19.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.1.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het aanleggen) op en/of in de in onderstaande tabel aangeduide gronden de daarbij aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren.
Bestemming / nadere aanduiding
|
Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden1
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
11
|
Agrarisch met waarden - open gebied
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
O
|
O
|
X
|
X
|
X
|
O
|
Gemengd
|
X
|
X
|
O
|
O
|
O
|
O
|
O
|
O
|
O
|
X
|
O
|
Natuur - bijzondere botanische waarden
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
Verkeer - Verblijfsgebied
|
X
|
O
|
O
|
X
|
X
|
O
|
X
|
O
|
O
|
X
|
O
|
Water
|
O
|
O
|
X
|
X
|
O
|
O
|
X
|
O
|
O
|
O
|
O
|
Leiding - Hoogspanningsverbinding
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
O
|
O
|
X
|
O
|
O
|
O
|
Waarde - Archeologie
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
Waarde - Beschermd Stads- en Dorpsgezicht
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
Waterstaat - Waterkering
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
X
|
Verklaring: X = omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaam O = geen omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
¹Werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden:
-
1. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
2. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
-
3. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;
-
4. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
-
6. diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 m. of meer diep);
-
7. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
-
8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen, heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
-
9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
-
10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;
-
11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.
19.1.2 Uitzonderingen
Het in lid 19.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
-
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende (omgevings)vergunning of ontgrondingsvergunning;
-
d. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
-
e. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
19.1.3 Voorwaarden algemeen
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:
-
a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
-
b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
-
c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
-
d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
19.1.4 Advies
Alvorens omtrent een aanvraag om omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie, zoals bijvoorbeeld de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, de waterbeheerder, de leidingbeheerder, e.d.
19.1.5 Aanvulling vergunningplicht archeologie
In aanvulling op het bepaalde in 19.1.1 is het verboden om op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm., waartoe worden gerekend:
1. afgraven;
2. woelen;
3. mengen;
4. ontginnen.
-
a. het aanleggen van bos of boomgaard;
-
b. het verwijderen van stobben anders dan door middel van frezen;
-
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.
19.1.6 Aanvulling uitzondering archeologie
In aanvulling op het bepaalde in 19.1.2 is het in 19.1.1 resp. 19.1.5 vervatte verbod niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
a. het normale beheer en onderhoud betreffen;
-
b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 10, lid 2, sub 2 onder a. en b. in acht is genomen;
-
c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m²;
-
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
19.1.7 Aanvulling voorwaarden archeologie, zonder archeologische waarden
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt de omgevingsvergunning verleend indien:
-
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
-
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
-
1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. het doen van opgravingen;
-
3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
19.1.8 Aanvulling voorwaarden archeologie: wel archeologische waarden
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt voorts verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van betrokken gronden naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, mits:
-
a. de betrokken archeologische waarden, gelet op het archeologisch rapport, door de desbetreffende werken en/of werkzaamheden niet worden geschaad of
-
b. mogelijke schade aan de archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorschriften te verbinden, gericht op:
-
1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. het doen van opgravingen;
-
3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige, die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.