eveneens overgenomen.
De gemeente Waddinxveen heeft op 3 oktober 2012 de Beleidsnota externe veiligheid vastgesteld. In de beleidsnota zijn de volgende veiligheidsambities geformuleerd:
Voor de uitvoering van deze ambities zijn planologische kaders opgenomen, waaraan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan worden getoetst. Om de uitvoering te borgen wordt deze beleidsnota externe veiligheid gekoppeld aan de nieuwe Structuurvisie Waddinxveen 2030 (zie paragraaf 3.3.1) en wordt bij het opstellen van dit bestemmingsplan rekening gehouden met de geformuleerde ambities. De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen effect op of relatie met externe veiligheid.
Ten aanzien van de ontwikkeling van de Vredenburghzone heeft de gemeente een gebiedsvisie laten opstellen. De gebiedsvisie is in Bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen en samen met belanghebbenden en geïnteresserde ontwikkeld. Voor het gebied wordt ingezet op een duurzame, recreatieve natuurontwikkeling tussen de nieuwe woonwijken, de Vredenburghlaan, de A12 en de Plasweg. De visie gaat uit van de volgende doelstellingen:
Voor de Vredenburghzone wordt ingezet op een zorgvuldig meerderjarig ontwikkelingsproces. De gebiedsvisie heeft als doel om de ruimtelijke en kwalitatieve kaders te bieden voor de toekomstige ontwikkeling.
Afbeelding: Uitsnede Gebiedsvisie Vredenburghzone.
Het Nationaal Water Programma 2022–2027 geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Er wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.
Op grond van Europese regelgeving en de nationale Waterwet zijn iedere 6 jaar nationale plannen voor water nodig. In het NWP komen het oude Nationaal Waterplan (voor beleid) en het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (voor beheer) samen. Zo wordt al in de geest van de Omgevingswet gewerkt.
Het waterbeleid van de provincie Zuid-Holland voor de jaren 2022-2027 staat in het Regionaal Waterprogramma 2022-2027 dat op 9 maart 2022 door Provinciale Staten is vastgesteld. Het is de opvolger van het Provinciaal waterprogramma.
Het Provinciaal Waterprogramma is een uitwerking van de Omgevingsvisie van de provincie en bevat de doelstellingen die de Provincie de komende planperiode samen met de partners willen bereiken op het gebied van Water. Centraal staat hierbij het realiseren van een duurzaam, robuust en ecologisch gezond watersysteem dat kan omgaan met wateroverlast en droogte en dat voorziet in voldoende water van goede kwaliteit.
Het Provinciaal Waterprogramma werkt door in de Provinciale Omgevingsverordening en in omgevingsvisie en plannen van gemeenten en het waterbeheerprogramma.
Het gemeentelijke beleid is vastgelegd in het Waterplan Boskoop en Waddinxveen (februari 2010). Dit Waterplan is gezamenlijk door de gemeenten Waddinxveen en Boskoop, het hoogheemraadschap van Rijnland en het HHSK opgesteld om knelpunten in het watersysteem aan te pakken en kansen op verbeteringen te benutten. Een opgave voor het Waterplan is te voorzien in de lokale implementatie van het nieuwe waterbeleid (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Bestuursakkoord Water). Ook willen de gemeenten en de hoogheemraadschappen zorgen voor een optimale, gezamenlijke aanpak van de wateropgaven. Het waterplan focust op de maatregelen in het bebouwde gebied.
Het waterplan heeft tot doel een integrale visie op te stellen over alle aspecten van het water (met uitzondering van drinkwater en zwembaden) en het implementeren van duurzaam waterbeleid in het bebouwd gebied van beide gemeenten. Het waterplan resulteert uiteindelijk in een maatregelenpakket om te komen tot:
In het kader van het bestemmingsplan Park Triangel en het bestemmingsplan Zuidplan Noord is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken wordt omgegaan (zie navolgend paragraaf 4.2 Water in Vredenburgh).
Ten aanzien van de natuurlijke inrichting en de inrichting van het gebied als waterberging zijn een aantal aspecten van belang in het licht van de waterhuishouding. Hierop wordt hieronder ingegaan.
Inrichting en ecologie
Het plangebied zal natuurvriendelijk worden ingericht. Door een inrichting van het watersysteem met een waterdiepte van minimaal 1 m wordt een robuust watersysteem gerealiseerd. De natuurvriendelijke inrichting draagt bij aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Het plangebied is gesitueerd in een gebied met wateraanvoer waardoor de doorspoeling goed is. In combinatie met de aanstaande sanering van lozingen van de glastuinbouw zal de waterkwaliteit naar verwachting verbeteren.
Beheer en onderhoud
Alle hoofdwatergangen zijn in beheer en onderhoud bij HHSK. De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige watergangen en bijbehorende kunstwerken (duikers, bruggen etc). ook het beheer en onderhoud van de riolering en hemelwaterafvoer ligt bij de gemeente. De kosten worden door elk van de partijen voor zijn deel gedragen. Er vindt nauwe samenwerking plaats tussen de gemeente en het hoogheemraadschap om het beheer en onderhoud van het watersysteem zo efficiënt en effectief mogelijk te laten plaatsvinden (bijvoorbeeld door gebruik te maken van een gezamenlijk onderhoudsbestek). Alle watergangen dienen vanaf de kant bereikbaar te zijn voor onderhoud. Daartoe moet een obstakelvrije onderhoudsstrook (breedte 5 m gerekend vanaf boveninsteek van het talud) aanwezig zijn over de volle lengte van de watergangen. De brede tochten dienen eveneens varend onderhouden te kunnen worden (voor o.a. baggerwerkzaamheden).
Opgemerkt wordt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem vergunning zal worden aangevraagd bij het HHSK op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet).
Advies HHSK
De waterparagraaf van dit bestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg voor advies voorgelegd aan het HHSK.
Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat planologische of milieutechnische beperkingen dienen te worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.
Een groot deel van het voorliggende hoofdstuk (paragrafen 5.1t/m 5.9) is opgesteld door de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH).
Geluid kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog geluidsniveau kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Ook stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.
De Wgh verstaat onder geluidsgevoelige bestemmingen (art. 1 Wgh):
Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. Deze voorkeursgrenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mag de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde bedragen. Als bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan deze voorkeursgrenswaarde kan wordt voldaan, kan worden geconcludeerd dat de locatie niet zonder meer geschikt is voor de beoogde ontwikkeling.
Als toch wordt beoogd de ontwikkeling doorgang te laten vinden moet een onderzoek worden uitgevoerd naar de haalbaarheid van maatregelen die de geluidsbelasting reduceren. Dit kunnen maatregelen aan de bron (bv. geluidsarm asfalt) of maatregelen in overdrachtssfeer (bv. geluidswal) zijn. Als deze maatregelen kunnen worden uitgevoerd en de geluidsbelasting daarmee tot (onder) de voorkeursgrenswaarde wordt teruggebracht, dan kunnen de gevoelige bestemmingen alsnog worden gerealiseerd.
Als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn ofwel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiele aard kan in sommige gevallen een Hogere Waarde worden vastgesteld. Ter bepaling of deze Hogere Waarde inderdaad kan worden vastgesteld is de Beleidsregel Hogere Waarden regio Midden-Holland (april 2012) vastgesteld. In situaties waarin aan deze beleidsregel wordt voldaan kunnen Hogere Waarden worden vastgesteld tot de maximale grenswaarde uit de Wgh.
Afbeelding - Tabel 1.1: Overzicht voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden in dB voor weg-, railverkeer en industrielawaai
In dit bestemmingsplan worden drie nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De bestaande woning op de Tweedebloksweg 48 wordt gesloopt en op hetzelfde perceel wordt een nieuwe woning gebouwd. Op de aangrenzende percelen worden twee nieuwe woningen gebouwd.
De geplande geluidgevoelige bestemmingen (woningen) betreffen een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. De planlocatie bevindt zich binnen de zone langs meerdere wegen, met name de recent aangelegde N457, de Zuidelijke Rondweg, de Beijerincklaan (N453) en de twee parallel lopende wegen Tweede Bloksweg en IJsermanweg. Ten behoeve van het planvoornemen is een onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder uitgevoerd.
Uit dit onderzoek, bijgevoegd als Bijlage 2 bij dit besluit, blijkt het volgende:
Het bevoegd gezag dient middels een procedure een hogere geluidsbelasting toe te staan dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor is een besluit opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting.
Voor de nieuwe woningen (met hogere waarden) is het noodzakelijk om een aanvullend onderzoek naar de gevelgeluidwering uit te voeren en te toetsen aan de eisen conform artikel 3.1 t/m 3.3 uit het Bouwbesluit. Het bevoegd gezag heeft middels een procedure een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde toegestaan.
Als mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide en fijn stof. De grenzen voor deze stoffen staan in onderstaande tabel.
Afbeelding - Tabel : Grenswaarden Wet luchtkwaliteit stof jaargemiddelde uurgemiddelde
De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden als:
Regeling NIBM
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden. Bij deze onderstaande gevallen is een luchtkwaliteitsonderzoek niet meer nodig, te weten:
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen moet middels een berekening worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden. Het planvoornemen voorziet in het realiseren van drie woonbestemmingen waarbij twee woningen worden toegevoegd. Het betreft hier een woningbouwproject kleiner dan 1500 woningen. Derhalve is een luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.
In het bestemmingsplan "Vredenburghzone" wordt de bestemming 'Agrarisch' veranderd in de bestemming 'Woongebied'. Daarbij zullen twee nieuwe woningen worden toegevoegd. Met deze bestemmingsplanwijziging worden nieuwe woonfuncties mogelijk gemaakt waar mensen langdurig zullen verblijven. Deze voorgenomen ontwikkeling zal een beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit ter plaatsen. In de regeling NIBM is, zoals eerder benoemd, een aantal activiteiten, zoals projecten tot 1.500 woningen met één ontsluitingsweg (3.000 met twee ontsluitingswegen) bij voorbaat aangemerkt als 'niet in betekende mate'. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Het plan draagt daarom in niet betekende mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.
Om inzicht te geven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) benaderd. Hieruit blijkt dat op alle meetpunten (Monitoringsronde 2022) in de omgeving de concentratie N02 en PM10 < 35 µg/m3 en de PM 2,5 < 20 µg/m3 is.
Afbeelding: PM10 concentratie planlocatie
Afbeelding: PM2,5 concentratie planlocatie
Het voornemen heeft geen invloed op de luchtkwaliteit en de grenswaarden in het plangebied worden niet overschreden. Het aspect 'luchtkwaliteit' staat het vaststellen van het bestemmingsplan niet in de weg.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Waddinxveen beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en de bijbehorende Nota Bodembeheer. Sinds juni 2019 moet ook rekening worden gehouden met het Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg alle grondverzet moet worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldpuntbodemkwaliteit.nl).
Wanneer er sprake is van het kunnen toelaten van een bodemgevoelige functie, moet inzichtelijk worden gemaakt of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke functie c.q. bebouwing en gebruik ook mogelijk maken. In onderhavig plan is sprake van het toevoegen van nieuwe woningen. Dit betreft een bodemgevoelige functie waarbij voortdurend (meer dan 2 uur per (werk)dag mensen verblijven.
Ten aanzien van de ontwikkeling zijn recent twee bodemonderzoeken uitgevoerd. De volgende onderzoeken zijn bijgevoegd als bijlage bij het bestemmingsplan:
3905-20035-15-RAP-VBO-01 v1.0, d.d. 22 juni 2020): betreft kadastraal nummer 685;
kenmerk B01-77878.81-EST-d01, d.d. 12 juni 2023): betreft kadastrale nummers 310 en 575.
Conclusies bodemonderzoek
Milieukundig bodemonderzoek Tweede Bloksweg 48
Ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning aan de Tweede Bloksweg 48 heeft in 2020 verkennend (water)bodemonderzoek en indicatief asbestonderzoek plaatsgevonden conform NEN 5740 en NEN 5720.
Uit de analyseresultaten blijkt dat de bodem ter plaatse over het algemeen licht tot plaatselijk matig verontreinigd is met zware metalen en/of PAK. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten barium, nikkel en/of naftaleen gemeten. Een licht verhoogd gehalte aan één of meerdere zware metalen wordt wel vaker in grondwater gemeten en kan doorgaans als een van nature verhoogd achtergrondgehalte worden beschouwd. In de puinhoudende grond op het erf is zowel zintuigelijk als analytisch geen asbest aangetoond. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is er milieuhygiënisch gezien geen bezwaar tegen de geplande overdacht en ontwikkeling van de locatie.
Historisch onderzoek nabij Tweede Bloksweg 48
Ter plaatse van de nieuwe woonkavels rondom de bestaande bedrijfswoning aan de Tweede Bloksweg 48 heeft in 2023 historisch onderzoek plaatsgevonden conform NEN 5725.
Uit voorinformatie blijkt niet dat er ter plaatse van de onderzoekslokatie sterke (rest)verontreinigingen aanwezig zijn. Lichte tot matige verontreiniging met zware metalen en/of PAK gelinkt aan een aangetroffen antropogene bijmenging zijn waarschijnlijk beperkt tot het, buiten de onderzoekslocatie gelegen, erf van de zuidoostelijk gelegen kavel. Het grondwater is mogelijk licht verontreinigd met barium, nikkel en/of naftaleen. Er moet rekening worden gehouden met het aanwezige asbestverdachte materiaal op het maaiveld net buiten de grens van het onderzoeksgebied. Bij eventuele baggerwerkzaamheden t.b.v. het dempen van de sloot wordt aanbevolen rekening te houden met de kapotte asbestverdachte beschroeiing in de watergang. Daarvoor wordt aanbevolen een asbest in waterbodemonderzoek conform NEN 5720 uit te voeren. Er zijn uit het historisch onderzoek verder geen bezwaren tegen de voorgenomen nieuwbouw van woningen danwel bestemmingsplanwijziging naar voren gekomen.
Het aspect bodem staat het vaststellen van het bestemmingsplan niet in de weg. Bij demping van de sloten wordt aanbevolen nog een asbest in waterbodemonderzoek conform NEN 5720 uit te voeren.
Om natuurwaarden in Nederland te beschermen gelden de landelijke wetten: de Wet natuurbescherming (Wnb), Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro, Natuurnetwerk Nederland). Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, te weten: Omgevingsverordening Provincie Zuid-Holland (2021) en natuurbeheerplan 2021.
Wet natuurbescherming (Wnb)
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) van kracht. De wet maakt onderscheid tussen gebieds-, soorten- en houtopstandenbescherming. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde bepalingen in de Wnb verboden zijn, tenzij het bevoegd gezag een afwijking van het verbod toestaat. Die toestemming wordt verleend door middel van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of verklaring van geen bedenkingen (vvgb). Onder de Wnb zijn gedeputeerde staten van provincies bevoegd gezag voor ontheffing- of vergunningverlening. In de provincie Zuid-Holland is de Omgevingsdienst Haaglanden belast met de vergunningverlening en voert Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid de toezichts- en handhavingstaken uit voor de Wnb.
Gebiedsbescherming
Het onderdeel gebiedsbescherming bevat instrumenten om op basis van effectstudies activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden af te wijzen, dan wel toe te staan op basis van een melding of een vergunning. In artikel 2.7 staat dat het verboden is zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.
Soortenbescherming
In de wet zijn verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van beschermde flora en fauna. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden moeten voorkomen worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen of het werken met een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet mogelijk is, dan is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alleen toegestaan met een ontheffing van het bevoegd gezag, de gedeputeerde staten van de provincies. Een mitigatieplan of ontheffing moet in het bezit zijn voorafgaand aan de start van de uitvoeringsfase. Bij de plantoets voor een bestemmingsplan moet aannemelijk worden gemaakt, dat een eventuele ontheffingsaanvraag voldoende onderbouwd kan worden en verwacht mag worden dat de ontheffing wordt verleend door het bevoegd gezag.
Voor enkele soorten is een vrijstelling verleend bij de uitvoering van handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud. Deze soorten staan opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland.
Zorgplicht
In aanvulling op bovenstaande bevat de Wnb de "zorgplicht" (art. 1.11), die stelt dat een ieder die weet of edelijkerwijs kan vermoeden dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen veroorzaakt voor beschermde gebieden en/of flora of fauna, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken.
Quickscan flora en fauna
Voor het plan is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd of het project al dan niet tot een toename van de stikstofdepositie kan leiden in één of meerdere Natura 2000-gebieden. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 5. Opgemerkt wordt dat het onderzoeksgebied van dit onderzoek ruimer is dan het plangebied van dit bestemmingsplan.
Natura2000
Het plangebied ligt op ongeveer 7,8 kilometer afstand van Natura 2000-gebied. Voor de meeste externe invloeden van de werkzaamheden, zoals geluid, licht, menselijke aanwezigheid en trilling, kunnen gezien de afstand en de reeds aanwezige bedrijvigheid, effecten op het Natura 2000-gebied worden uitgesloten. De effecten van stikstofemissie tijdens de bouw- en gebruiksfase zijn separaat onderzocht, hiervoor wordt verwezen naar de alinea 'stikstofonderzoek'.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 270 meter afstand van het plangebied. Gezien de aard van de ingreep en de al aanwezige agrarische activiteiten kunnen negatieve effecten op het NNN-gebied worden uitgesloten.
Beschermde flora en fauna
Nagegaan moet worden of vaste rust- en verblijfsplaatsen of belangrijke onderdelen van leefgebied van soorten door de ingreep worden aangetast.
Geconcludeerd wordt dat aantasting van essentieel leefgebied en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten, niet kan worden uitgesloten zonder uitvoering van nader onderzoek naar: Waterspitsmuis, Steenuil, Heikikker, Ringslang en Rugstreeppad.
Indien gebouwen worden gesloopt, kan aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten niet worden uitgesloten zonder uitvoering van nader onderzoek naar: Vleermuizen, Huismus en Gierzwaluw.
Indien bomen worden gekapt en/of brede watergangen worden gedempt kan aantasting van essentieel leefgebied van beschermde soorten niet worden uitgesloten zonder uitvoering van nader onderzoek naar: Vleermuizen, Platte schijfhoren en Grote modderkruiper.
In dit geval zijn de nadere onderzoeken nog niet uitgevoerd. In de bestemmingsregels is onder artikel 3.4, 4.4, 5.6 een vergunningsplicht en in 9.1 een verbodsbepaling opgenomen dat werkzaamheden pas mogen plaats vinden na afronding van ecologisch onderzoek of een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit is verkregen indien nadelige gevolgen niet te voorkomen zijn.
Tevens is voor alle natuuractiviteiten (Natura2000, houtopstanden en flora en fauna) een specifieke zorgplicht van toepassing. Deze specifieke zorgplicht is van toepassing bij alle activiteiten die effecten kunnen hebben op natuurwaarden, als men weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die handeling nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving.
Stikstofonderzoek
Voor het plan is onderzoek uitgevoerd of het project al dan niet tot een toename van de stikstofdepositie kan leiden in één of meerdere Natura 2000-gebieden. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Met behulp van AERIUS Calculator is in dit onderzoek berekend dat de bouwfase (sloop en bouw woningen) en gebruiksfase, niet leidt tot een berekende toename van de stikstofdepositie en daarmee niet tot significant negatieve effecten in nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie.
Het aspect Natuurwaarden staat, met inachtneming van het voorgaande, het vaststellen van het bestemmingsplan niet in de weg.
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) vormen het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.
Plaatsgebonden risico (PR)
Als “harde” afstandseis” voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.
Inrichtingen
Aan de Tweede Bloksweg 54 is het bedrijf Vis Waddinxveen B.V. gelegen. Binnen deze inrichting is één propaantank met een maximale inhoud van 13 m3 toegestaan. Omdat de tank niet groter is dan 13 m3 valt deze inrichting niet onder het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi). Het invloedsgebied reikt ook niet tot het plangebied. Deze inrichting vormt dus geen belemmering voor het plangebied.
Windturbines A12
Ten zuiden van de A12 bevinden zich 4 windturbines. Gezien de afstand tot het plangebied (minimaal 850 meter) vormen deze met het oog op de externe veiligheid geen belemmering voor het plangebied.
Transport over de weg
Ten zuiden van het plangebied is de snelweg A12 gelegen op meer dan 700 meter afstand. In verband met ruimtelijke ontwikkelingen is een zone van 200 meter langs de weg belangrijk. Het plangebied ligt daar ruim buiten.
Daarnaast was de Beijerincklaan de aanvoerroute voor het LPG tankstation aan de Dreef in Waddinxveen. Dit station verkoopt inmiddels geen LPG meer en de bevoorradingsroute is daarmee geen risicobron meer.
Transport over het spoor
Ten oosten van het plangebied is de spoorlijn Gouda – Alphen aan den Rijn gelegen. Over deze spoorlijn worden geen relevante hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze spoorlijn ligt tevens op grote afstand van de woningen en vormt dus geen belemmering voor het plangebied.
Transport per buisleiding
Ten noordoosten van het plangebied is een hogedruk aardgasleiding gelegen. Deze leiding brengt echter geen beperkingen met zich mee voor het plangebied.
Transport over het water
In de nabijheid van het plangebied zijn geen vaarwegen gelegen die relevant zijn in het kader van externe veiligheid.
Mechanische ventilatie
Indien er in de omgeving een incident voordoet waarbij giftige (rook) gassen vrijkomen moet worden voorkomen dat deze naar binnen worden gezogen. Daarom moeten nieuwe woningen worden voorzien van mechanische ventilatie die met één druk op de knop is uit te schakelen. In verband hiermee is in artikel 6.4 een specifieke gebruiksregel opgenomen dat een nieuwe woning pas mag worden gebruikt indien ventilatieopeningen, ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties in de woning kunnen worden afgesloten en uitgeschakeld bij calamiteiten door bewoners.
Ontplofbare oorlogsresten
Uit ervaring blijkt dat circa 10 tot 15% van de munitie uit de Tweede Wereldoorlog niet tot de gewenste uitwerking kwam en als blindganger in de bodem is achtergebleven. Op grond van Arbowetgeving moet in alle gevallen waarin gevaar voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers kan bestaan door de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten een oriënterend onderzoek worden gedaan voordat werkzaamheden kunnen starten. Op basis hiervan kan vervolgens weer meer onderzoek nodig zijn.
Uit eerder uitgevoerd grootschalig vooronderzoek blijkt dat het plangebied onverdacht is op ontplofbare oorlogsresten. Verder onderzoek naar ontplofbare oorlogsresten is niet noodzakelijk. Hoewel er geen indicaties zijn voor de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten, kan niet met zekerheid worden gesteld dat die er niet zijn. Als men bij graafwerk stuit op een verdacht object, zijn passende maatregelen nodig.
Advies veiligheidsregio
Ten aanzien van de bestemmingsplanwijziging is advies ingewonnen bij de veiligheidsregio. De veiligheidsregio heeft in het kader van de fysieke veiligheid aangegeven dat geen verdere advisering nodig is. Onderstaande punten zijn daarbij beoordeeld:
Het aspect externe veiligheid staat het vaststellen van het bestemmingsplan niet in de weg.
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Door aanwezigheid van bedrijven kan mogelijk hinder voor de omgeving ontstaan met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
In het bestemmingsplan "Vredenburghzone" worden nieuwe woonbestemmingen mogelijk gemaakt. In het onderzoek is alleen de bedrijvigheid buiten het plangebied onderzocht, omdat het plan geen bedrijvigheid mogelijk maakt. Daarbij hoort volgens de VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering de volgende aanpak.
Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven
In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet Milieubeheer en het Activiteitenbesluit. Daarnaast zal moeten worden meegewogen of ter plaatse van de nieuwe milieugevoelige functies bij eventuele vestiging van een nieuw bedrijf op het bestaande bedrijfsperceel een probleemsituatie ontstaat. Deze afweging vindt met name plaats op basis van de richtafstanden van Bedrijven en Milieuzonering.
Rondom het plangebied zijn de volgende bedrijfsmatige activiteiten aanwezig:
Langs de zuidelijke rondweg 250 is een gemeentelijk afvalbrengstation gelegen. Dit station produceert hinder in de vorm van geluid (50 meter) en geur en stof (beiden 30 meter). De nieuwe woningen liggen op een afstand groter dan 50 meter van het station. Dit station vormt geen belemmering.
Op basis van het vastgestelde bestemmingsplan 'Tweede Bloksweg 54b-58, Waddinxveen' heeft het bedrijfsperceel deel de milieucategorie 3.2 en deels 4.2. Voor bedrijven in milieucategorie 4.2 dient rekening te worden gehouden met een afstand van minimaal 200 meter in gemengd gebied (300 meter in rustig buitengebied). De afstand van het bedrijfsperceel tot de woonbestemming in dit plan betreft ruim 400 meter. Hiermee wordt ruim voldaan aan de afstand.
Gelet op de bedrijfsactiviteiten van de Wagro, speelt het aspect geur een belangrijke rol. De juridische uitgangssituatie van Wagro betreft:
Bij het bouwen van geurgevoelige objecten (waaronder woningen) moet rekening worden gehouden met de geurcontouren van omliggende bedrijven.
Het huidig bestemmingsplan heeft een agrarische bestemming met enkele bouwvlakken. Op het middelste perceel is een bedrijfswoning toegestaan. In de nieuwe, gewenste situatie, wordt deze bestemming omgezet naar de bestemmingen 'Wonen' en een deel 'Recreatie'. Binnen de woonbestemmingen wordt het mogelijk gemaakt om drie grondgebonden woningen te maken met bijbehorende bijgebouwen.
Een geurgevoelig object is conform de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) gedefinieerd als:
“gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt”.
Aan de noordwestzijde van het perceel worden, gezien deze definitie, drie woningen met bijbehorende woonbestemmingen opgericht die gezien moeten worden als geurgevoelige objecten.
Toetsing
Gelet op de juridische situatie omtrent het vastgestelde bestemmingsplan en verleende omgevingsvergunning, die nog niet onherroepelijk zijn, is de situatie getoetst aan de oude vergunde situatie (2015) én vervolgens aan de nieuwe vergunde/bestemde situatie.
Oude vergunde situatie (2015)
In de oude vergunde situatie is het aanvaardbaar geurhinderniveau vastgesteld. De grootste geurcontour betreft de 6 OUE/m3 de 99,9-percentiel. Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met deze oude vergunde geurcontour, aangezien de nieuwe vergunde/bestemde situatie nog niet onherroepelijk is. Er worden geen woningen (geurgevoelige objecten) toegevoegd binnen deze contour. Ook de woonbestemming is volledig buiten deze geurcontour geprojecteerd, om te voorkomen dat alsnog vergunningvrije geurgevoelige objecten worden gerealiseerd binnen de woonbestemming.
Nieuwe vergunde/bestemde situatie
Bij de vaststelling van bestemmingsplan voor Wagro is het aanvaardbaar hinderniveau gesteld op een waarde van 0,5 OUE/m3 als 98-percentiel. Hierover het volgende:
Geconcludeerd wordt dat op basis van zowel de oude vergunde als de nieuwe vergunde situatie van Wagro wordt voldaan aan het daarbij behorende aanvaardbaar hinderniveau bij de woningen én daardoor geen sprake is van onevenredige aantasting van de belangen van nabijgelegen bedrijvigheid.
Het Distripark ligt ten zuiden van de A12 meer dan 850 meter van het plangebied. Er is geen invloed van de bedrijvigheid van het Distripark op de woonbestemmingen binnen het bestemmingsplan Tweede Bloksweg. Op het Distripark staan vier windmolens. Windmolens kunnen in de omgeving overlast veroorzaken zoals slagschaduw, geluid en gevaar. Ten aanzien van schaduw, geluid en gevaar zijn voorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het plangebied ligt echter op een dusdanig grotere afstand dat er geen sprake is van hinder van slagschaduw. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.
Overige bedrijven
Ten zuiden van de Zuidelijke rondweg en ten westen van de Beijerincklaan zijn verschillende akker-, tuinbouw-, en loonbedrijven gelegen. Deze bedrijven liggen op een dusdanige afstand van het plangebied (dichtstbijzijnde op 200 meter) dat geen van deze bedrijven een belemmering vormt.
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat het vaststellen van het bestemmingsplan niet in de weg.
Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd: archeologisch erfgoed betreft onvervangbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen o.a. het meewegen van archeologie in de besluiten op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen.
De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
De gemeente Waddinxveen heeft sinds 2012 een eigen archeologiebeleid vastgesteld. Aan de hand van de archeologische waardenkaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. De archeologische waardenkaart is in 2018 geactualiseerd en vastgesteld door middel van het Parapluplan Archeologie en Parkeren (19 september 2018).
Het bestemmingsplan wordt opgesteld naar aanleiding van de functiewijziging van agrarische gronden met bouwvlak naar de bestemming 'Woongebied'.
In het kader van het bestemmingsplan wordt inzicht gegeven in de verwachtingswaarden en bijbehorend beleid in het bestemmingsplangebied. Hiervoor zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
In de onderstaande afbeedling is een uitsnede van het bestemmingsplan met daarbij archeologische waardenkaart (gelijk aan het Parapluplan Archeologie en Parkeren) van de gemeente Waddinxveen weergegeven.
Afbeelding - uitsnede bestemmingsplan met de waardenkaart. Een zeer klein deel van de planlocatie ligt binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Het plangebied is slechts voor een klein deel gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' waarin een verhoogde kans is op het aantreffen van archeologische waarden. Dit betreft het uiterste zuidoostelijk gelegen deel, ver buiten het bouwvlak. Op de locatie waar de nieuwe woningen worden gerealiseerd geleden geen archeologische vereisten en is dus ook geen nader archeologisch onderzoek nodig. De bestaande dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' inclusief regels worden meegenomen in het nieuwe plan.
Vanwege de lage verwachting van archeologische waarden is ten behoeve van de ruimtelijke procedure geen nader archeologisch onderzoek nodig. De bestaande delen waar een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt worden inclusief regels meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Derhalve zijn geen nadelige effecten te verwachten voor het onderdeel archeologie.
Ook als archeologisch onderzoek niet verplicht is, kunnen archeologische resten onverhoopt toch nog aanwezig zijn. Mocht blijken bij uitvoer dat deze aanwezig zijn, dan moet het bevoegd gezag (zijnde gemeente Waddinxveen) meteen op de hoogte gesteld worden en een beslissing nemen over hoe om te gaan met de resten. Dit conform paragraaf 5.4, artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
Planologische relevante leidingen zijn leidingen die bescherming in het bestemmingsplan behoeven. Dit zijn bijvoorbeeld rioolwaterpersleidingen met een grote diameter en waterleidingen met een regionale functie. Op deze leidingen zijn geen veiligheidsafstanden van toepassing, maar wordt wel rekening gehouden met een zakelijk rechtstrook van de leidingen. Door binnen deze strook een bouwverbod op te nemen, wordt beschadiging van de leiding voorkomen.
Conclusie
Aan de noordzijde van het plangebied ligt een belangrijke drinkwatertransportleiding. Deze leiding voorziet Leiderdorp, Hazerswoude, Alphen aan de Rijn en een deel van Nieuwkoop van schoon drinkwater. In het voormalig bestemmingsplan was deze leiding beschermd. Deze beschermingzone is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Water'. Tevens zal ten zuiden van deze transportleiding, tussen de twee woningen, een nieuwe leiding worden aangelegd. Om ook deze te beschermen zal een nieuwe dubbelbestemming worden opgenomen.
De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is. Globaal zijn er 3 soorten m.e.r..
Bij een plan-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 3 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
Bij een project- of besluit-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage C of D va het Besluit m.e.r. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een bestemmingsplan dat in directe zin woningbouw mogelijk maakt waarvoor een m.e.r.-plicht geldt, of om een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een bedrijf (met aanzienlijke milieugevolgen).
Als de activiteit groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dan moet de in de wet milieubeheer beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure beschreven worden. Als de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dan moet beoordeeld worden of de in de Wet milieubeheer beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure al dan niet nodig is. Dit noemt men vormvrije m.e.r.-beoordeling.
De Activiteiten zijn derhalve kleinschalig van aard en uit de nader onderzochte deelaspecten is gebleken dat er geen effect te verwachten is op bestaande waarden. De planontwikkeling zit qua omvang ruim onder de grens voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Er worden twee woningen toegevoegd, daarmee zit het plan ruim onder de grenswaarden voor uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (Zie bijlage van het Besluit milieueffectrapportage, D11.2 kolom 2) Een m.e.r. procedure of een m.e.r.-beoordeling is derhalve niet aan de orde omdat de ontwikkeling niet voorkomt in het Besluit m.e.r.
Gezien de beperkte omvang van het voornemen en de omschrijving van de deelaspecten, waaruit blijkt dat enig effect voorkomen wordt, is een m.e.r. procedure niet noodzakelijk.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels behorende bij dit bestemmingsplan geven inhoud aan de aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.
De regels van het onderhavige bestemmingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de systematiek in de SVBP2012, versie 1.3.1 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:
In deze paragraaf wordt per bestemming een korte toelichting gegeven op de bestemmingsregeling. In voorliggend bestemmingsplan komende volgende bestemmingen voor:
Artikel 3 Recreatie
De gronden binnen het plangebied zijn deels voorzien van de bestemming 'Recreatie'.
Binnen deze bestemming is een natuurgebied met extensieve (dag)recreatie en wateropvang/-berging toegestaan. Daarbij zijn onder andere kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en speelweides toegestaan. De bouwmogelijkheden zijn beperkt en enkel mogelijk ten behoeve van voorzieningen voor openbaar nut en bouwwerken geen gebouw zijnde. Tevens is een regeling opgenomen inzake Omgevingsvergunning(plicht) voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Artikel 4 Water
De bestaande watergang langs de Tweede Bloksweg is bestemd als 'Water'. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor watergangen, oevers en waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, bermen, taluds en groenvoorzieningen, extensieve recreatie en kunstwerken. Tevens is een regeling opgenomen inzake Omgevingsvergunning(plicht) voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Artikel 5 Wonen
De beoogde kavels binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Wonen'.
Hoofdgebouwen binnen deze bestemming mogen uitsluitend ter plaatse van het 'bouwvlak' worden gebouwd, waarbij er per 'bouwvlak' ten hoogste 1 woning mag worden gerealiseerd. Daarnaast gelden bouwregels voor bijbehorende bouwwerken, bouwwerken geen gebouw zijnde en overige bouwwerken. Ook is een regeling opgenomen inzake Omgevingsvergunning(plicht) ten aanzien van aspecten vanuit externe veiligheid en geluid.
Voor het verharden van tuinen is een specifieke regel opgenomen. Tevens is een regeling opgenomen inzake Omgevingsvergunning(plicht) voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Wanneer een andere bestemming samenvalt met de dubbelbestemming, gaan de regels, die horen bij de dubbelbestemming, voor.
De in het plangebied gelegen hoofdtransportleidingen die bescherming behoeft heeft een dubbelbestemming gekregen. Voor deze leidingen is er een belemmeringszone (vrijwaringszone) ter weerszijden van de leiding opgenomen waarin in principe niet gebouwd mag worden van 5 meter aan weerszijden.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Ten behoeve van de, blijkens het paraplubestemmingsplan archeologie en parkeren, op het deelgebied 2 aanwezige archeologische verwachtingswaarden is een dubbelbestemming opgenomen voor dit gedeelte van het plangebied. Deze archeologische dubbelbestemming is gelijk aan de dubbelbestemming die op is genomen in het 'paraplubestemmingsplan Archeologie en parkeren'.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.
Afhankelijk van de aard van het plan dient nader te worden ingegaan op de beargumentering dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een ruimtelijk plan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het bestemmingsplan 'Vredenburghzone deelgebied Tweede Bloksweg' is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:
De gemeente is zelf initiatiefnemer en de financiering voor het plan is geregeld.
Eventueel uit het plan voortvloeiende planschade is voor rekening van de gemeente.
Ter voldoening aan artikel 3.1.1 van het Bro, is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan betrokken overheden.
Met ingang van 27 december 2023 tot en met 7 februari 2024 heeft het ontwerp-bestemmingsplan 'Vredenburghzone deelgebied Tweede Bloksweg' met bijbehorende stukken gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Het besluit is op 27 december 2023 gepubliceerd in de Staatcourant. Tevens heeft publicatie plaatsgevonden via elektronische kennisgeving op de website van de gemeente Waddinxveen.
Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn drie zienswijzen ingediend op het ontwerp-bestemmingsplannen. Deze zienswijzen zijn samengevat in de Zienswijzennota samengevat en beantwoord.
Beoordeeld is of de zienswijzen ontvankelijk en gegrond worden geacht en of dit aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan. Tevens worden in de Zienswijzennota ambtshalve wijzigingen benoemd. De Zienswijzennota in opgenomen in Bijlage 7.