Plan: | Vlietwijk KEEL-gebied |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0626.VlietwijkKEEL2011-BP20 |
Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet.
Soortenbescherming
Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen worden verleend van de verbodsbepalingen. Het toetsingskader voor deze vrijstellingen is geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur, de AMvB artikel 75.
Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is vrijstelling mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel ontheffing worden verleend na een uitgebreide toetsing.
Gebiedsbescherming
De natuurbeschermingswet biedt een beschermingskader voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.
Situatie plangebied
Om de nieuwbouwplannen globaal te kunnen toetsen aan de natuurwetgeving is een ecologische quickscan opgesteld. Zodoende is bepaald of het plangebied in een beschermd waardevol natuurgebied ligt en of er beschermde soorten aanwezig kunnen zijn. De uitvoering van de nieuwbouwplannen betekent de sloop van de bestaande gebouwen en het verwijderen van een deel van de beplantingen. Op basis van habitatgeschiktheid, verspreidingsgegevens en expert judgement is een inschatting gemaakt van het voorkomen van beschermde plantensoorten en van de kans dat beschermde diersoorten gebruik maken van de te slopen panden of hinder zullen ondervinden tijdens de bouwwerkzaamheden.
Op basis van regionale verspreidingsgegevens kunnen er in potentie diverse beschermde planten- en diersoorten voorkomen. Op maandag 10 augustus 2006 is een oriënterend veldbezoek aan het plangebied gebracht. Het gehele gebied, inclusief de te slopen gebouwen, is globaal beoordeeld op het voorkomen van verschillende biotopen. Er is specifiek gekeken naar de te slopen panden en de beoogde aanpassingen in groenstructuren. Omdat duidelijk was dat vleermuizen gebruik maken van de te slopen panden, is in het najaar van 2006 en in het voorjaar van 2007 een aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd. In februari 2009 is het gebied opnieuw bezocht, om te bezien of na de eerste fase van de sloop van de oude gebouwen de conclusies van de voorgaande onderzoeken nog geldig zijn. Dit bleek het geval.
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura2000-gebied of beschermd natuurmonument dan wel van de Ecologische Hoofdstructuur. In de directe omgeving liggen geen Natura2000-gebieden of beschermde natuurmonumenten of andere gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. De voorgenomen ingreep zal naar verwachting geen negatief effect hebben op beschermde natuurgebied(en) of gebieden behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur, gezien de ligging midden in een woonwijk.
Soortenbescherming
Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Mogelijk komt ergens een enkel exemplaar van brede wespenorchis voor. Het plangebied is van bepekte betekenis voor diverse amfibieënsoorten en grondgebonden zoogdieren. Tijdens het bezoek zijn de mol en diverse muizensoorten aangetroffen. In het plangebied komen diverse vast verblijfplaatsen voor van de gewone dwergvleermuis, een beschermde soort. In het plangebied kunnen betrekkelijk algemene soorten broedvogels van stedelijk gebied en parklandschappen worden verwacht.
Effecten
In combinatie met de voorgestelde ingreep kan de conclusie worden getrokken dat mogelijk een enkel exemplaar van de brede wespenorchis wordt vernietigd. Dit heeft geen negatief invloed op de gunstige staat van instandhouding van de brede wespenorchis, omdat het aantal planten dat hiermee gemoeid is zeer beperkt is en het aangetroffen habitat voor de brede wespenorchis niet optimaal is. De ingreep zal naar verwachting leiden tot een (tijdelijk) beperkt verlies van leefgebied en het mogelijk doden van diverse amfibieënsoorten en grondgebonden zoogdieren . Dit heeft geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van betreffende soorten, omdat de ingreep te beperkt is, het aantal dieren dat hiermee gemoeid is, klein is en de invloed deels tijdelijk van aard is. Bovendien geldt een algemene vrijstelling voor de verbodsbepaling. Voor wat betreft de vleermuizen zal de ingreep leiden tot vernieling van vaste verblijfplaatsen. Hiervoor is ontheffing verleend van de verbodsbepaling. Deze is verleend, omdat de ingreep geen negatieve invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis en er diverse maatregelen in acht worden genomen. Voor de vogels ten slotte geldt dat het beperkte tijdelijke verlies aan leefgebied geen negatieve invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding. Een ontheffing is niet nodig, zolang geen verbodsbepalingen worden overtreden door bomen en ander groen buiten het broedseizoen te verwijderen.
Resultaat
Het plangebied is van betekenis voor bepaalde algemeen beschermde soorten en ook voor een strikt beschermde soort (gewone dwergvleermuis). Voor het overtreden van de verbodsbepaling van de Flora- en faunawet is ontheffing verkregen. De sloop- en nieuwbouwplannen kunnen uitgevoerd worden door bepaalde mitigerende maatregelen en voorzorgsmaatregelen in acht te nemen. De ecologische belangen worden op deze manier zo goed mogelijk gewaarborgd. De natuurbeschermingswetten staan de uitvoering van het plan niet in de weg.