direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein
Plan: Groot Vettenoord en het volkstuinencomplex
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0225bpGrvt2010-0130

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven met bedrijfsactiviteiten in de categorie 1, 2, 3.1 en/of 3.2, die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), alsmede daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven of inrichtingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4': bedrijven met bedrijfsactiviteiten in de categorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en/of 4.2, die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), alsmede daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven of inrichtingen;
  • c. bedrijfskantoren, met dien verstande dat het maximum vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan:
    • 1. voorzover het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf kleiner of gelijk is aan 4.000 m2 bvo: 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf;
    • 2. voorzover het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf groter is dan 4.000 m2 bvo: 2.000 m2;
  • d. detailhandel in auto's en motoren alsmede daaraan ondergeschikt auto- en motoren-accessoires dan wel -onderdelen;
  • e. tevens één bedrijfswoning met een maximum inhoud van 500 m3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. sportschool met een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 1.900 m2 bvo per bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - sportschool';
  • g. bouwmarkt met een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 1.750 m2 bvo per bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwmarkt';
  • h. autobedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – auto';
  • i. detailhandel in auto-accessoires en auto-materialen met een bedrijfsvloeroppervlak van 650 m2 bvo per bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto-accessoires en -materialen';
  • j. detailhandel in plafonds en wanden met een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 850 m2 bvo per bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - plafonds en wanden';
  • k. detailhandel ten behoeve van grootschalige woninginrichting, waaronder meubels, met een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 2.950 m2 bvo per bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - woninginrichting';
  • l. cateringbedrijf met zalen accommodatie, niet zijnde een restaurant, met een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 240 m2 bvo, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - catering';
  • m. kantine;
  • n. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verkeer, water, nutsvoorzieningen ten behoeve van de bedrijven, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
5.1.2 Uitzondering

Onverminderd het bepaalde onder 5.1.1 zijn niet toegestaan:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. Bevi-inrichtingen;
  • c. horeca;
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten'.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwperceel mag voor 80% bebouwd worden tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is aangegeven;.
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bestaande bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet worden gewijzigd;
  • e. in aanvulling op het bovenstaande mag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de afdekking van gebouwen en kapvorm/nokrichting niet worden gewijzigd;
  • f. indien gebouwen op een bouwpereel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 meter;
  • g. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen moet ten minste 2,5 meter bedragen, met dien verstande dat als de bestaande afstand kleiner is, deze maatgevend is.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van schoorstenen en antennemasten bedraagt ten hoogste 20 m.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de volgende onderwerpen:

  • a. de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij afhankelijk van de situering een hoogte kan worden geëist tussen 0.20 m en 2.50 m;
  • b. de situering van antennemasten/schoorstenen en reclamezuilen, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen;
  • c. de situering en grondoppervlak van hoofdgebouwen eventueel door het nader bepalen van de bebouwingsgrenzen, waarbij:
    • 1. de situering van de voorgevelbouwgrens nader kan worden bepaald;
    • 2. de afstanden nader kunnen worden bepaald van de hoofdgebouwen tot de perceelsgrenzen, dan wel de hoofdgebouwen onderling.
  • d. de situering van parkeer- en verkeersvoorzieningen, alsmede de aantallen parkeerplaatsen conform de Parkeernota Vlaardingen.
5.3.2 Voorwaarden

Nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen, het stellen van de genoemde eisen redelijk gewenst is, mede ter voorkoming van een onevenredige aantasting van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Karakteristieke bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder d en e, indien de karakteristieke waarde van het gebouw daardoor niet onevenredig wordt aangetast en daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning mag uitsluitend bewoond worden door de eigenaar van het op het perceel gelegen bedrijf;
  • b. detailhandel uitgezonderd productiegebonden detailhandel alsmede detailhandel als bedoeld in 5.1.1 is niet toegestaan;
  • c. webwinkels zijn toegestaan met uitzondering van webwinkels als bedoeld in artikel 1 onder 1.62, sub d;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto', mogen de gronden en opstallen niet langer voor een autobedrijf worden gebruikt, als deze eenmaal voor andere volgens lid 5.1 toegestane bedrijvigheid in gebruik is genomen;
  • e. de opslag, stalling en/of parkeren van (bedrijfs)goederen voor de voorgevel, van het hoofdgebouw, dan wel buiten het bouwvlak, is niet toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 5.1.1 genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 5.1.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. lid 5.1.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 5.1.1 genoemd;
  • c. lid 5.1 voor detailhandel in milieu-verstorende, brandgevaarlijke en explosieve goederen, waarvan de verkoop in de woon- en winkelwijken ongewenst is;
  • d. lid 5.1 voor detailhandel in volumineuze goederen, waarvan de verkoop in woon- en winkelwijken ongewenst is, met in achtneming van het bepaalde in lid 5.6.4;
  • e. lid 5.1 voor de vestiging van bedrijven met een bedrijfskantoorvloeroppervlak van meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, respectievelijk meer dan 2.000 m2 bvo, mits de vestiging van deze bedrijven op andere locaties in de regio niet te realiseren is;
  • f. lid 5.1 voor het vergroten van het bedrijfskantoorvloeroppervlak van bestaande bedrijven met maximaal 10% van het bestaande bedrijfskantoorvloeroppervlak;
  • g. lid 5.2.1 voor een hoogte van gebouwen van ten hoogste 20 m, mits dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en dit ter plaatse planologisch stedenbouwkundig aanvaardbaar is; 
  • h. lid 5.2.2 voor een hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak van ten hoogste 10 m dan wel het verhogen van de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte met ten hoogste 25%;
  • i. lid 5.2.2 voor een hoogte van schoorstenen en antennemasten tot ten hoogste 40 m.
5.6.2 Bedrijfszonering

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit de naast hogere categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', mits het desbetreffende bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met de rechtstreeks volgens artikel 5 toegelaten bedrijven.
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het desbetreffende bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de rechtstreeds volgens artikel 5 toegelaten bedrijven.
5.6.3 Wro-zone - ontheffingsgebied

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in de in het plan, ten einde:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 1' bedrijfsactiviteiten toe te laten in de categorie 4.2, die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), alsmede daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven of inrichtingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 2' bedrijfsactiviteiten toe te laten in de categorie 4.1, die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), alsmede daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven of inrichtingen.
5.6.4 Voorwaarden

Alvorens toepassing te verlenen aan het bepaalde in lid 5.6.1 onder d dient onderzoek te worden verricht naar de mogelijke distributie-planologische effecten dan wel een bedrijfsspecifiek dossier te worden opgesteld.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Het bevoegd gezag kan op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' de in het plan opgenomen regels wijzigen ten einde woonwerkeenheden op te richten, mits:

  • a. de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven ter plaatse is beëindigd;
  • b. de woonwerkeenheden worden opgericht op een afstand van tenminste 30 m ten opzichte van bedrijven in de categorie 3.1, zoals genoemd in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), alsmede daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten;
  • c. de woonwerkeenheden worden opgericht op een afstand van tenminste 50 m ten opzichte van bedrijven in de categorie 3.2, zoals genoemd in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), alsmede daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten;
  • d. de bedrijfsactiviteiten in de woonwerkeenheden voorkomen in de categorie 1 dan wel 2, zoals genoemd in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), alsmede daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten;
  • e. een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met in achtneming van die hogere waarde;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen overeenkomstig de Parkeernota Vlaardingen.
5.7.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Het bevoegd gezag kan op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' de in het plan opgenomen regels wijzigen ten einde een horecavestiging in de categorie 4, zoals een zalencentrum annex partycentrum mogelijk te maken, mits:

  • a. binnen het aanduidingsgebied niet meer dan 1 horecavestiging in de categorie is toegestaan;
  • b. de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven ter plaatse is beëindigd;
  • c. met een oppervlakte van ten hoogste 2.000 m² bvo;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen overeenkomstig de Parkeernota Vlaardingen;
  • e. door middel van een verkennend bodemonderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is.
5.7.3 Bedrijfszonering

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten einde de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4' te verwijderen, mits:

  • a. de beëindiging van de bestaande bedrijfsactiviteiten in de categorie 4, zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), alsmede daarmee gelijk te stellen activiteiten, ter plaatse in voldoende mate verzekerd is;
  • b. het bedrijf niet is gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 2';
  • c. het een bedrijf betreft in de categorie 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 1'.
5.7.4 Wijzigingsbevoegdheid 'specifieke vorm van bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto' van de verbeelding schrappen, indien de gronden en opstallen ter plaatse:

  • a. inmiddels door andere volgens lid 5.1.1 toegestane bedrijvigheid in gebruik is genomen;
  • b. langer dan 2 jaar niet voor een autobedrijf zoals beschreven in lid 1.9 is gebruikt.
5.7.5 Karakteristiek

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op de gronden aan de Industrieweg 10-13 de aanduiding 'karakteristiek' aan het betreffende bouwvlak toe te voegen. Na de betreffende wijziging van de verbeelding zijn de volgende regels (mede) van toepassing.

  • a. de bestaande goot- en nokhoogte mogen niet worden gewijzigd
  • b. de bestaande bebouwingscontouren mogen niet worden gewijzigd.
  • c. de bestaande kapvorm en nokrichting mag niet worden gewijzigd.
  • d. het bepaalde onder a., b. en c. geldt niet voor bouwplannen die (mede) ten doel hebben het herstel van de oorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken.
  • e. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien de cultuurhistorische waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast en daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

5.8.1 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 5.8 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  • b. waarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
  • c. die (mede) ten doel hebben het herstel van de oorspronkelijke waarden van het betreffende bouwwerk;
  • d. die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 3.1 onder m bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is.
5.8.2 Toelaatbaarheid sloopwerkzaamheden

De in lid 5.8 bedoelde sloopwerkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. uit een nadere overweging van het verzoek blijkt dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie. Een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen dient in dit geval daartoe vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie;
  • b. daarnaast wordt aangetoond dat de cultuurhistorische waarde van het pand bij de (her)bouw van het pand in acht worden genomen.
5.8.3 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het slopen als bedoeld in lid 5.8 winnen zij advies in bij een deskundige zoals de commissie voor de welstand en monumenten.