direct naar inhoud van Regels
Plan: Museumkwartier Vlaardingen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0310bpMuKw2021-0030

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan ´Museumkwartier Vlaardingen´ met identificatienummer NL.IMRO.0622.0310bpMuKw2021-0030 van de gemeente Vlaardingen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk inclusief bed en breakfast, dat door zijn beperkte omvang in een woning en in voorkomende gevallen in daarbij functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie op het gehele perceel in overwegende mate behouden blijft;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.14 detailhandel:

een onderneming of instelling gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

1.15 dienstverlening:

een onderneming of instelling gericht op het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel, reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen, maar met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.16 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.17 functioneel ondergeschikt:

gebruik dat in planologisch opzicht ondergeschikt en ondersteunend is aan het gebruik van het hoofdgebouw;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 grondgebonden woning:

een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld. Grondgebonden woningen hebben meestal een terras en-of een tuin;

1.20 hoofdgebouw:

een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming;

1.21 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.22 infiltratievoorziening;

een (ondergrondse) constructie via welke (regen)water kan infiltreren in de bodem;

1.23 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.24 maatschappelijke activiteiten:

het uitoefenen van activiteiten gericht op maatschappelijke voorzieningen waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of zorg- en welzijn en een buurtcentrum;

1.25 NAP:

het genormaliseerde Amsterdams peil;

1.26 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.27 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.28 perifere detailhandel:

detailhandel in goederen die, gezien de aard en omvang van de aangeboden goederen, in woon- en winkelwijken niet of minder goed zijn in te passen;

1.29 recreatief medegebruik:

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

1.30 setback

een dakopbouw die is gelegen ten minste 1,50 m achter de denkbeeldige verticaal doorgetrokken voorgevel van een gebouw en die een hoogte heeft van maximaal 3,50 m, gemeten vanaf de bovenkant van de desbetreffende verdiepingsvloer;

1.31 verbeelding:

de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.32 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.33 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.34 wonen:

het houden van verblijf, het huren en ook (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een zelfstandige woning of onzelfstandige woonruimte door niet meer dan één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 peil:

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg, langzaamverkeersroute of voetpad grenst: de hoogte van die weg, langzaamverkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang. In alle andere gevallen en bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aangrenzende maaiveld;

2.7 verticale diepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk;

2.8 toepassing van maten:

de regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, dakopstanden, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, koekoeken, overstekende daken en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met gastouderopvang en beroep en bedrijf aan huis;
  • b. ambachtelijke bedrijvigheid;
  • c. dienstverlening;
  • d. cultuur en ontspanning;
  • e. recreatie;
  • f. sport;
  • g. horeca in categorie 1 en 2;
  • h. kantoren met een baliefunctie;
  • i. maatschappelijke voorzieningen en activiteiten;

en de daarbij horende:

  • j. bergingen;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. ontsluitingen, wegen en paden;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. De bouwhoogte van gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • b. de bouw- en/of goothoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.2.2 Andere bouwwerken
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Toegestaan gebruik
  • a. wonen, met dien verstande dat:
    • 1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. ambachtelijke bedrijvigheid, detailhandel en groothandel, dienstverlening, sport, recreatie, cultuur en ontspanning, recreatie, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en activiteiten, met dien verstande dat:
    • 1. deze functies uitsluitend zijn toegestaan op of onder de begane grond;
    • 2. deze functies uitsluitend zijn toegestaan als dit behoort tot categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 3. perifere detailhandel niet is toegestaan;
  • c. horeca, met dien verstande dat:
    • 1. horeca uitsluitend is toegestaan op of onder de begane grond;
    • 2. uitsluitend horeca in categorie 1 en 2 is toegestaan.
3.3.2 Beroep en bedrijf aan huis
  • a. er is beroep en bedrijf aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • b. bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan als de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit behoort tot categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 4 Gemengd - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen en activiteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. horeca;
  • e. kantoren;
  • f. detailhandel;
  • g. ontsluitingen;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • a. tuinen;
  • b. erven;
  • c. openbaar toegankelijk gebied;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
  • b. onder gebouwen ondergronds bouwen is toegestaan, waarbij de ondergrondse bouwdiepte niet meer mag bedragen dan 3 meter ten opzichte van het maaiveld;
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan:

  • a. detailhandel, horeca en kantoren, met dien verstande dat:
    • 1. deze functies uitsluitend toegestaan zijn als ondergeschikte functie;
    • 2. het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor de functies detailhandel, horeca en kantoren mag niet meer bedragen dan 30% van de totale vloeroppervlakte.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. collectieve groenvoorzieningen;
  • b. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tuin - 1' mede een tuin met een oppervlak van maximaal 9 m2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tuin - 2' mede een tuin met een oppervlak van maximaal 15 m2;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - tuinmuur' een tuinmuur.
5.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking in het bepaalde onder a mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - tuinmuur' een erfafscheiding worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende bestemming 'Wonen', waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:
    • 1. de lengte van de erfafscheiding mag ten hoogste 1,6 meter bedragen.
    • 2. de hoogte van de erfafscheiding mag ten hoogste 2 meter bedragen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitingen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. kunstwerken;
  • h. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Er mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 12 m2 per gebouw.
6.2.3 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verlichting en verkeersregulatie niet meer mag bedragen dan 12 meter;
  • c. de verticale bouwdiepte van ondergrondse afvalinzamelingssystemen niet meer bedraagt dan 5 meter.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitingen, wegen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. terreinen en pleinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. kunstwerken;
  • g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.2 Gebouwen

Er mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 12 m2 per gebouw.
7.2.3 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verlichting en verkeersregulatie niet meer mag bedragen dan 12 meter;
  • c. de verticale bouwdiepte van ondergrondse afvalinzamelingssystemen niet meer bedraagt dan 5 meter.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met gastouderopvang en beroep en bedrijf aan huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - setback' een setback;
  • c. ontsluitingen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. groenvoorzieningen en plantsoenen;
  • f. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • g. bermen en beplanting;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - tuinmuur' een tuinmuur;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een (ondergrondse) parkeergarage;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. tuinen;
  • k. erven;
  • l. openbaar toegankelijk gebied;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. straatmeubilair;
  • p. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte bedraagt zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de figuur 'gevellijn';
  • d. onder hoofdgebouwen ondergronds bouwen is toegestaan, waarbij de ondergrondse bouwdiepte niet meer mag bedragen dan 3 meter ten opzichte van het maaiveld.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken (inclusief overkappingen)

Bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken (inclusief overkappingen) worden opgericht, met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50% van het deel van het perceel buiten het hoofdgebouw;
  • b. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken de goothoogte ten hoogste 2,5 meter en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter bedraagt;
  • c. van aaneengebouwde bijbehorende bouwwerken en/of uitbreiding van hoofdgebouwen de goothoogte ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
8.2.3 Andere bouwwerken (exclusief overkappingen)

Er mogen andere bouwwerken (exclusief overkappingen) worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen en/of windschermen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 meter.
8.2.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Op de met 'Wonen' bestemde gronden is het bebouwen van gronden slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 50 liter per vierkante meter (50 mm) bebouwd oppervlak, die tussen 24 en 48 uur na een bui weer beschikbaar is;
  • b. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a als het realiseren van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan:

  • a. wonen, met dien verstande dat:
    • 1. het totaal aantal woningen niet meer bedraagt dan 87;
    • 2. woningen in de vorm van gestapelde woningen of rijwoningen zijn toegestaan, tenzij op de verbeelding middels een aanduidingsvlak anders is bepaald;
    • 3. woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend in gestapelde vorm zijn toegestaan;
    • 4. De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, met in aanvulling hierop:
      I. In aanvulling op de eisen uit het bouwbesluit moet bij de dimensionering van de gevelwering rekening worden gehouden met nestgeluid. Hiervoor mag de geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner zijn dan het verschil tussen de optredende gestandaardiseerd immissieniveau (Li) vanwege afgemeerde scheepvaart van een voor dit verblijfsgebied maatgevende ligplaats en de waarden van de Vercammen 3-10%-curve. In afwijking van NEN 5077 moet de gevelwering worden bepaald tussen 31 en 125 Hz in een nauwkeurigheid van tertsbanden.
      II. Indien bij het voldoen aan het gestelde onder lid I. strijd ontstaat met het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waarde- Cultuurhistorie'.
      III. Indien bij panden die zijn ingeschreven in het rijksmonumentregister bij het voldoen aan het gestelde onder lid I. strijd ontstaat met de wetgeving die van rijkswege van toepassing is op het behoud van deze panden (Erfgoedwet of diens rechtsopvolger) prevaleert de wetgeving die van rijkswege van toepassing is.
8.3.2 Beroep en bedrijf aan huis
  • a. er is beroep en bedrijf (tot maximaal categorie 1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten) aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie en de bewoner ook het beroep of bedrijf uitvoert;
  • b. anders dan onder a bepaald, is ook bedrijf tot maximaal categorie 2 aan huis toegestaan, of bedrijvigheid die niet in de lijst genoemd is, mits dit qua milieubelasting richting de omgeving gelijk te stellen is aan categorie 1;
  • c. het gezamelijke oppervlakte dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de wooneenheid, met een maximum van 50 m2.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden;
  • b. indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie 1'.
9.2 Bouwregels
  • a. Er mogen uitsluitend de hierna genoemde bouwwerken worden gebouwd;
  • b. er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden;
  • c. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Hiertoe winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog;
  • d. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden;
  • e. een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • f. een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • g. een mogelijke voorwaarde is de verplichting de bouw te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • h. het bepaalde onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw en/of bouwwerk, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • i. het bepaalde onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
  • j. het bepaalde onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder peil van ten hoogste 30 cm.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 1' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de bodem op te hogen met meer dan 2 meter;
  • b. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 1' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) wegen, paden, banen of parkeergelegenheid aan te leggen en andere oppervlakteverhardingen te verbreden en/of verharden en/of aan te brengen;
  • c. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 1' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vijvers en andere wateren aan te leggen, te verbreden en/of te dempen;
  • d. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 1' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) het waterpeil te verlagen of te verhogen;
  • e. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 1' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies aan te brengen;
  • f. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 1' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) graafwerkzaamheden of grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm uit te voeren, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • g. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in onder a t/m f genoemde wFerken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • h. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Hiertoe winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog;
  • i. voor zover de onder a t/m f genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen voorwaarden aan het verlenen van een omgevingsvergunning worden verbonden;
  • j. een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • k. een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • l. een mogelijke voorwaarde is de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • m. het verbod als bedoeld onder a t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
  • n. het verbod als bedoeld onder a t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • o. het verbod als bedoeld onder a t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen door een daartoe erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd;
  • p. het verbod als bedoeld onder b t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden waarvoor de betreffende gronden met een totale oppervlakte van minder dan 50 m2 worden geroerd;
  • q. het verbod als bedoeld onder b t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden waarvoor de betreffende gronden op een diepte minder dan 30 cm onder peil worden geroerd.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden;
  • b. indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
10.2 Bouwregels
  • a. Er mogen uitsluitend de hierna genoemde bouwwerken worden gebouwd;
  • b. er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden;
  • c. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Hiertoe winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog;
  • d. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden;
  • e. een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • f. een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • g. een mogelijke voorwaarde is de verplichting de bouw te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • h. het bepaalde onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw en/of bouwwerk, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • i. het bepaalde onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
  • j. het bepaalde onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte die niet dieper is dan 3 meter onder NAP.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de bodem op te hogen met meer dan 2 meter;
  • b. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) wegen, paden, banen of parkeergelegenheid aan te leggen en andere oppervlakteverhardingen te verbreden en/of verharden en/of aan te brengen;
  • c. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vijvers en andere wateren aan te leggen, te verbreden en/of te dempen;
  • d. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) het waterpeil te verlagen of te verhogen;
  • e. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies aan te brengen;
  • f. het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) graafwerkzaamheden of grondbewerkingen op een grotere diepte dan 2 meter uit te voeren, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • g. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de onder a t/m f genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • h. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Hiertoe winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog;
  • i. voor zover de onder a t/m f genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen voorwaarden aan het verlenen van een omgevingsvergunning worden verbonden;
  • j. een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • k. een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • l. een mogelijke voorwaarde is de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • m. het verbod als bedoeld onder a t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
  • n. het verbod als bedoeld onder a t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • o. het verbod als bedoeld onder a t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen door een daartoe erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd;
  • p. het verbod als bedoeld onder b t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden waarvoor de betreffende gronden met een totale oppervlakte van minder dan 100 m2 worden geroerd;
  • q. het verbod als bedoeld onder b t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden waarvoor de betreffende gronden niet dieper dan 3 meter onder NAP worden geroerd.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie

11.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het 'Beschermd stadsgezicht Vlaardingen';
  • b. indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.
11.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voorgevel van de gebouwen dient in de grens van het bouwvlak te te worden geplaatst;
  • b. in hoeksituaties dient ook de naar de weg gekeerde zijgevel van een gebouw in de grens van het bouwvlak te worden geplaatst;
  • c. de bestaande goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, kapvorm en dakhelling van het betreffende object mogen met inachtneming van de voor de onderliggende bestemming geldende (bouw)regels slechts worden gewijzigd mits de cultuurhistorische waarden daardoor niet onevenredig wordt aangetast en daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten;
  • d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de cultuurhistorische waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast en daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden het gehele pand of objectof een deel daarvan te slopen;
  • b. het is verboden om op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden historische stoepen, walkanten en/of de indeling van wegen te wijzigen;
  • c. bovengenoemde verboden zijn niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden, noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de aanvraag tot een omgevingsvergunning voor bouwen is gehonoreerd, reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. de bovengenoemde vergunning wordt slechts verleend indien de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden of de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van het beschermde stadsgezicht en de Commissie voor welstand en monumenten daarover heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

13.2 Bestaande maten
  • a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden geacht.
  • b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Algemeen gebruik
14.1.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken.
14.1.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels omtrent het gebruik van gronden en gebouwen, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

14.2 Parkeren
14.2.1 Algemeen

Bij nieuwbouw en functiewijziging dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, daar onder begrepen parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden, overeenkomstig de geldende beleidsregel Parkeernormen 2019 of diens rechtsopvolger.

14.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden genoemd in de geldende beleidsregel Parkeren 2019, of de rechtsopvolger daarvan, voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de parkeersituatie in de openbare ruimte en de woon- en leefsituatie.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Geluidzone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ geldt een zone vanwege een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
  • b. Nieuwe geluidgevoelige objecten zijn slechts toegestaan indien de geluidbelasting vanwege de gezoneerde industrieterreinen op de betreffende gevels niet hoger is dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijken van voorgeschreven maatvoering

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering, met ten hoogste 10%.

16.2 Overschrijden van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden ten behoeve van bouwen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

16.3 Vergroten bouwhoogte van andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot met maximaal 1 meter.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Overschrijding van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

17.2 Overschrijding van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

17.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
17.3.1 Algemeen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen in een bestemming 'Gemengd - 1' ten behoeve van een uitbreiding van de supermarkt en woningbouw.
  • b. Toegelaten zijn de volgende functies, met inachtneming van het bepaalde in 17.3.2, 17.3.3:
    • 1. ambachtelijke bedrijvigheid;
    • 2. detailhandel en groothandel;
    • 3. dienstverlening;
    • 4. horeca;
    • 5. kantoren met een baliefunctie;
    • 6. maatschappelijke voorzieningen en activiteiten;
    • 7. wonen, al dan niet in combinatie met gastouderopvang en beroep en bedrijf aan huis;
  • c. Bij de wijziging dient het bepaalde in artikel 10 ten aanzien van archeologie in acht te worden genomen.
  • d. Bij de wijziging dient het bepaalde in artikel 11 ten aanzien van het Beschermde Stadsgezicht in acht te worden genomen.
  • e. Bij de wijziging dient het bepaalde in artikel 15.1 ten aanzien van industrielawaai in acht te worden genomen.
  • f. Bij de wijziging dient het bepaalde in artikel 14.2 ten aanzien van parkeren in acht te worden genomen.
17.3.2 Bouwregels

Gebouwen

  • a. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Andere bouwwerken

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
17.3.3 Specifieke gebruiksregels
a Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan:

  • a. Ambachtelijke bedrijvigheid, detailhandel en groothandel, dienstverlening, horeca, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en activiteiten, met dien verstande dat:
    • 1. deze functies uitsluitend zijn toegestaan op of onder de begane grond;
    • 2. deze functies uitsluitend zijn toegestaan als dit behoort tot categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 3. de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 300 m2 per vestiging;
    • 4. perifere detailhandel niet is toegestaan.
b Bedrijf en beroep aan huis
  • a. Er is beroep en bedrijf aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie.
  • b. Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2.
  • c. Bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan als de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit behoort tot categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
18.1.1 Algemeen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 18.1.1 onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 18.1.1 onder a met maximaal 10%.

18.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ´Museumkwartier Vlaardingen´ van de gemeente Vlaardingen.