3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Natuur (N)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- natuur;
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
- landgoed, uitsluitend voor zover ter plaatse aangeduid met 'landgoed' (lg);
- woonhuis landgoed, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf ondergeschikt aan het wonen (bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG), uitsluitend voor zover ter plaatse aangeduid met 'wonen - landgoed' (w-lg);
- aan- en uitbouwen, (bij)gebouwen en overkappingen ten behoeve van het woonhuis;
- waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging, -aanvoer en -afvoer;
- sloten, beken, poelen, en daarmee gelijk te stellen water; natuur en houtproductie
- wegen en paden;
met daaraan ondergeschikt:
- het extensief agrarisch gebruik;
- het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
- infrastructurele voorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘Wonen landgoed’ (w-lg)
2. Op de in lid 3.1 onder d en e bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:
- de hoofdgebouwen alsmede aan- en uitbouwen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mogen worden gebouwd;
- binnen het bouwvlak uitsluitend één aaneengesloten landhuis met maximaal 3 wooneenheden mag worden gebouwd;
- de bijgebouwen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mogen worden gebouwd;
- de totale oppervlakte aan bebouwing binnen het aangegeven bouwvlak ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bij de landhuis behorende bouwvlak mag bedragen met een maximum van 1.000 m2;
- van het landhuis de goothoogte niet meer dan 7 m en de hoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
de bijgebouwen en overkappingen mogen worden opgericht, waarbij:
- de bijgebouwen ten dienste dienen te staan van de functies van het landhuis;
- de gezamenlijke oppervlakte van het landhuis met de bijgebouwen en overkappingen maximaal 20% van de oppervlakte van de bij de landhuis behorende bouwvlak gronden mag bedragen met een maximum van 1.000 m2;
- de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 5 m;
- de nokhoogte van bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 9 m;
binnen het bouwvlak zijn paardenbakken, zwembaden en tennisbanen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- paardenbakken, zwembaden en tennisbanen mogen uitsluitend achter de achtergevel van de woning worden gebouwd;
- bij paardenbakken, zwembaden en tennisbanen mogen geen lichtmasten worden geplaatst.
- de omvang van een paardenbak in het horizontale vlak mag niet meer mag bedragen dan 20 m bij 40 m;
- de hoogte van een zwembad ten opzichte van het maaiveld mag niet meer dan 0,35 m bedragen en de oppervlakte van een zwembad mag niet meer mag bedragen dan 100 m2.
- er maximaal 2 tennisbanen, 1 paardenbak en 1 zwembad in het bouwvlak mogen worden geplaatst.
ondergrondse bebouwing uitsluitend is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- de ondergrondse bebouwing mag onder de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gerealiseerd;
- indien ondergrondse ruimte deels buiten de contour van de woning, aan en uitbouwen en bijgebouwen is gelegen, mag de totale oppervlakte van de ondergrondse ruimte buiten de contour van de woning niet meer bedragen dan 100 m²;
- de ondergrondse bebouwing mag maximaal 4 m diep zijn gerekend vanaf de bovenkant van de begane grondvloer;
- de ondergrondse bebouwing mag uitsluitend van buitenaf bereikbaar zijn voor zover deze is gelegen binnen de contour van de woning.
3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden, mag niet bedragen dan 3 m.
- de bouwhoogte van kunstwerken en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
- de bouw van een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten dienste van waterbeheer en natuurbeheer, waarbij het oppervlak en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 25 m² en 3 m, met dien verstande dat per 2,5 ha natuurbeheer één gebouwtje is toegestaan.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
- Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
- Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
- Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
- Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
- Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
- Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
- Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
- Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- de aanleg van nieuwe natuur betreffen.
- Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
- Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 3.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden
3.3.4 Afwegingskader flexibiliteitsbepalingen en aanlegvergunningen
Bij de beoordeling van ontheffingsverzoeken, wijzigingsverzoeken en aanvragen om aanlegvergunning wordt het algemene afwegingskader voor flexibiliteitsbepalingen en aanlegvergunningen zoals omschreven in artikel 10 betrokken.