Plan: | Parkweg 2 Vlaardingen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0622.0303bpPark22021-0030 |
Aan de Parkweg 2 in Vlaardingen is een rijksmonumentale villa gesitueerd. Aan de oostkant van deze woning, in de bestaande tuin, is een bouwvlak opgenomen. Ter plaatse van dit bouwvlak is de oprichting van een vrijstaande woning toegestaan. Van deze bouwmogelijkheid is nog geen gebruik gemaakt.
De initiatiefnemer is voornemens om een tweekapper in plaats van een vrijstaande woning te realiseren. De reden hiervoor is dat er meer (markt)vraag is naar dit type woningen dan naar een (kolossale) vrijstaande woning.
De nieuwe woningen bevinden zich deels buiten het aangewezen bouwvlak en deels in de bestemming 'Tuin'. Het plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan 'Oostwijk-Noord'. Voor het planologisch mogelijk maken van het plan is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt aan de Parkweg in Vlaardingen ter hoogte van nummer 2 (kadastraal bekend als perceelnummer 2926 sectie M, gemeente Vlaardingen). Het plangebied grenst aan de Parkweg (noordkant), Beukestraat (oostkant), bestaande woningen aan de Beukestraat (zuidkant) en de bestaande woning met tuin Parkweg 2 (westkant).
Het oranjepark ligt ten westen van het plangebied.
Afbeelding ligging plangebied Parkweg 2 Vlaardingen
Het vigerende bestemmingsplan is 'Oostwijk-Noord' (vastgesteld 25 maart 2010) en ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingen en/of aanduidingen:
Woondoeleinden
De voor 'Woondoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere vrijstaande woningen. Naast de oprichting van een hoofdgebouw (uitsluitend in het aangewezen bouwvlak) is ook de oprichting van een erfbebouwing toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn de oprichting van hoofdgebouwen en/of erfbebouwing niet toegestaan.
De nieuwe woningen en een gedeelte van de nieuwe erfbebouwing zijn deels buiten het aangewezen bouwvlak gesitueerd en deels binnen de aanduiding 'tuin' gesitueerd. Het plan is op dit punt in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Ook wordt er een tweekapper gerealiseerd in plaats van een vrijstaande woning. Dit is niet toegestaan ter plaatse van het perceel.
Omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Archeologisch waardevol gebied - gebied met middelhoge verwachting.
Ter plaatse van deze dubbelbestemming zijn de gronden primair bestemd voor terreinen van oudheidkundige betekenis. De grondverstorende werkzaamheden die nodig zijn voor het bouwplan reiken dieper dan 0,3 meter beneden maaiveld en beslaan een oppervlakte van meer dan 100 m2. In dat geval is archeologisch onderzoek op grond van de regels behorende bij deze dubbelbestemming verplicht. Het aspect archeologie wordt nader toegelicht in paragraaf 4.7.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
In Hoofdstuk 2 wordt de huidige en toekomstige situatie beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid toegelicht en in Hoofdstuk 4 worden de onderzoeken en beoordelingen van omgevingsaspecten beschreven. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht en in Hoofdstuk 6 wordt de juridische planbeschrijving behandeld.
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als tuin behorende bij de woning Parkweg 2. Het plangebied wordt aan de noord- en oostkant omringd door een bestaande tuinmuur. De totale oppervlakte van het plangebied beslaat circa 1000 m2.
De omgeving van het plangebied op de hoek van de Parkweg en de Beukestraat wordt gekenmerkt door vooroorlogse bebouwing. Meest markant is de bestaande villa aan de linker (noordoost-)-zijde van het plangebied, op de hoek van de Parkweg en de Julianalaan. Een prominent Rijksmonument met een fors volume, forse dakvlakken en een maximale bouwhoogte van circa 13,5 m t.o.v. maaiveld. De bebouwing aan de rechter (zuidoost-)-zijde van het plangebied bestaat uit een vijf woningen tellend bouwblok in jaren '30 stijl van twee lagen met kap. De villa aan de noordwest zijde bestaat uit twee lagen met kap.
Afbeeldingen bestaande situatie, luchtfoto bestaande situatie (foto boven) en aanzicht gezien vanaf de Parkweg (foto onder), bron streetsmart cyclomedia 2020
Het bouwplan is om twee woningen in de vorm van een tweekapper te realiseren in het plangebied. In onderstaande afbeelding is de situatietekening opgenomen. Het bestemmingsplan heeft alleen betrekking op kavels A en B.
Kavel A heeft een oppervlakte van 356,1 m2 en op dit kavel wordt naast de woning een vrijstaande garage gerealiseerd, hetgeen wordt ontsloten vanaf de Beukestraat. Kavel B heeft een oppervlakte van 377,6 m2 en op dit kavel wordt naast de woning een aangebouwde garage gerealiseerd hetgeen wordt ontsloten vanaf de Parkweg.
Beide woningen hebben een breedte van 7,5 meter en een diepte van 11 meter, wat resulteert in een totale woonoppervlakte van 82,5 m2 per woning. Voor het gedeelte van de tweekapper dat zich bevindt op kavel A wordt ook nog een aangebouwde erker gerealiseerd waardoor het woonoppervlak op de begane grond van dit deel van de tweekapper wordt vergroot.
De tweekapper bestaat uit 2 bouwlagen met kap, de maximale nokhoogte bedraagt 10,48 meter en de goothoogte bedraagt 6,1 meter.
Het hoofdgebouw van de tweekapper beslaat 178,4 m2. Een serre van 22,7 m2 en garage van 31,4 m2 zijn op het hoofdgebouw aangesloten. Op kavel A is ruimte gereserveerd voor een vrijstaande garage van 26,1 m2. In totaal gaat het om 22,7 + 31,4 + 26,1 = 80,2 m2 aan bijgebouwen in het gehele plangebied (zie onderstaande afbeelding situatietekening bijgebouwen). De bebouwing 178,4 + 80,2 = 258,6 m2 beslaat 35% van het totale plangebied van 733,7 m2.
Het in het vigerende bestemmingsplan opgenomen bouwvlak is gebaseerd op de bouw van één vrijstaande woning met een footprint van maximaal 10,0 x 16,0 m. Uitwerking van deze bouwmogelijkheid heeft geresulteerd in verschillende ontwerpen van bovengemiddeld forse representatieve villa's welk concurreren met het bestaande rijksmonument op de hoek van Parkweg en Julianalaan. Aansluitend is gezocht naar bebouwingsvormen welke minder concurreren met de monumentale villa en beter aansluiten bij de woonbebouwing aan de zuidwestzijde van de planlocatie.
De gekozen twee-onder-één-kap configuratie doet recht aan de vrijstaande positie op een hoek, zonder te concurreren met de naastgelegen villa. De positie van deze bebouwing dichter bij de hoek met de Beukestraat biedt tevens de mogelijkheid om de bestaande monumentale villa een ruim perceel te geven. Tevens sluit de architectuur van de nieuwe woningen aan bij de jaren '30 stijl en sfeer van de omgeving.
Stedenbouwkundig is de afweging gemaakt om de voorgevel van de woningen op de rooilijn van de bestaande woningen Parkweg 1 of Parkweg 2 te leggen. Er is gekozen voor de rooilijn van Parkweg 1, omdat zo meer ruimte ontstaat voor de achtertuinen. Bovendien ontstaat met deze keuze een aaneengesloten bebouwingsbeeld tussen de nieuwe woningen en het in stijl overeenkomende bouwlint van Parkweg 1, terwijl het unieke karakter van Parkweg 2 met deze verspringing wordt versterkt.
Het bouwplan is op 12 januari 2021 voorgelegd aan de Welstandscommissie. De commissie is op hoofdlijnen akkoord. Echter dienen er bij de verdere uitwerking van het plan nog een aantal details verder te worden uitgewerkt. Dit wordt meegenomen in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen.
Afbeelding situatietekening, het bestemmingsplan heeft alleen betrekking op kavel A en kavel B
Afbeelding situatietekening bijgebouwen
Afbeeldingen impressies nieuwe situatie
Gezien de kleinschaligheid van het bouwplan wordt het rijksbeleid niet nader toegelicht, uitzondering hierop betreft een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking welk hieronder wordt toegelicht. Ook het provinciaal beleid wordt nader toegelicht.
Ladder
De ladder is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van één of enkele woningen niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad van State, ABRvS 18 december 2013, 201302867/1/R4). Het bouwplan voorziet in de realisatie van 2 woningen, waarvan 1 extra woning ten opzichte van het geldende planologisch regime. De realisatie van minder van 11 woningen wordt, op basis van jurisprudentie, niet gezien als stedelijke ontwikkeling. Daarom wordt gesteld het bouwplan geen stedelijke ontwikkeling is en dat een onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig is.
Provinciaal beleid
Omgevingsvisie
Het beleid Omgevingsvisie ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied en verstedelijking en wonen wordt toegelicht.
Verstedelijking en wonen en bestaand stads- en dorpsgebied
In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.
Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
Het bouwplan betreft de realisatie van een tweekapper binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Hierbij wordt de bestaande bebouwde ruimte benut voor de realisatie van nieuwe kwalitatief hoogwaardige woningen. Zoals toegelicht onder het kopje ''ladder'' is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling, een laddertoets is niet nodig.
De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO²-neutraal en vóór 2050 klimaat robuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. Nieuwe woningen zijn energieneutraal of leveren energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (heftige regenbuien, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Het aspect duurzaamheid wordt toegelicht in paragraaf 3.2.
Het provinciale beleid levert geen belemmeringen op.
Omgevingsverordening
Relevant voor het bouwplan is het artikel 6.9 (ruimtelijke kwaliteit). Dit wordt onderstaand toegelicht.
Ruimtelijke kwaliteit (artikel 6.9)
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Uit de provinciale kwaliteitskaart blijkt dat de bestaande gebiedsidentiteit 'steden en dorpen' is. De realisatie van grondgebonden woningen (in een bestaande woonwijk) in het plangebied past binnen de stedelijke omgeving van Vlaardingen.
Er is geen sprake van een wijziging op structuurniveau. De structuur van de omgeving van het plangebied kan omschreven worden als stedelijk waarbij naast woningen ook ontsluitingswegen en groenvoorzieningen (park) aanwezig zijn. De realisatie van nieuwe woningen is passend binnen deze stedelijke structuur.
Het bouwplan is passend binnen de bestaande gebiedsidentiteit en zorgt voor een kwaliteitsverbetering ter plaatse door de realisatie van twee kwalitatief hoogwaardige woningen.
Gemeentelijke visies
Stadsvisie ‘Koers op 2020’ (2000) en Actualisatie Stadsvisie ‘Koers op 2020’ (2008)
De Stadsvisie dient als belangrijkste strategische onderlegger voor de gemeentelijke beleidsontwikkeling op de lange termijn (20 jaar). Vlaardingen koerst in algemene zin op een ‘ongedeelde stad’ door het voorkomen van maatschappelijke uitsluiting en het vergroten van de ruimtelijke en sociale samenhang. Om de belangen van burgers en hun instellingen te kennen en bij het maken van plannen zoveel mogelijk gebruik te maken van de kennis en creativiteit van burgers is participatie waardevol.
Naast samenhang is evenwicht van belang. De stad moet voldoende inwoners hebben voor een goed voorzieningenniveau die wonen in een woning naar hun zin. Vlaardingen wordt een veelzijdige woonstad met gevarieerde, duurzame woonmilieus.
Vlaardingers moeten in eigen stad een wooncarrière kunnen opbouwen. Dat betekent een gevarieerd aanbod in een goed woon- en leefklimaat zoals in het Actieplan Wonen is uitgewerkt. Het tempo van de herstructureringen moet echter omhoog. En meer differentiatie in de woningvoorraad is noodzakelijk. Dit betekent vooral meer eengezinswoningen.
Woonvisie samen bouwen aan Vlaardingen (2021)
In de woonvisie zijn de ambities en mogelijkheden voor Vlaardingen op het gebied van wonen tot 2030 opgenomen.
De ambitie is dat Vlaardingen in 2040 een woonstad is voor iedereen. Bij de bouw van extra woningen en het opknappen en herstructureren van bestaande woningen wordt ingezet in op een uitgebreid en evenwichtig woningaanbod. Er is een tekort aan woningen in alle prijsklassen in Zuid-Holland. Met de stijgende druk op de woningmarkt verhogen we de woningbouwambitie naar 39.000 woningen in 2030. Dit sluit aan bij de ambities uit het Herstelplan om tot 2030 jaarlijks gemiddeld 500 woningen te bouwen. Er wordt gezorgd dat minimaal 50% van de nieuwe woningen in het duurdere koopsegment wordt gebouwd.
De gemeente acht het belangrijk dat nieuwe woningen niet alleen in de behoeften van vandaag voorzien, maar ook in de toekomstige behoeften. De gemeente streeft dan ook naar woningen met een toekomstbestendige kwaliteit. Om deze kwaliteit te borgen, zijn randvoorwaarden gesteld aan nieuw te bouwen woningen, zoals minimale gebruiksoppervlakte en beukmaat, en worden initiatieven getoetst aan de Vlaardingse pijlers voor woonkwaliteit.
Ruimtelijke Structuurschets Vlaardingen 2020
Op 1 oktober 2003 is door de gemeenteraad van Vlaardingen de Ruimtelijke Structuurschets Vlaardingen 2020 vastgesteld, welke een uitwerking is van de Stadsvisie 'Koers op 2020'.
De Ruimtelijke Structuurschets is van belang om nieuwe projecten gericht te kunnen uitvoeren. Integraal beleid is nodig om de verschillende aanwezige 'landschappen', met elk hun eigen karakteristieke elementen en dynamiek, te kunnen behouden en benutten. De laatste jaren is Vlaardingen in een vernieuwingsproces terechtgekomen. Op tal van plaatsen zijn functieverandering en herstructurering aan de orde. Tegelijk verdient een beter beheer de nodige aandacht. In deze gemeentelijke structuurschets staan de volgende doelstellingen centraal:
Met bovenstaande doelstellingen speelt de Ruimtelijke Structuurschets Vlaardingen 2020 in op lopende projecten en anticipeert waar mogelijk op nieuw beleid.
In veel buurten in de gemeente Vlaardingen wordt vrijwel uitsluitend gewoond. Differentiatie in de woningvoorraad is van belang zodat mensen een wooncarrière in de eigen buurt kunnen doorlopen.
Conclusie gemeentelijke visies
Het bouwplan voorziet in de realisatie van twee duurdere woningen in de vorm van een tweekapper en zorgt daarmee voor een toevoeging van woningen aan de woningvoorraad. Dit levert een bijdrage aan de doorstroming op de woningmarkt en levert een bijdrage aan de vergroting woningen in het duurdere segment. Daarnaast wordt voldaan aan de voorwaarde dat de minimale gebruiksoppervlakte van een eengezinswoning 100 m2 bedraagt.
Het plan past binnen de gemeentelijke visies (stadsvisie, woonvisie en ruimtelijke structuurschets).
Ten tijde van het schrijven van het bestemmingsplan is er een nieuwe woonvisie in ontwikkeling. Deze nieuwe woonvisie is onder andere gebaseerd op de afspraken zoals gemaakt in het regioakkoord en op het meest recent uitgevoerde Woon (2018). De voorziene ontwikkeling past ook binnen de kaders van deze nieuwe woonvisie.
Parkeerbeleid Vlaardingen 2019
De parkeernormen die thans in Vlaardingen worden gebruikt zijn opgenomen in de Nota Parkeerbeleid 2008. In de nota Herijking Parkeerbeleid (vastgesteld in oktober 2017) en in het Actieplan Mobiliteit (vastgesteld 29 november 2018) is aangegeven dat een nota Parkeernormen wordt opgesteld waarin de beleidsregel voor parkeereisen voor het oprichten van een bouwwerk/gebouw, verandering van een functie en uitbreiding of wijziging van bestaand gebruik zijn vastgelegd. In 2019 is daarom het gemeentelijk parkeerbeleid geactualiseerd.
In paragraaf 4.5 Verkeer en parkeren wordt nader ingegaan op de aspecten verkeer en parkeren.
Programma Duurzaamheid Vlaardingen 2012-2015
De gemeenteraad heeft op 28 juni 2012 het Programma Duurzaamheid Vlaardingen 'Samen voor een duurzaam Vlaardingen' vastgesteld. Vlaardingen wil zowel voor zijn huidige bewoners als voor toekomstige generaties een duurzame stad aan het water zijn: schoon, groen en gezond. Een goede balans tussen sociale, ecologische en economische waarden is het uitgangspunt. Het bevorderen van een duurzame gebiedsontwikkeling is één van de acht genoemde opgaven voor de toekomst. Het streven van de gemeente Vlaardingen is dat elke ruimtelijke verandering leidt tot een betere duurzame leefomgeving en daarmee tot economische waarde. Tevens is in het actieplan wonen Vlaardingen voor nieuwbouw genoemd: Voor nieuwbouw is het doel van energieneutraliteit bepaald, door middel van een verdere aanscherping van de energieprestatie-eis.
Bouwplan in relatie tot duurzaamheid
Het bouwplan is getoetst aan de BENG richtlijnen en voldoet hieraan. De thermische schil wordt voorzien van bouwknopen met luchtdichte afwerking, kozijnen met triple glas, dubbele kierdichtingen en maximaal 1 opening voor een (geïsoleerde) leiding. Hierdoor wordt een lage infiltratiewaarde gerealiseerd die voordelig is voor de energiezuinigheid.
De warmte voor het warmtapwater en verwarming wordt opgewekt door middel van een elektrische warmtepomp met geïntegreerd voorraadvat. De warmtepomp wordt van energie voorzien door PV panelen die op het dak zijn geïnstalleerd.
Met deze maatregelen wordt het bouwplan bijna energieneutraal.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies noodzakelijk. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2012) zijn deze richtafstanden opgenomen. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Beoordeling
In de directe nabijheid van het plangebied komen geen milieuhinderlijke functies voor. De dichtstbijzijnde bedrijfsbestemming ligt op 150 meter van het plangebied en betreft de locatie Emmastraat 22. Gelet op de grote afstanden tot milieuhinderlijke functies worden belemmeringen voor de oprichting van twee woningen niet verwacht.
Ter plaatse van de nieuwe woningen is het onder voorwaarden toegestaan om een beroep aan huis te oefenen. Er is beroep en bedrijf (tot maximaal categorie 2 uit de als Bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten) aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie. Het betreft hier een ondergeschikte, eventuele, bedrijf aan huis functie ter plaatse van de woningen. Gelet op de maximale milieucategorie en het gegeven dat het ondergeschikte functie betreft (er kan geen volwaardig bedrijf worden gevestigd) wordt gesteld dat het toestaan van beroep aan huis geen belemmeringen oplevert voor nabijgelegen woningen.
Conclusie
Het aspect bedrijven- en milieuzonering levert geen belemmeringen op.
Econsultancy heeft ter plaatse van het plangebied een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 1 bijgesloten.
Het plan is blijkens de risicokaart gelegen in de nabijheid van enkele Bevi-inrichtingen, maar niet binnen het invloedsgebied. Het vrijkomen van een toxische wolk is maatgevend te noemen. Ramen en deuren moeten na waarschuwing via bv NL-Alert worden gesloten en aanwezigen moeten inpandig schuilen tot het gevaar is geweken. Bij voorkeur worden de woningen uitgerust met ventilatievoorzieningen die eenvoudig centraal uitgeschakeld en/of dichtgezet kunnen worden. De woningen zijn niet specifiek bedoeld voor aanwezigen met een beperkte zelfredzaamheid. In geval van calamiteiten kunnen aanwezigen, als de situatie dat toelaat, het gebouw ontvluchten in een richting loodrecht op de windrichting.
Ten zuiden van het plangebied is de terminal van DFDS gelegen. Deze inrichting is op de risicokaart niet aangegeven. Uit het zeer recent vastgesteld bestemmingsplan Rivierzone-Oost, 2e herziening (mei 2021) blijkt echter sprake te zijn van een Bevi-inrichting. In het kader van het recent vastgestelde bestemmingsplan is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Uit dat onderzoek volgt dat het groepsrisico als gevolg van DFDS gelijk is aan ongeveer 6% van de oriëntatiewaarde. Op het terrein vindt op- en overslag plaats van brandbare en toxische vloeistoffen, en brandbare gassen. De opslag is verdeeld over het hele terrein van de inrichting, maar de grootste risicobron bevindt zich in de zuidwest hoek op circa 1.100 meter afstand tot het plan. Uit de berekeningen volgt dat de grootste 1%-letaliteitsafstand (de ‘invloedsafstand’) 126 meter bedraagt. De inrichting is niet van invloed op de realisatie van het planvoornemen. Andersom is de realisatie van het planvoornemen niet van invloed op het groepsrisico.
Conclusie
Gelet op voorgaande wordt gesteld dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor het bouwplan.
In het Besluit m.e.r. is de procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. In het Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft.
Beoordeling
In het geval van nieuwe woningen moet worden aangetoond of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. In het Besluit m.e.r. is niet gedefinieerd wat onder een stedelijk ontwikkelingsproject wordt verstaan. In het kader van de toepassing van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (de kruimelgevallen) heeft zich jurisprudentie gevormd over het begrip stedelijk ontwikkelingsproject. Uit de jurisprudentie blijkt dat het afhangt van de concrete omstandigheden of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r., waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen.
De drempelwaarde uit onderdeel D voor woningen ligt op 2.000 woningen of meer. Omdat er planologisch maar 1 woning extra wordt toegevoegd ten opzichte van de bouwmogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt, wordt gesteld dat er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r..
Conclusie
Een vormvrije m.e.r. beoordeling is niet van toepassing.
Econsultancy heeft ter plaatse van het plangebied een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai uitgevoerd.
Wegverkeerslawaai
Het rapport van het uitgevoerde onderzoek wegverkeerslawaai is als Bijlage 2 bijgevoegd. Bij de projectie van een nieuwe geluidgevoelige bestemming binnen de zone van een weg is een akoestisch onderzoek verkeerslawaai noodzakelijk. De geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen in de geluidszone van de Julianasingel, Westlandseweg en de Binnensingel. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn tevens de volgende nabijgelegen niet-gezoneerde wegen in het onderzoek betrokken: Parkweg en de Beukestraat.
De geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen bedraagt ten hoogste 48 dB. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de voorkeursgrenswaarde 48 dB plaats.
Conclusie
Er gelden vanuit akoestisch oogpunt (wegverkeer) geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
Industrielawaai
Het rapport van het uitgevoerde onderzoek industrielawaai is als Bijlage 3 bijgevoegd. Het plan ligt binnen de zone van enkelen krachtens de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterreinen. Het akoestisch onderzoek heeft als doel het bepalen van de geluidsbelasting op de nieuwe woningen als gevolg van deze terreinen. De geluidsgevoelige bestemmingen liggen binnen twee gezoneerde terreinen, namelijk Botlek-Pernis en Vulcaanhaven / Koningin Wilhelminahaven / Vettenoord.
De geluidsbelasting als gevolg van industrieterrein Botlek-Pernis bedraagt ten hoogste 49 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Voor industrieterrein Vulcaanhaven/ Koningin Wilhelminahaven / Vettenoord is een geluidsbelasting van 55 dB(A) van toepassing. Daarom moet een hogere waarde worden vastgesteld. Nader onderzoek naar de karakteristieke geluidswering van de gevel wordt niet noodzakelijk geacht, gelet op de minimumeis uit het Bouwbesluit.
Cumulatie
In het kader van de hogere waardeprocedure dient het bevoegd gezag te motiveren dat de gecumuleerde geluidsbelasting aanvaardbaar is. Deze cumulatie wordt uitgevoerd volgens bijlage I, hoofdstuk 2 van het Reken- en meetvoorschrift geluid (2012). Volgens deze cumulatiemethode wordt alleen de geluidsbelasting van bronsoorten meegenomen in de berekeningen indien sprake is van een overschrijding van de ‘voorkeurswaarde’.
Uit het onderzoek naar wegverkeerslawaai is gebleken dat als gevolg van alle omliggende wegen wordt voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. De geluidsbelasting als gevolg van industrieterrein Botlek-Pernis bedraagt ten hoogste 49 dB(A) en voldoet daarmee eveneens aan de van toepassing zijnde grenswaarde. Enkel voor industrieterrein Vulcaanhaven / Koningin Wilhelmina-haven / Vettenoord wordt op grond van de eerder vastgestelde MTG de grenswaarde overschreden. Deze waarde van 55 dB(A) is daarom gelijk aan de gecumuleerde geluidsbelasting volgens het Reken- en meetvoorschrift.
Conclusie
Er is een hogere waarde voor industrieterrein Vulcaanhaven / Koningin Wilhelminahaven / Vettenoord vastgesteld, maar verder gelden er vanuit akoestisch oogpunt (industrie) geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
Conclusie geluid
Buiten het feit dat er voor industrieterrein Vulcaanhaven/ Koningin Wilhelminahaven/ Vettenoord een hogere waarde is vastgesteld, zijn er geen akoestische aspecten die belemmeringen vormen voor het plan. Het Besluit Hogere Waarden is bijgesloten als Bijlage 4.
Verkeer
Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Parkweg. De verkeersgeneratie in de nieuwe situatie bedraagt maximaal 15,4 verkeersbewegingen (kencijfers CROW, sterk stedelijk, schilcentrum, tweekapper).
Gezien het gebruik van de Parkweg als wijkontsluitingsweg wordt niet verwacht tot de (planologische) toename van het aantal woningen van één naar twee zorgt voor een significante toename van het aantal verkeersbewegingen op deze weg. Het aspect verkeer levert geen belemmering op voor het bouwplan.
Parkeren
Uit het parkeerbeleid van de gemeente is op te maken dat het plangebied in het gebied schil centrum ligt. In onderstaande tabel zijn de van toepassing zijnde parkeernormen en de parkeerbehoefte toegelicht.
Parkeernorm Schil centrum | Eenheid | Norm | Aantallen woningen | Parkeerbehoefte | |||
Koopwoning > 150 m2 | per woning | 1,7 | 2 | 3,4 | |||
Totaal | 2 | 3,4 |
Tabel geldende parkeernormen en de berekende parkeerbehoefte
De totale parkeerbehoefte voor het bouwplan bedraagt 3,4 parkeerplaatsen. In deze parkeerbehoefte wordt voorzien door de realisatie van een garage per woning. De garage op kavel B betreft een parkeervoorziening in de vorm van een garage met dubbele oprit. De garage op kavel A betreft een parkeervoorziening in de vorm van een garage met enkele oprit. De garages tellen in totaal als 2,8 parkeerplaatsen mee in de parkeerberekening. De resterende parkeerbehoefte waarin voorzien dient te worden bedraagt 0,6 parkeerplaatsen. Hierin wordt voorzien door de aanleg van extra ruimte op de woonkavels. Per kavel is ruimte voor de aanleg van 2 parkeerplaatsen (inclusief de garage). Daarnaast is in directe omgeving van het plangebied ook voldoende parkeergelegenheid beschikbaar (langs de Parkweg).
Ten gevolge van de aanleg van een inrit naar kavel B wordt 1 parkeerplaats in de openbare ruimte opgeheven. Naar verwachting levert dit geen belemmeringen op voor de parkeerdruk ter plaatse (er is voldoende capaciteit beschikbaar in de omgeving) en is compensatie op eigen terrein niet noodzakelijk.
Afbeelding situatietekening parkeren
Gesteld wordt dat er voldoende mogelijkheden zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte en dat dit aspect de realisatie van het plan niet in de weg staat.
Conclusie
Deze aspecten leveren geen belemmering op voor het plan.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De 'Wet luchtkwaliteit' (2007) bevat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL-programma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De Wet milieubeheer (artikel 5.12 en verder) vormt de juridische grondslag voor het NSL. Daarnaast zijn de volgende 2 besluiten relevant, namelijk het Besluit derogatie en het Besluit maatregelen richtwaarden. Deze beide besluiten zijn op 1 september 2009 in werking getreden, met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2009.
Beoordeling
In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het bouwplan betreft de realisatie van twee woningen aan één ontsluitingsweg, de Parkweg. Daardoor is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit is niet nodig.
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2020) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Westlandseweg en Julianasingel, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 26 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 19,7ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 11,8 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 7,4 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor het bouwplan.
Econsultancy heeft ter plaatse van het plangebied archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is ook de vrijstaande garage behorende bij de bestaande woning Parkweg 2 betrokken. In deze paragraaf worden alleen de resultaten van het onderzoek toegelicht die relevant zijn voor voorliggend bestemmingsplan. Het rapport is als Bijlage 5 bijgevoegd.
Uit het bureau- en booronderzoek wordt door Econsultancy geconcludeerd dat er in het plangebied één potentieel archeologisch niveau aanwezig is. Dit is de top van de laatmiddeleeuwse getijdeafzettingen. Dit niveau heeft op basis van historisch kaartmateriaal een lage archeologische verwachting en ligt bovendien onder een modern ophoogpakket van 1,3 tot 2,1 m dik. In de ondergrond, beneden -5 m NAP, is mogelijk een tweede archeologisch niveau aanwezig, maar dit niveau heeft ook een lage verwachting.
Econsultancy heeft op circa 2,5 meter onder maaiveld veen uit de late middeleeuwen aangetroffen, en op circa 3,5 á 4,5 meter onder maaiveld een veenlaag die het bedrijf toewijst aan de vroege middeleeuwen. Middeleeuws veen is zeldzaam in Vlaardingen. Onder het diepere veenpakket kunnen landschappen uit de IJzertijd en Romeinse Tijd nog aanwezig zijn. Gezien de diepe ligging ervan zijn deze bij het booronderzoek niet of nauwelijks bereikt. Landschappen uit de IJzertijd en Romeinse Tijd hebben een middelhoge verwachting op aantreffen van archeologische resten. Dit, in combinatie met het hoger gelegen zeldzame veenpakket betekent dat het plangebied nog potentiële archeologische informatie herbergt op diepere niveaus.
Om deze dieper gelegen niveaus te beschermen bevat dit bestemmingsplan een beschermende regeling opgenomen.
De voorgenomen graafwerkzaamheden reiken niet dieper dan 1 m -mv en blijven dus binnen het ophoogpakket. De potentiële interessante archeologische niveaus worden alleen door het aanbrengen van heipalen geroerd. Het palenplan verstoort minder dan 2%, en de ruimte tussen de palen in zodanig dat onderzoek in de toekomst mogelijk blijft. Dit betekent dat potentiële archeologische informatie naar verwachting niet wordt geschaad. Er hoeft geen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd als gevolg van het slaan van palen.
Advies en conclusie
Met het opnemen van een beschermende regeling zijn archeologische waarden voldoende beschermd.
Het plan schaadt naar verwachting geen archeologische waarden. Archeologie vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.
Voor het plan is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd door Econsultancy. Het rapport is als Bijlage 6 bijgevoegd.
De initiatiefnemer is voornemens op het perceel twee woningen te realiseren. Hiervoor worden de aldaar aanwezige bomen gekapt. De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningstrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Tabel overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen
Conclusie en aanbevelingen
Met betrekking tot algemene broedvogelsoorten wordt geadviseerd werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen. Indien er wel binnen de broedperiode wordt gewerkt, dient er voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie uitgevoerd te worden.
Op basis van de quickscan dient voor de uitvoering van de plannen middels aanvullend onderzoek tevens meer duidelijkheid te worden verkregen omtrent de aan- of afwezigheid van een vliegroute van vleermuizen. Door het verwijderen van de beplanting langs de Beukestraat en Parkweg wordt de verbinding naar het Oranjepark en daarmee een mogelijke vliegroute voor vleermuizen verstoord. Tevens wordt geadviseerd om verlichtingsarmaturen te gebruiken die naar beneden schijnen en daarmee zo min mogelijk strooilicht veroorzaken of andere vleermuisvriendelijke verlichting (amberkleurig) toe te passen.
Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een provinciale vrijstelling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht met betrekking tot algemene grondgebonden zoogdieren en algemene amfibieënsoorten.
Voor het onderdeel gebiedsbescherming is nader stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd, dit wordt toegelicht in subparagraaf 4.8.3.
De benodigde nadere onderzoeken worden in de navolgende subparagrafen toegelicht.
Voor het plan is een nader onderzoek vleermuis uitgevoerd door Econsultancy. Het rapport is als Bijlage 7 bijgevoegd.
Op basis van de quickscan is voor de uitvoering van de plannen middels aanvullend onderzoek getracht meer duidelijkheid te krijgen omtrent de aan- of afwezigheid van een vliegroute van vleermuizen. Voor het onderzoek naar vleermuizen zijn in de periode half april tot half augustus in totaal twee veldbezoeken uitgevoerd, met een tussenliggende periode van 8 weken.
Onderzoeksresultaten
Vliegroutes
Tijdens de veldbezoeken zijn op en rond de onderzoekslocatie geen eenduidige vliegpatronen aangetroffen, welke door meerdere individuen worden gevolgd. Er is geen sprake van een (essentiële) vliegroute op de onderzoekslocatie. Verstoring van een essentiële vliegroute en overtreding van de Wet natuurbescherming ten aanzien van vliegroutes wordt niet verwacht.
Verblijfplaatsen binnen en buiten de onderzoekslocatie
Tijdens de onderzoeksronden zijn geen aantikkende, baltsende, zwermende of in- en uitvliegende vleermuizen waargenomen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie.
Foeragerende/passerende vleermuizen
Tijdens de onderzoeksronden is een foerageergebied aangetroffen van een gewone dwergvleermuis bij het groen langs de Parkweg. Tevens is een foerageergebied van twee gewone dwergvleermuizen aangetoond boven de watergang ten noordoosten van de onderzoekslocatie. Tijdens de eerste ronde is ook kort een foeragerende gewone dwergvleermuis waargenomen boven het groen binnen de onderzoekslocatie. Tijdens de tweede onderzoeksronde is eenmalig een overvliegende ruige dwergvleermuis en eenmalig een overvliegende watervleermuis waargenomen.
De plannen zullen geen aantasting van belangrijk foerageerhabitat vormen. Door de voorgenomen ingreep zal het aanbod van foerageermogelijkheden niet in het geding komen. De kap van de bomen zal een gering verlies in oppervlak van foerageergebied betekenen. Daarnaast is in de directe omgeving meer geschikt foerageerhabitat voor vleermuizen aanwezig van minimaal vergelijkbare kwaliteit
Algemene aanbevelingen
De (directe omgeving van de) onderzoekslocatie wordt gebruikt door vleermuizen als foerageergebied. Ten aanzien van in de omgeving foeragerende vleermuizen wordt geadviseerd om gedurende de werkzaamheden en in de nieuwe situatie verlichtingsarmaturen te gebruiken die naar beneden schijnen en zo min mogelijk strooilicht veroorzaken, met amberkleurig licht, of om andere vleermuisvriendelijke verlichting toe te passen.
Tot slot dient te allen tijde rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht ten aanzien van in het wild levende dieren en planten. Zie hiervoor bijlage 1 van het rapport.
Conclusie
Op basis van onderhavig nader onderzoek kan worden geconcludeerd dat op de onderzoekslocatie geen vliegroutes van vleermuizen aanwezig zijn. De voorgenomen werkzaamheden op de onderzoekslocatie leiden daarom naar verwachting niet tot overtreding ten aanzien van beschermde functies voor vleermuizen. De voorgenomen werkzaamheden zijn daarmee niet ontheffingsplichtig ten aanzien van beschermde vliegroutes van vleermuizen. Het advies is om een bepaalde soort verlichtingsarmatuur te gebruiken en rekening te houden met de algemene zorgplicht.
De onderzoekslocatie ligt niet binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Oude Maas, bevindt zich op circa 4,7 kilometer afstand ten zuiden van de onderzoekslocatie. Het meest nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied, Solleveld & Kapittelduinen, bevindt zich op circa 13,4 kilometer afstand ten noordwesten van de onderzoekslocatie.
Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect. Externe effecten als gevolg van licht, trilling en geluid als door de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie zijn, gezien de afstand tot de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden niet te verwachten. Externe effecten als gevolg van een toename van stikstofdepositie zijn vanwege de werkzaamheden op voorhand niet uit te sluiten. Derhalve is een berekening stikstofdepositie uitgevoerd, het rapport van deze berekening is als Bijlage 8 bijgesloten. Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
AMOS heeft ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 9 bijgesloten. Het bodemonderzoek is uitgevoerd voor zowel het bestemmingsplangebied als het perceel behorende bij de bestaande woning Parkweg 2.
De aangetoonde lichte tot matige (enkel zink) verhoogde waarden geven geen beperkingen tot eventuele nieuwbouw op de locatie.
De aangetoonde sterke verontreiniging met lood ter plaatse van de boringen B10/B101 en B103 geven wel beperkingen, aangezien het vermoeden bestaat dat er hier sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Deze locatie ligt buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.
De sterke loodverontreiniging beperkt zich zover bekend tot de bovengrond nabij de zuidzijde van de bestaande woning.
De sterke loodverontreiniging beperkt zich zover bekend tot perceel 2039. De vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het perceel 2550 (voormalig kadastraal nummer bestemmingsplangebied) geeft geen beperkingen voor eventuele nieuwbouw op dit perceel.
Asbest
In verband met het aantreffen van puin dient in beginsel te worden uitgegaan van een asbestverdachte locatie. In principe bestaat er op basis van de uitkomsten van het onderzoek geen directe aanleiding om voor de locatie een asbest in grond onderzoek conform NEN 5707 uit te voeren.
Grondverzet
Bij grondverzet van of naar de onderzoeklocatie is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.
Conclusie
Ter plaatse van het bestemmingsplangebied gelden geen beperkingen gezien vanuit het aspect bodem.
Er is sprake van een gemiddeld loodgehalte van 133mg/kgds. Dit is boven de adviesnorm van de GGD voor voldoende bodemloodkwaliteit van 90mg/kgds voor 'wonen met tuin'. Er wordt hierdoor op geattendeerd op de flyer 'Let op lood' van de gemeente Rotterdam.
Beleid
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, welke het beheer van oppervlaktewater en grondwater regelt en de samenhang tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening. De waterwet is een samenvoeging van een achttal wetten. Met deze wet zijn het Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. In deze wet worden verschillende functies toegekend aan het gebruik van het water (zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie). Afhankelijk van de functie van het gebruik van het water worden verschillende eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.
Het Nationaal Waterplan (2016-2021)
Het Nationaal Waterplan is op 10 december 2015 vastgesteld op basis van de Waterwet. In dit plan staan
de volgende ambities centraal:
Tegelijk met dit plan is het beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (2016-2021) vastgesteld, waarin wordt beschreven hoe grote rivieren en kanalen, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta, de Noordzee en de Waddenzee beheerd moeten worden.
Deltaplan Ruimtelijke adaptatie
In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie staan alle projecten en maatregelen die ervoor gaan zorgen dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. Hierin staat hoe gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk het proces van ruimtelijke adaptatie willen versnellen en intensiveren. Daarvoor zijn zeven ambities in dit deltaplan opgenomen. Het deltaplan geeft aan welke doelen de partijen nastreven, hoe ze daaraan gaan werken en hoe ze de resultaten in beeld brengen. De zeven ambities zijn:
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan
Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2019 beschrijft hoe de gemeente Vlaardingen invulling geeft aan haar zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. In dit plan vertaalt de gemeente de ambities voor de rioleringszorg naar concrete doelen, een strategie en daarvoor benodigde activiteiten. De gemeente Vlaardingen werkt samen met haar gebiedspartners aan de thema's:
Waterbeheerplan 2016-2021
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Dit schap is in het gebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteitsbeheer, het waterkwantiteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen. Voor elke ruimtelijke ontwikkeling wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de effecten van de bouwmogelijkheden op het waterbeheer. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
In het Waterbeheerplan 2016-2021 heeft Delfland de ambities en doelstellingen voor de komende jaren vastgelegd. Voor de zorgplicht voor ‘droge voeten’, ‘stevige dijken’ en ‘schoon water’ zijn meerjarenprogramma’s opgesteld die doorlopen in de planperiode tot 2021. Delfland zet in op integraal waterbeheer in het sterk verstedelijkt deel van Nederland. Samen met de gemeenten en andere partners werkt Delfland aan klimaatadaptatie. Een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem is vertaald naar zelfvoorzienendheid door het sluiten van kringlopen van water, energie en grondstoffen. Om doelen te bereiken werkt Delfland samen met gebiedspartners. Delfland werkt ook aan het waterbewustzijn om de kosten van het waterbeheer waar mogelijk te verlagen en het draagvlak te vergroten voor het zelf nemen van maatregelen.
Bovengenoemd beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de legger.
Keur
Op 19 februari 2015 heeft het Hoogheemraadschap van Delfland de Keur Delfland vastgesteld. De keur bevat bepalingen die nodig zijn voor de behartiging van de opgedragen taak om zorg te dragen voor het watersysteem. De keur heeft een beschermend karakter en bevat gebods- en verbodsbepalingen om het watersysteem te beheren. De bepalingen hebben betrekking op het onderhoud, de aanleg en gebruik van oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.
Watervergunning
Aanvragen om een watervergunning worden getoetst aan Delflands beleid en in het bijzonder aan beleidsregels. De beleidsregels worden door het bestuur vastgesteld. Daarin is beschreven hoe de afweging van het algemene belang van het watersysteem tegenover het particuliere belang van de aanvrager van de watervergunning plaatsvindt. Voor sommige activiteiten is een watervergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland nodig, bijvoorbeeld:
Leggers
Om te bepalen waar de verschillende keurbepalingen en algemene regels gelden is de legger van belang. In de legger worden de waterstaatswerken en de daaraan grenzende zones zoals de beschermingszone en het profiel van vrije ruimte aangegeven. Binnen de in de legger aangegeven zones zijn de bepalingen uit de keur van toepassing. Daarbij wordt in de legger de ligging, vorm, afmeting en constructie van de waterstaatswerken aangegeven en is aangewezen wie onderhoudsplichtige van een waterstaatswerk is.
Stand still beginsel
Belangrijk uitgangspunt is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Het is belangrijk om water al bij de locatiekeuze en het ontwerp van ruimtelijke ontwikkelingen als ordenend principe te gebruiken. Dat voorkomt het ontstaan van knelpunten achteraf, zoals (grond)wateroverlast of slechte waterkwaliteit.
Hemel- en grondwaterverordening gemeente Vlaardingen
Relevant voor het planvoornemen betreft artikel 5 verplichting tot waterberging bij nieuwbouw zoals is opgenomen in deze verordening.
Artikel 5 Verplichting tot waterberging bij nieuwbouw
Waterparagraaf
Veiligheid en waterkering
In de onderstaande afbeelding is de uitsnede van de legger Wateren opgenomen. Er zijn geen watergangen en/of waterkeringen in of nabij het plangebied aanwezig. Er vinden derhalve ook geen werkzaamheden plaats op of in bestaande watergangen. Daarom levert dit aspect ook geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
Afbeelding legger wateren
Waterhuishouding
Voor het plan is de watersleutel van het hoogheemraadschap Delfland ingevuld. Dit is een rekentool die helpt te bepalen hoeveel waterberging moet worden gerealiseerd om bij een ruimtelijke ontwikkeling de effecten op het watersysteem te compenseren. In Bijlage 10 is de watersleutel bijgesloten. Voor de berekening van het verhard oppervlak is uitgegaan van een verhardingspercentage van 50%. Uit de watersleutel volgt dat watercompensatie gerealiseerd moet omdat er sprake is van een toename van het verhard oppervlak met 358,6 m2. Er dient 35,1 m3 aan waterberging gerealiseerd te worden.
In de richtlijn voor het toepassen van vasthoudmaatregelen ter compensatie van verharding in het watertoetsproces is het volgende stroomschema opgenomen.
Afbeelding Stroomschema 'toepassen van vasthoudmaatregelen'
Hieruit blijkt dat allereerst gekeken moet worden naar de mogelijkheden om compensatie te realiseren in oppervlaktewater. Dat kan middels het realiseren van open water in het plangebied, danwel middels het graven van open water in het peilvlak. Indien geen van beide mogelijk is komt compensatie middels vasthoudmaatregelen aan de orde.
Het graven van open water in het plangebied is voor de langere termijn niet geschikt, omdat niet gegarandeerd kan worden dat toekomstige gebruikers geen andere invulling geven aan het plangebied. Voor graven van open water in het peilvak zijn de mogelijkheden beperkt, daar de openbare gebieden in het peilvak al grotendeels zijn ingedeeld als parken met vijvers en watergangen. Om deze redenen wordt gekozen voor het vasthouden van water door middel van infiltratiekratten en (aanvullend) sedumdaken.
Het voorstel is om (79 x 2 x 205 = 32.390 liter) 32,39 m3 van de 35,1 m3 op te vangen met 79 infiltratiekratten van 205 liter opvangcapaciteit per stuk. Hiermee wordt grotendeels voldaan aan de benodigde watercompenstatie. Dit wordt wel nog nader uitgewerkt in het kader van de omgevingsvergunning activiteit bouwen. Daarnaast worden ook sedumdaken aangelegd. De sedumdaken kunnen (afhankelijk van het ontwerp) per m² ca. 50 liter opvangen. Op de bijgebouwen wordt een oppervlakte van 58,0 m2 aan sedumdaken aangelegd. Dit kan een opvangcapaciteit opleveren van (58 x 50 = 2900 liter) 2,9 m3.
De combinatie van infiltratiekratten en de sedumdaken levert een totale capaciteit op van 35,29 m3. Door het treffen van deze maatregelen wordt voorzien in de totale waterbergingsopgave. De maatregelen worden in het kader van de omgevingsvergunning activiteit bouwen uitgewerkt.
Ontwateringseisen
Voor de ontwateringsdiepte worden eisen gesteld in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan. Het gaat om de afstand tussen het maaiveld en de gemiddeld hoogste grondwaterstand. Het maaiveld varieert volgens het AHN 3 hoogteprofiel tussen +0,01 en -0,03 m. In het betreffende peilgebied (Code GPG2013VDO1) is het vastgesteld waterpeil -1,12 m NAP. Het gaat dus om een ontwateringsdiepte van op zijn minst -0.03 - -1,12 = 1,09 m. Het rioleringsplan stelt voor woningen zonder kruipruimte de eis voor 0,50 m ontwateringsdiepte.
Het plan zal voldoen aan de vereiste ontwateringsdiepte. Dit wordt nader uitgewerkt in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen.
Hemelwaterberging
De hemelwaterberging dient een inhoud te hebben van 60 mm per m2 bebouwd oppervlak (overeenkomstig artikel 5 van de hemel- en grondwaterverordening van de gemeente Vlaardingen). De eis gaat uit van een opvangcapaciteit van omgerekend 60 liter per m2 bebouwd oppervlak. In het voorgestelde plan is sprake van 358,6 m2 bebouwd oppervlak dus de totale opvangcapaciteit moet 60 x 358,6 m2 = 21.516 liter zijn. Het waterbergingsysteem met infiltratiekratten en sedumdaken voldoet met een capaciteit van 35.290 liter ruim aan deze eis. Pas wanneer deze capaciteit wordt overschreden zal het overtollige hemelwater worden afgevoerd naar het gemeentelijk riool.
Met de voorgestelde maatregelen zal voldoende opvangcapaciteit voor hemelwaterberging worden gerealiseerd.
Afvalwater en riolering
De nieuwe woningen worden aangesloten op de bestaande riolering. Er is geen sprake van een gescheiden riolering. De vuilwaterbelasting levert geen significante problemen op. Hemelwater wordt op het eigen terrein opgevangen, verwerkt en - indien sprake is van overtollig hemelwater - vertraagd afgevoerd op het gemeentelijk rioolsysteem. De inhoud van de beoogde hemelwaterberging op het eigen terrein voldoet aan de eisen uit de hemelwaterverordening
Conclusie
Uit de waterparagraaf volgt dat er mogelijk belemmeringen bestaan voor de realisatie van het planvoornemen. Er dient voorzien te worden in waterberging teneinde de toename van het verhard oppervlak te kunnen compenseren. In de verdere uitwerking van de planvorming wordt nader onderzocht hoe de benodigde waterberging gerealiseerd kan worden. De maatregelen die daarbij uitgewerkt worden zijn een sedumdak op de twee garages en op de aangebouwde erker, het gebruik van halfverharding ter plaatse de opritten naar de garages en de toepassing van infiltratiekratten. De vormgeving van de benodigde waterberging en het watersysteem worden getoetst in het kader van de watergunning.
Uit bovenstaande paragraaf kan worden geconcludeerd dat belemmeringen bestaan voor de bouw van de woningen in het plangebied. Door te voorzien in de benodigde watercompensatie in het kader van de omgevingsvergunning activiteit bouwen worden deze belemmeringen weggenomen. De verdere uitwerking van het watersysteem en de aanleg van watercompensatie wordt door het Hoogheemraadschap getoetst in het kader van de benodigde watervergunning. Dit staat de planologische haalbaarheid en het bestemmingsplan niet in de weg. Bij de verdere uitwerking moet ook worden voldaan aan de hemel- en grondwaterverordening van de gemeente Vlaardingen.
De plannen voor de realisatie van het planvoornemen zijn in het voorjaar van 2021 per brief verzonden naar alle omwonenden (Beukenstraat, Julianasingel en Parkweg. Vooralsnog zijn de reacties positief gestemd en zijn er tot nu toe zijn er geen negatieve signalen ontvangen, die erop kunnen duiden dat men tegen het planvoornemen is. De buurtbewoners waarderen het plan dat er eindelijk daadwerkelijk iets gebeurt op deze locatie.
Het voorontwerpbestemmingsplan is naar de betrokken overlegpartners gestuurd.
Vooroverleg
Gedurende het vooroverleg zijn twee reacties van overlegpartners ontvangen, TenneT en Port of Rotterdam.
Deze reacties leiden niet tot het aanpassen van het ontwerp bestemmingsplan.
Zienswijze(n)
Het ontwerpbestemmingsplan en het ontwerpbesluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder hebben – tezamen met de bijbehorende stukken - met ingang van 17 maart 2022 gedurende een termijn van 6 weken digitaal ter inzage gelegen. Gedurende de ter visie termijn is het voor eenieder mogelijk een reactie in te dienen. Gedurende deze periode is er één zienswijze ingediend door Hoogheemraadschap van Delfland.
De zienswijze luidt als volgt:
De zienswijze van het Hoogheemraadschap heeft betrekking op paragraaf 4.10 uit de toelichting en op de regels bij het plan.
Reactie gemeente:
Ambtshalve wijziging
Naar aanleiding van een ambtelijke reactie van de Port of Rotterdam is, in tegenstelling tot de eerder genoemde beantwoording van de vooroverlegrectie, besloten om de geluidszone - industrie op te nemen. De heroverweging ten aanzien van dit punt leidt tot een wijziging in de regels en verbeelding waarbij de regeling en bijbehorende gebiedsaanduiding geluidzone - industrie wordt opgenomen.
De realisatie van het bouwplan komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Er zijn geen gemeentelijke investeringen mee gemoeid. Dit wordt vastgelegd in een anterieure overeenkomst.
Het bestemmingsplan 'Parkweg 2 Vlaardingen' bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Het plan is opgesteld conform de digitaliserings- en standaardiseringsbepalingen IMRO en SVBP 2012. In de volgende paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan opgenomen regels.
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard, dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan geïnterpreteerd moet worden.
In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Hierna wordt een artikelsgewijze toelichting gegeven.
Deze bestemming is opgenomen voor de voortuinen van de woningen en voor een gedeelte van de tuin van de bestaande woning Parkweg 2. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Door middel van een omgevingsvergunning (binnenplanse afwijking) kan worden afgeweken van deze regels ten behoeve van de oprichting van een erker of entreeportaal. Ontsluitingen zijn uitsluitend ter plaatse van de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van tuin - inrit' toegestaan.
Binnen deze bestemming is de functie wonen toegestaan en mogen woningen in de vorm van een twee onder één kap woning worden gebouwd. De hoofdgebouwen zijn voorzien van een bouwvlak en een hoogtebepaling; daarbuiten is nog erfbebouwing toegestaan. Bij de woningen is een regeling opgenomen voor beroep en bedrijf aan huis en inwoning.
Door middel van een voorwaardelijke verplichting is geborgd dat voorzien dient te worden in de benodigde waterberging. Ook is voorwaardelijke verplichting parkeren opgenomen. Het gebruik ten behoeve van wonen is slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg en instandhouding van tenminste 2 parkeerplaatsen per bouwperceel.
Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Deze dubbelbestemming geldt primair ten aanzien van de onderliggende bestemmingen en beogen de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden in het plangebied te beschermen. Grondverzet is alleen mogelijk nadat hiervoor een omgevingsvergunning is verkregen.
Het Beschermd Stadsgezicht is in het bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming “Waarde - Cultuurhistorie”. Hier gelden stringente bouwregels en is een omgevingsvergunning nodig voor het slopen van een pand of object, het wijzigen van stoepen en/of de indeling van wegen, het dempen van waterlopen en het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen.
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. Het gaat om de volgende regels:
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om een omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
In de algemene gebruiksregels is aangegeven dat onder een strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik voor het opslaan van onbruikbare (of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken) voorwerpen, goederen, stoffen en materialen, behalve voor zover dat nodig is met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden. Tevens is opslag, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen aangemerkt als strijdig gebruik. Het gebruik voor seksinrichtingen en bewoning van bijgebouwen is ook strijdig. Een algemene mogelijkheid voor burgemeester en wethouders tot afwijking hiervan ondervangt eventuele situaties waarin strikte toepassing van de regeling ertoe zou leiden dat het meest doelmatige gebruik van gebouwen en/of gronden niet mogelijk zou zijn.
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen (kunnen) gelden. Zo is een bepaling opgenomen dat ondergeschikte bouwdelen, zoals uitbouwen, en overstekende daken, niet worden meegerekend bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen. De overschrijding van de bouw- c.q. de bestemmingsgrenzen mag daarbij niet meer dan 1 meter bedragen. Voorts is geregeld dat bestaande maten, zoals aanwezig op het moment van het inwerking treden van het plan, die strijdig zijn met de nieuwe regeling, als tenminste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen, waarin nog een aantal algemene afwijkingsregels is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen, bij een omgevingsvergunning, beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een ontheffing geregeld kunnen worden. Bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens.
In dit artikel is bepaald dat de wettelijke regelingen, waarnaar vanuit dit bestemmingsplan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden of luidden op het moment van vaststelling van het plan. Ook is de regeling van het Paraplubestemmingsplan Parkeren 2019 overgenomen, waarin is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen zoals vastgelegd in het Parkeernormen 2019. Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen B&W deze bijlage desgewenst actualiseren (bijvoorbeeld als een nieuwe versie is vastgesteld).
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik, dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.