een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
Type plan: | uitwerkingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Kwikstaartweg 2e fase |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.0622.0271up01Hzon2011-0030 |
In deze regels wordt verstaan onder: |
1.1 Plan |
het uitwerkingsplan Kwikstaartweg 2e fase met identificatienummer
NL.IMRO.0622.0271up01Hzon2011 van de gemeente Vlaardingen. |
1.2 Bestemmingsplan Holy Zuidoost Noord |
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0622.0230bpHzon2011-0040 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). |
1.3 Uitwerkingsplan |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde: |
1.4 Aanduiding |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
1.5 Aanduidingsgrens |
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. |
1.6 Achtererf |
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw. |
1.7 Ander bouwwerk |
een bouwwerk, geen gebouw zijnde. |
1.8 Bebouwing |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
1.9 Bedrijf |
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen. |
1.10 Bedrijf aan huis |
een bedrijf dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten of voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dat door zijn beperkte omvang, uitstraling en hinder in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. |
1.11 Beroep aan huis |
een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten, dat door zijn beperkte omvang, uitstraling en hinder in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. |
1.12 Bestemmingsgrens |
de grens van een bestemmingsvlak. |
1.13 Bestemmingsvlak |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
1.14 Bijbehorend bouwwerk |
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. |
1.15 Bouwen |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. |
1.16 Bouwgrens |
de grens van een bouwvlak. |
1.17 Bouwvlak |
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. |
1.18 Bouwwerk |
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. |
1.19 Dakkapel |
een doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster zonder verhoging van de bestaande goot- en/of bouwhoogte. |
1.20 Dakopbouw |
een doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekende ruimte in combinatie met verhoging van de goot- en/of bouwhoogte, zonder dat daarbij sprake is van een extra bouwlaag. |
1.21 Erf |
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming het gebruik van deze inrichting niet verbiedt. |
1.22 Erker |
een ondergeschikt aangebouwd bijbehorend bouwwerk op de begane grond van de woning, dat strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voor- of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas. |
1.23 Gebouw |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
1.24 Hoofdgebouw |
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is. |
1.25 Nutsvoorziening |
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer. |
1.26 Voorerf |
erf dat geen onderdeel is van het achtererf. |
1.27 Voorgevel |
de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in tweede instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd. |
1.28 Woning |
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. |
1.29 Zijgevel |
de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf. |
2.1 | De dakhelling |
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. | |
2.2 | de inhoud van een bouwwerk |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; |
2.3 | de bouwhoogte van een bouwwerk |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
2.4 | de goothoogte van een bouwwerk |
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. |
2.5 | de oppervlakte van een bouwwerk |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. |
2.6 | de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens |
Het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens. |
2.7 | de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk |
vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend. |
2.8 | de grondoppervlakte |
van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en boven peil. |
2.9 | Het peil | |
- | voor gebouwen waarvan de toegang aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang; | |
- | in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld. |
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | groenvoorzieningen; |
b. | plantsoenen en parken; |
c. | bermen en beplanting; |
Al dan niet in combinatie met: | |
d. | ontsluitingen, wegen en paden; |
e. | nutsvoorzieningen; |
f. | speelvoorzieningen; |
g. | straatmeubilair; |
h. | kunstwerken; |
i. | water; |
j. | oevers; |
k. | oeververbindingen. |
3.2 | Bouwregels |
Gebouwen | |
a. | er mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 12 m2; |
b. | de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter. |
Andere bouwwerken | |
c. | er mogen andere bouwwerken, geen overkapping anders dan speelvoorzieningen zijnde, worden gebouwd; |
d. | de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen onderdoorgangen en/of lichtmasten zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter; |
e. | de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter. |
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | tuin; |
b. | ontsluitingen, wegen en paden; |
c. | parkeren. |
4.2 | Bouwregels |
Bijbehorende bouwwerken bij woningen | |
a. | er mogen erkers en toegangsportalen worden gebouwd; |
b. | erkers en toegangsportalen mogen aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden gebouwd; |
c. | erkers mogen aan de zijgevel van een bijbehorend hoofdgebouw worden gebouwd, mits het zijerf grenst aan het openbaar gebied; |
d. | de diepte van erkers en toegangsportalen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter; |
e. | de afstand van erkers en toegangsportalen tot aan de voorliggende perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter; |
f. | de gezamenlijke breedte van erkers en toegangsportalen mag per gevel niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel; |
g. | de breedte van een erker mag per gevel niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw; |
h. | de breedte van een toegangsportaal mag niet meer bedragen dan 1/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw; |
i. | de bouwhoogte van erkers en toegangsportalen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw. |
Andere bouwwerken | |
j. | er mogen andere bouwwerken worden gebouwd; |
k. | de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd; |
l. | de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding wordt gebouwd op het zijerf dat grenst aan het openbaar gebied; |
m. | de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn of op het zijerf dat niet grenst aan het openbaar gebied wordt gebouwd; |
n. | de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. |
4.3 | Nadere eisen |
Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van en zon- en daglichttoetreding op aangrenzende gronden. |
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor Verkeer – Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | ontsluitingen, wegen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie; |
b. | terreinen en pleinen; |
c. | parkeervoorzieningen. |
Al dan niet in combinatie met: | |
d. | nutsvoorzieningen; |
e. | groenvoorzieningen; |
f. | straatmeubilair; |
g. | kunstwerken; |
h. | water; |
i. | oevers; |
j. | oeververbindingen. |
5.2 | Bouwregels |
Gebouwen | |
a. | er mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 12 m2; |
b. | de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter. |
Andere bouwwerken | |
c. | de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 10 meter; |
d. | de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen lichtmasten, bewegwijzering of verkeersregulering zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter. |
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor Wonen -1 aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | wonen; |
al dan niet in combinatie met: | |
b. | beroep en bedrijf aan huis; |
c. | gastouderopvang. |
En daarbij behorende: | |
d. | tuinen; |
e. | erven ; |
f. | bergingen; |
g. | parkeren; |
h. | ontsluitingen, wegen en paden; |
i. | groenvoorzieningen; |
j. | speelvoorzieningen; |
k. | nutsvoorzieningen; |
l. | water. |
6.2 | Bouwregels |
Hoofdgebouwen | |
a. | Hoofdgebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd. |
b. | Per bouwperceel is slechts één hoofdgebouw toegestaan. |
c. | De bouw- en/of goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. |
d. | De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 2 meter. |
Bijbehorende bouwwerken | |
e. | Bijbehorende bouwwerken mogen op het achter- en zijerf van een bijbehorend oorspronkelijk hoofdgebouw worden gebouwd, voor zover het plan dat toestaat. |
f. | Ondergrondse gebouwen mogen slechts onder bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. |
g. | Het gezamenlijke oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het oppervlak van het achter- en zijerf van het oorspronkelijk hoofdgebouw. |
h. | Het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m2, als het oppervlak van het achter- en zijerf van het oorspronkelijk hoofdgebouw groter is dan 100 m2. |
i. | Het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m2, als het oppervlak van het achter- en zijerf van het oorspronkelijk hoofdgebouw kleiner of gelijk is dan 100 m². |
j. | De afstand van de buitenste gevel van aangebouwde, niet functioneel ondergeschikte, bijbehorende bouwwerken tot aan de gevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter. |
k. | De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 3 meter van het oorspronkelijk hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4 m, alsook 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en het hoofdgebouw. |
l. | De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken op een afstand van meer dan 3 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter. |
m. | De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 2 meter. |
Andere bouwwerken | |
n. | De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd. |
o. | De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd. |
p. | De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. |
6.3 | Nadere eisen |
a. | Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen met betrekking tot de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
b. | Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van bebouwing in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in artikel 12. |
6.4 | Afwijken van de bouwregels |
Hogere goot- en bouwhoogte | |
a. | Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels ten aanzien van maximale goot- en/of bouwhoogte voor het toestaan van een hogere goot- en/of hoogte tot de maximale goot- en bouwhoogte die volgens het plan in het betreffende bouwvlak is toegestaan. |
Ondergrondse gebouwen | |
b. | Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het toestaan van een grotere ondergrondse bouwdiepte ten behoeve van het bouwen van ondergrondse gebouwen. |
c. | De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 meter. |
Bijbehorende bouwwerken bij woning met ingang om de hoek | |
d. | Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken voor het toestaan van een bijbehorend bouwwerk op het naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerde zijerf dat haaks is gelegen op het voorerf van het aangrenzende hoofdgebouw. |
e. | Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken voor het toestaan van een bijbehorend bouwwerk op het voorerf dat haaks is gelegen op het voorerf van het aangrenzende hoofdgebouw. |
6.5 | Specifieke gebruiksregels |
Woningen | |
a. | Per hoofdgebouw is slechts één woning toegestaan. |
Beroep en bedrijf aan huis | |
b. | Er is beroep en bedrijf aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie. |
c. | Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2. |
d. | Bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan als de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit behoort tot (milieu)categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. |
Voorwaardelijke verplichting tuinmuur | |
e. | Het gebruik van de woning op de hoek van de Korhoenlaan en Reigerlaan is slechts toegestaan, nadat er in het kader van het beleid voor het verlenen van hogere waarden en het besluit daaromtrent ten behoeve van een geluidluwe buitenruimte c.q. tuin een muur wordt gerealiseerd met een minimale hoogte van 1,8 meter. |
7.1 | Bestemmingsomschrijving |
a. | de voor Waarde – Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden; |
b. | indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde – Archeologie - 1 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde – Archeologie - 1. |
7.2 | Bouwregels |
a. | er mogen uitsluitend de hierna genoemde bouwwerken worden gebouwd. |
b. | er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden; |
c. | ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Hiertoe winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog; |
d. | ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden; |
e. | een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; |
f. | een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen; |
g. | een mogelijke voorwaarde is de verplichting de bouw te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg; |
h. | het bepaalde in 16.2 onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw en/of bouwwerk, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; |
i. | het bepaalde in 16.2 onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2; |
j. | het bepaalde in 16.2 onder c en d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder peil van ten hoogste 2 meter; |
7.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
a. | het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie - 1 bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de bodem op te hogen met meer dan 2 meter; |
b. | het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie - 1 bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) wegen, paden, banen of parkeergelegenheid aan te leggen en andere oppervlakteverhardingen te verbreden en/of verharden en/of aan te brengen; |
c. | het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie - 1 bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) vijvers en andere wateren aan te leggen, te verbreden en/of te dempen; |
d. | het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie - 1 bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) het waterpeil te verlagen of te verhogen; |
e. | het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie - 1 bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies aan te brengen; |
f. | het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie - 1 bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) graafwerkzaamheden of grondbewerkingen op een grotere diepte dan 2 m uit te voeren, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; |
g. | de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 16.3 onder a t/m f genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal; |
h. | de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Hiertoe winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog; |
i. | voor zover de onder 16.3 onder a t/m f genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen voorwaarden aan het verlenen van een omgevingsvergunning worden verbonden; |
j. | een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; |
k. | een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen; |
l. | een mogelijke voorwaarde is de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg; |
m. | het verbod als bedoeld onder a t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen; |
n. | het verbod als bedoeld onder a t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan; |
o. | het verbod als bedoeld onder a t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen door een daartoe erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd; |
p. | het verbod als bedoeld onder b t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden waarvoor de betreffende gronden met een totale oppervlakte van minder dan 100 m2 worden geroerd; |
q. | het verbod als bedoeld onder b t/m f is niet van toepassing op werken of werkzaamheden waarvoor de betreffende gronden op een diepte minder dan 2 meter onder peil worden geroerd. |
7.4 | Wijzigingsbevoegdheid |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde – Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
9.1 | Ondergeschikte bouwdelen |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. | |
9.2 | Algemene bepaling over afwijkende maatvoering en situering |
a. | voor een bouwwerk, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden, maar waarvan de bestaande situering, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; |
b. | voor een bouwwerk, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden, maar waarvan de bestaande situering, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden; |
c. | voor een bouwwerk, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden, maar waarvan de bestaande situering afwijkt van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat de afwijkende situering van toepassing blijft; |
d. | in het geval van herbouw is het bepaalde in lid a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats. |
10.1 | Strijdig gebruik |
Opslag | |
a. | tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van bijgebouwen of garages ten behoeve van bewoning; |
b. | tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; |
c. | tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond. |
Seksinrinchtingen | |
d. | Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen. |
Standplaats ambulante handel | |
e. | Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerk wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de openbare ruimte voor standplaatsen van ambulante handel zonder standplaatsvergunning krachtens de APV Vlaardingen. |
Bewoning van bijgebouwen | |
f. | Tot een strijdig gebruik van bijgebouwen wordt in elk geval gerekend het gebruik als woning. |
10.2 | Afwijken van de gebruiksregels |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels omtrent het gebruik van gronden en gebouwen indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
11.1 | Afwijken van voorgeschreven maatvoering |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%. | |
11.2 | Overschrijden van bouwgrenzen |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft. |
11.3 | Vergroten bouwhoogte van andere bouwwerken |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter. | |
11.4 | Toestaan gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van het realiseren van gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut, zoals telefooncellen, abri’s, nutsvoorzieningen, dienstgebouwen ten behoeve van het onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen en speelplaatsen, mits deze gebouwtjes geen grotere inhoud hebben dan 50 m3. |
12.1 | Parkeernormen |
Bij nieuwbouw en functiewijziging dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernota. | |
12.2 | Strijdig gebruik |
Bij een functiewijziging wordt het gebruik van gronden en bouwwerken zonder het bepaalde in de gemeentelijke parkeernota in acht te nemen, als gebruik in strijd met de bestemmingsplan aangemerkt. | |
12.3 | Afwijken van de parkeernorm |
a. | Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de parkeernormen in de parkeernota indien het voldoen aan die bepalingen naar het oordeel van burgemeester en wethouders door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. |
b. | Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de parkeernormen in de parkeernota voor zover naar het oordeel van burgemeester en wethouders op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien. |
13.1 | Bouwwerken |
a. | Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd; |
b. | Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bowuen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; |
c. | Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a en b een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a en b met maximaal 10%; |
d. | Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
13.2 | Gebruik |
a. | Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; |
b. | Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; |
c. | Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; |
d. | Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan Kwikstaartweg, 2e fase. |