direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.2012Noord-BP40

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsuitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschappelijke waarden, waarbij de openheid van het landschap de primaire kenmerkende waarde daarvan is;
  • c. recreatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:

  • a. maximaal 1 m voor overige terreinafscheidingen;
  • b. maximaal 7 m voor ooievaarsnesten;
  • c. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Schuilgelegenheid of berging

Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het oprichten van een schuilgelegenheid voor dieren of berging buiten het bouwvlak, ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, waarbij geldt dat:

  • a. per perceel of per geheel van aaneengesloten percelen, behorend tot één agrarisch bedrijf, niet meer dan één schuilgelegenheid of berging mag worden opgericht;
  • b. de oppervlakte van een schuilgelegenheid of berging niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  • c. de bouwhoogte van een schuilgelegenheid of berging niet meer mag bedragen dan 3 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor de stalling van aanhangwagens, veewagens en dergelijke.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verharden van het grasland met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
    • 2. het scheuren van grasland;
    • 3. het maken/graven van waterpartijen;
    • 4. het aanleggen van dijklichamen dan wel gebruiken van het grasland als gronddepot.
  • b. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • c. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt geweigerd indien door de uitvoering van de onder a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishouding wordt of kan worden beïnvloed en het bestaande uiterlijk van het grasland wijzigt.