Plan: | De Striene |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0617.bpds-vg01 |
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit parkeerterrein, grasland, bebouwing en enkele bomen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een supermarkt, appartementen en parkeerplaatsen. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Daarnaast wordt de Trambaan mogelijk enigszins verlegd, om aan de noordzijde van de Trambaan haakse parkeerplaatsen mogelijk te maken.
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Oudeland van Strijen, EHS en Natura 2000-gebied, ligt circa 430 m ten westen van het plangebied.
![]() |
![]() |
Figuur B1: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Het Oudeland van Strijen is een uitgestrekt poldergebied in de Hoeksche Waard, dat voor een belangrijk deel uit graslanden bestaat. Het reservaatgebied in centrale deel van de polder heeft zich de afgelopen tien jaar door gericht natuurbeheer ontwikkeld tot een zeer rijk weidevogelgebied.
In de wintermaanden is het Oudeland van Strijen van groot belang als voedselgebied voor brandgans en kolgans. Hier foerageren in die periode duizenden exemplaren van deze vogels. De bijbehorende rustplaatsen liggen onder andere in de Natura 2000-gebieden Haringvliet en Hollandsch Diep. In recente jaren wordt het gebied, vooral in de maanden november tot en met februari, opgezocht door groepjes dwergganzen, tot wel meer dan 50 vogels. Het is daarmee een van de belangrijkste pleisterplaatsen voor deze zeldzame ganzensoort in Nederland. Ook van een andere grazer, de smient, zijn in de winter vaak duizenden aanwezig. Roofvogels die graag in open gebieden bij watervogelconcentraties jagen, in het bijzonder slechtvalk en af en toe een zeearend, weten het gebied dan ook te vinden. In de trektijd zijn geregeld duizenden goudplevieren en kieviten aanwezig. De graslanden in het gebied bestaan uit algemene plantensoorten, ook in de sloten komen geen bijzondere soorten voor.
Tabel B.1: Instandhoudingsdoelen en actuele aantallen voor kwalificerende soorten van het Oudeland van Strijen.
Soort | Instandhoudingsdoel | seizoensgemiddelde 2008/2009 | Trend sinds 1999/2000 |
A041 Kolgans | 1.500 (seizoensgemiddelde) | 1.763 | 0 |
A042 Dwerggans | 30 (seizoensmaximum) | 66 | ++ |
A045 Brandgans | 1.500 (seizoensgemiddelde) | 3.230 | + |
A050 Smient | 1.100 (seizoensgemiddelde) | 1.548 | ++ |
Bron: www.sovon.nl
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.
Vogels
Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis en konijn. De bebouwing kan plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De bomen zijn hiervoor ongeschikt (jonge bomen, waardoor eventuele gaten geen geschikte verblijfruimte zijn). De opgaande beplanting kan deel uitmaken van het foerageer gebied van vleermuizen, maar gezien de hoeveelheid groen in de omgeving van het plangebied, is dit naar verwachting geen primair foerageergebied. Door het ontbreken van doorgaande lijnvormige water- of groenstructuren is het plangebied geen onderdeel van een migratieroute van vleermuizen.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde vaatplanten, vissen, amfibieën, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel B.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B.2: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig | ||||
Vrijstellingsrege-ling Ffw | tabel 1 | mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis en konijn | nee | |
Ontheffingsrege-ling Ffw | tabel 2 | geen | nee | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | Ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus | Ja |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Van directe aantasting door areaalverlies of versnippering is geen sprake. Van verstoring van het nabijgelegen Oudeland van Strijen is geen sprake. De locatie ligt namelijk in bestaand bebouwd gebied en reeds in de huidige situatie is sprake van verstoring op de locatie. Negatieve effecten op het Oudeland van Strijen, Natura 2000 en EHS, kunnen dan ook worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een supermarkt, appartementen en parkeerplaatsen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.