direct naar inhoud van 5.9 Water
Plan: Vlietwijk KEEL-gebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.VlietwijkKEEL2011-BP20

5.9 Water

Wettelijk kader / inleiding

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Beleid

Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Naast alle plannen om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden, is de uitvoering van maatregelen nu al in volle gang. Bijvoorbeeld de projecten Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken zijn in uitvoering en moeten in 2015 gereed zijn. Ook worden langs de kust de zogenoemde zwakke schakels aangepakt en vindt versterking plaats door zandsuppleties.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015

In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • 1. Waarborgen waterveiligheid;
  • 2. Zorgen voor mooi en schoon water;
  • 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. Naast de visie heeft de provincie een Actieprogramma Water opgesteld.

In het Actieprogramma Water staat concreet wat de provincie doet om de beoogde resultaten in 2015 te kunnen behalen. Het gaat vooral om uitwerken van nieuwe beleidskaders, bewaken van de voortgang en regie op gebiedsprojecten. De daadwerkelijke uitvoering van projecten wordt verzorgd door de waterschappen. De provincie beschrijft wat er de komende jaren moet gebeuren. De waterschappen bepalen voor hun eigen karakteristieke beheergebied hoe zij dat doen.

Waterbeheersplan Hoogheemraadschap van Rijnland 2010-2015

In dit plan geeft het hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe waterbeheersplan legt meer dan voorheen het accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.

Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Ten aanzien van voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur en beleidsregels 2009

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur was nodig, vanwege de totstandkoming van de Waterwet. Daarmee verschuiven bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan de Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken);
  • andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als het hoogheemraadschap daarin toestemt, dat wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van het hoogheemraadschap nader uitgewerkt. De Keur en de Beleidsregels zijn te vinden op de internetpagina van het hoogheemraadschap van Rijnland.

Gemeente Voorschoten

De gemeente Voorschoten heeft geen stedelijk waterplan. Wel is binnen het peilgebied de wateropgave bekend. De gemeente Voorschoten hanteert voor riolering de Leidraad Riolering van de werkgroep West-Nederland en de beslisboom aan- en afkoppelen van verharde oppervlakken.

Huidige waterhuishoudkundige situatie

Het plangebied ligt in het peilgebied OR-2.13.1.1 met een waterpeil van NAP -1,75 m. Het hoogheemraadschap heeft voor het oosten van Voorschoten de wateropgave berekend. Delen waar wateroverlast kan ontstaan in extreme situaties is de ijsbaan in het noorden van het gebied en delen langs de Lord Baden Powellweg en de Professor Einsteinlaan. Deze gebieden liggen voornamelijk in het aangrenzende peilgebied OR-2.12.1.2 met waterpeil NAP -1,65 m.

In of nabij het plangebied zijn geen waterkering aanwezig. Het huidige rioolstelsel is een gemengd stelsel, waarbij bij hevige neerslag overstortingen vanuit het riool op het oppervlaktewater kunnen plaatsvinden. Er zijn geen knelpunten ten aanzien van de waterkwaliteit bekend.

Toekomstige waterhuishoudkundige situatie

Door het ontwikkelen van het plangebied wordt geen water gedempt en wordt geen andere waterstructuur gewenst. Bij de ontwikkeling van het plangebied wordt een gescheiden riolering aangelegd. De achterzijden van water zijn echter moeilijk af te koppelen, waardoor deze wel op de vuilwaterriolering worden aangesloten. Daar waar mogelijk wordt zoveel mogelijk hemelwater afgekoppeld en afgevoerd naar het oppervlaktewater en via een zuiverende voorziening geloosd. Voor het project zal geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen zoals zink, koper en lood. Dit komt ten goede van de waterkwaliteit.

Toename verharding

De ontwikkeling van het gebied heeft een toename van verharding als gevolg. Door de toename van verharding in het plangebied, zal het hemelwater versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het hoogheemraadschap van Rijnland hanteert hiervoor een compensatie-eis van 15%. Dit houdt in dat 15% van de toename van verhard oppervlak in de vorm van open water dient te worden aangelegd. De toegenomen hoeveelheid verhard oppervlak is 2.642 m². Op basis van de compensatie-eis kan gezegd worden dat 396 m² aan open water benodigd is.

Afsprakengesprek met Rijnland 30 januari 2009

De gemeente heeft samen met Rijnland gesproken over de mogelijkheden van compensatie van water binnen het plangebied en omgeving. Hieruit is naar voren gekomen dat de aanleg van waterdoorlatende verharding niet gewenst is. Dit komt, omdat de diepte van de ondoorlatende laag tussen de 0,80 tot 1,00 meter onder maaiveld. Dit geeft onvoldoende diepte om bijvoorbeeld water in de bodem te bergen.

Daarnaast heeft Rijnland aangegeven, dat vegetatiedaken tot een deel van 20% van de watercompensatie meetellen. Natuurvriendelijke oevers zijn zeer gewenst en kunnen gesubsidieerd worden. Ook heeft Rijnland aangegeven, dat op de volgende locaties (in voorkeursvolgorde) water kan worden gecompenseerd:

  • 1. In het bovenliggende peilgebied OR2.12.1.2 met een waterpeil van NAP -1,65 m;
  • 2. In het eigen peilgebied OR2.13.1.1 met een waterpeil van NAP -1,75 m, door het aanleggen van een natuurvriendelijke oever of door verlenging van de watergang aan de Raadhuislaan;
  • 3. Aanleggen van water als boezemwater (mits watersysteem in Vlietwijk op orde is).

Uit te voeren watercompensatie

Het plangebied zelf biedt weinig ruimte om een extra hoeveelheid van 396 m² open water te realiseren. De gemeente heeft aan de hand van de aanwijzingen van Rijnland onderzocht wat mogelijk is. Hieruit is naar voren gekomen dat het aanleggen van open water zal geschieden door de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

De watergang aan het Jan van Goyenplantsoen wordt voorzien van een natuurvriendelijke oever. Deze watergang wordt dan met een 0,5 m verbreed. Over de gehele lengte van de watergang levert dit een open wateroppervlak van 95 m² op. Deze watergang ligt in peilgebied OR2.13.1.1.

Daarnaast kan de watergang aan de A. van Leeuwenhoekkade van een natuurvriendelijke oever voorzien. Deze watergang kan met 1 m worden verbreed, waardoor het een open wateroppervlak van 315 m² oplevert. Deze watergang ligt in peilgebied OR2.12.1.2 waar de wateropgave voor Vlietwijk voornamelijk ligt. Het aanleggen van het merendeel van het open water in dit peilgebied is daarom erg gunstig.

Door het aanleggen van de natuurvriendelijke oevers wordt een totaal open wateroppervlak van 410 m² worden gerealiseerd, wat meer is dan de benodigde 396 m².