direct naar inhoud van Regels
Plan: Strijen, Buitengebied
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpbg-gc99

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Strijen.

1.1a 1e herziening

de 1e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied, vervat in de verbeelding en de regels behorende bij bestemmingsplan Buitengebied - 1e herziening.'

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0617.bpbg-gc99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, op grond

waarvan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van

deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 agrarisch afzetbedrijf

een agrarisch verwerkingsbedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het vervoer, de opslag, de oppervlaktebewerking of de afzet van inheemse agrarisch producten, zoals bijvoorbeeld koelhuizen, grasdrogerijen en aardappelhandels.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen boomkwekerij, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: het fokken van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij het fokken niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • e. gemengde tuinbouw: de teelt van gewassen zoals groente, fruit, bloemen en heesters in kassen en in open grond;
  • f. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • g. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • h. bomenteelt: een bedrijf gericht op het telen van bomen en siergewassen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • i. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.

1.9 agrarisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.

1.10 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur, waaronder tevens valt het zeven van grond (voor eigen gebruik, dan wel voor agrarische bedrijven in het plangebied) afkomstig uit het plangebied.

1.11 agrarisch verwerkingsbedrijf

een onderneming die uitsluitend of overwegend gericht is op de niet-industriële bewerking, verwerking, opslag, vervoer of verhandeling van producten die van agrarische bedrijven afkomstig zijn.

1.12 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.15 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.16 baggerspecie

mengsel van minerale bestanddelen, organische stof en water dat vrijkomt bij het baggeren van (delen van) de waterbodem.

1.17 baggerspeciedepot

inrichting voor de opslag en verwerking van baggerspecie.

1.18 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.19 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.20 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.21 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.22 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.26 blauwe diensten

in het kader van duurzaam waterbeheer, tegen betaling toestaan van het onder water laten lopen van land als calamiteitenberging of het gebruik van land als baggerdepot.

1.27 boog- en gaaskassen

halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als kweekkas.

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.29 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.34 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.35 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.36 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

rijks- en gemeentelijke monumenten.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.39 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh).

1.42 geluidshinderlijke Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.43 gevoelige functies ten opzichte van kassen

objecten categorie I:

  • aaneengesloten woonbebouwing, zijnde drie of meer woningen, die telkens op minder dan 5 m afstand van elkaar zijn gelegen;
  • gevoelige objecten, zijnde gebouwen of delen van gebouwen, bestemd voor het verblijf van personen of objecten, gebouwen of terreinen bestemd voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein met ten hoogste 15 kampeermiddelen;

objecten categorie II:

  • overige woningen van derden;
  • restaurants.

1.44 gevoelige functies ten opzichte van landbouwbedrijven

objecten categorie I:

  • bebouwde kom met stedelijk karakter;
  • ziekenhuis, sanatorium, en internaat;
  • objecten voor verblijfsrecreatie;

objecten categorie II:

  • bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving;
  • objecten voor dagrecreatie;

objecten categorie III:

  • verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent;

objecten categorie IV:

  • woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;

objecten categorie V:

  • woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn.

1.45 grens zone industrielawaai

de grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.

1.46 hobbymatig agrarisch gebruik

het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee en/of telen van agrarische producten.

1.47 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.48 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een perceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.49 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.50 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.51 inwoning

inwoning is het verblijven in een huishouden waarbij sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen en een gezamenlijke toegang.

1.52 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.53 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.54 kinderboerderij

een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.55 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in of bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.56 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.57 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.58 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende nevenactiviteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, kantinevoorziening, een verkooppunt voor paardrijartikelen en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.59 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.60 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.61 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.62 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.63 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.64 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.65 paalkampeerterrein

een terrein, zonder verdere voorzieningen, waarbinnen een straal van tien meter rond de paal vrij mag worden gekampeerd en overnacht.

1.66 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.67 paardenpension/paardenhouderij

een bedrijf, waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden; hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden.

1.68 paardrijactiviteiten

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.69 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.70 permanente standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.

1.71 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.72 rolkassen

op rails verrijdbare kassen die met ten minste één positie gevestigd zijn in het bouwvlak.

1.73 schuurkassen

gebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 3 m of meer, waarvan alleen het dak bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal.

1.74 seizoensgebonden standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.75 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.76 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.77 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.78 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.79 teeltondersteunende voorzieningen

kassen, schuur-, tunnel- en boogkassen hoger dan 1,5 m.

1.80 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

uitgespreid afdekmateriaal, afdekmateriaal met ondersteunende constructie (lage, niet menstoegankelijke tunnels) bestemd voor vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en bomenteelt die, afhankelijk van gebiedskenmerken, maximaal 3 tot 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden.

1.81 toeristische standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende een beperkte periode van het jaar.

1.82 tunnelkas

verankerde menstoegankelijke kassen met een tijdelijk karakter, behorende bij een vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en bomenteeltbedrijf ter teeltondersteuning.

1.83 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.84 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.85 voormalig agrarisch bedrijfscomplex

een concentratie van bebouwing dat niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een volwaardig agrarische bedrijf en waar geen mogelijkheden meer zijn in de toekomst een agrarisch bedrijf op te starten.

1.86 waterpeil

de hoogte van het water ten opzichte van NAP (Normaal Amsterdams Peil).

1.87 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.88 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.89 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.90 zorgboerderij

de opvang van kinderen, volwassenen of gehandicapten, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig en/of hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

1.91 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.12 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in lid 1.8 sub a en b;
  • b. het binnen de bestaande bebouwing uitoefenen van een agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.8 sub d;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:
    • 1. de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van het contrast tussen open agrarisch gebied en de meer verdichte dijken, de herkenbaarheid van het landschap door de bochtige dijken met bebouwing/beplanting en de rationele, rechte verkaveling hierbinnen;
    • 2. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de historische bebouwing en het ontginningspatroon;

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt': het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.8 sub h;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt': het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.8 sub g;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw': het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.8 sub e;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.8 sub f;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': een volwaardig akkerbouwbedrijf met daaraan ondergeschikt sierteelt;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-2': een volwaardig akkerbouwbedrijf met daaraan ondergeschikt tuinbouw;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': een meerdaags evenement dat ten hoogste 1 keer per jaar plaatsvindt;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': een zorgboerderij;
  • l. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties;

met dien verstande dat:

  • m. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' de bouw van een bedrijfswoning niet is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • n. voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die rechtsreeks toegestaan zijn

nevenfunctie   toegestaan aantal m²  
  bebouwing   gebruik van onbebouwde gronden  
verkoop aan huis van eigen producten (eventueel be- of verwerkt)   200   -  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   500   -  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   200   -  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   -   gehele boerenland  
blauwe diensten (waterberging)   -   gehele boerenland  
wandel- fiets- of ruiterpaden over het boerenland   -   gehele boerenland  
bed & breakfast   maximaal 2 kamers met maximaal 5 bedden   -  
boerengolf   200   20.000  
aan-huis-gebonden beroep   100   -  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   100   gehele boerenland  

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat teeltondersteunende voorzieningen van tijdelijke aard zoals tunnel- en rolkassen ter plaatse van de functieaanduiding 'tuinbouw' en 'bomenteelt' voor een periode van 6 maanden buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, zijn toegestaan;
  • d. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot deze grens ten minste 2 m te bedragen;
  • e. bij een combinatie van nevenfuncties het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer mag bedragen dan 500 m²;
  • f. indien er blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn hierop bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  • g. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max.
inhoud  
max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     750 m³   6 m    
bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassen) ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering     gehele bouwvlak     6 m    
silo's           12 m  
mestsilo's, mestzak of mestbassin       2.500 m³     6 m  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'     2 ha     6 m   8 m  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw'     bestaand     6 m   8 m  
teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'tuinbouw' en 'bomenteelt'     300 m²        
teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-2'     15 m²        
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten het bouwvlak
- overige plaatsen  
       

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen)           3 m  

3.3 Ontheffing bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder a voor het overschrijden van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk maken;
  • b. de maatvoering mag niet verder worden overschreden dan vanwege milieuregels noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak met niet meer dan 25 m worden overschreden;
  • c. een verzoek om overschrijding van het bouwvlak wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a genoemde voorwaarde is voldaan;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.

3.3.2 Ten behoeve van opslag van dierlijk mest binnen het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de maximale inhoudsmaat voor de opslag van dierlijk mest binnen het bouwvlak zoals aangegeven in lid 3.2 onder g, met inachtneming van het volgende:

  • a. het dient noodzakelijk te zijn vanuit verkeers- en milieuoverwegingen;
  • b. een doelmatige bedrijfsvoering moet de opslag van dierlijk mest binnen het bouwvlak noodzakelijk maken;
  • c. de opslag van dierlijk mest is toegestaan in mestsilo's, mestbassins of mestzakken;
  • d. mestopslag is uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering of voor niet meer dan vijf agrarische bedrijven, die voor de opslag van dierlijke mest, uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering, een samenwerkingsverband hebben aangegaan;
  • e. ten behoeve van de opslag van dierlijke mest mag gebruikgemaakt worden van een of meerdere mestzakken/mestbassins;
  • f. de totale gezamenlijke inhoud van een mestsilo, mestzak of mestbassin mag niet meer bedragen dan 5.000 m³;
  • g. de opslag van dierlijk mest dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. een verzoek voor het aanleggen van een mestsilo, mestbassin of mestzak binnen het bouwvlak, wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a en b genoemde voorwaarde is voldaan.

3.3.3 Ten behoeve van opslag van dierlijk mest buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder a ten behoeve van de opslag van dierlijk mest buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. het dient noodzakelijk te zijn vanuit verkeers- en milieuoverwegingen;
  • b. een doelmatige bedrijfsvoering moet de opslag van dierlijk mest buiten het bouwvlak noodzakelijk maken;
  • c. de opslag van dierlijk mest is alleen toegestaan in mestbassins of mestzakken;
  • d. mestopslag is uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering of voor niet meer dan vijf agrarische bedrijven, die voor de opslag van dierlijke mest, uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering, een samenwerkingsverband hebben aangegaan;
  • e. ten behoeve van de opslag van dierlijk mest mag gebruikgemaakt worden van een of meerdere mestzakken/mestbassins;
  • f. de totale gezamenlijke inhoud van een mestzak/mestbassin mag niet meer bedragen dan 3.000 m³;
  • g. de opslag van dierlijk mest dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. een verzoek voor het aanleggen van een mestbassin of mestzak buiten het bouwvlak, wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a en b genoemde voorwaarde is voldaan.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen grondgebonden veehouderijbedrijf;
  • b. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  • c. inwoning als vorm van mantelzorg is toegestaan;
  • d. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  • e. opslag van goederen ten behoeve van neven- en vervolgfuncties met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties die in tabel 3.2 zijn aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat de nevenfuncties 'survivalactiviteiten, excursiebedrijf' en 'sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)' ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. de nevenfuncties dienen, zowel afzonderlijk als tezamen, een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsvoering uit te maken en mogen in geen geval een grotere oppervlakte beslaan dan in tabel 3.2 is aangegeven;
  • d. bij een combinatie van nevenfuncties is ten hoogste 500 m² aan bebouwing ten behoeve van de activiteiten toegestaan;
  • e. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • h. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • i. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. door het verlenen van de ontheffing mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • k. kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
  • l. een verzoek om ontheffing ten behoeve van de nevenfunctie 'windenergie/windturbines' wordt ter toetsing voorgelegd aan een landschaps- en natuurdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder g wordt voldaan;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Tabel 3.2 Niet-agrarische nevenfuncties waarvoor ontheffing kan worden verleend

nevenfuncties   toegestaan aantal m²  
  bebouwing in gebruik   gebruik van onbebouwde gronden  
agrarisch handels- en exportbedrijf   500   -  
agrarisch loonbedrijf   500   -  
veehandelsbedrijf, foeragehandel, paardenhandel   200   -  
veearts met praktijkruimte   200   -  
hoefsmederij   200   -  
africhtingsbedrijf voor paarden   200   800  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, uitgezonderd consumentenvuurwerk (bijvoorbeeld caravans)   500   -  
windenergie, windturbines tot 15 m totale hoogte (inclusief wieken)1, maximaal 1 per bedrijf   -   -  
duurzame energie, biomassa vergisting   1.000   -  
kinderboerderij   100   1.500  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension (inclusief paardenbak)   200   800  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur.   100   100  
kleinschalige horecagelegenheid   100   100  
theetuin   50   100  
kampeerboerderij   200   -  
kleinschalig kamperen   100   max. 25 kampeereenheden met een maximum van 5.000 m²  
survivalactiviteiten, excursiebedrijf   100   gehele boerenland  
sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)   50-2002    gehele boerenland  
museum/tentoonstellingsruimte   200   -  
dierenpension, hondenfokkerij   200   -  

3.5.2 Ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 en artikel 44 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte welke van tijdelijke aard is;
  • b. per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;
  • c. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd;
  • d. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 3.2;
  • e. het gebruik van bijgebouwen of niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouwen bij een woning ten behoeve van mantelzorg mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • f. indien de zorgvraag het gebruik van een groter oppervlak noodzakelijk maakt mag, mits aanwezig, een groter oppervlak in gebruik worden genomen;
  • g. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;
  • h. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • i. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

3.6 Sloopvergunning
3.6.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.

3.6.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. zoals bedoeld in lid 3.20 lid 1 Wro;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

3.6.3 Voorwaarde voor een sloopvergunning

De sloopwerkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de karakteristieke waarden niet worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de monumentdeskundige.

3.6.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Ten behoeve van verplaatsing agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een nieuw agrarisch bouwvlak op gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er sprake is van bedrijfsverplaatsing binnen het plangebied;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondbonden veehouderijbedrijf of akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien elders binnen het plangebied sanering van het bouwvlak plaatsvindt;
  • e. het bepaalde in sub d is niet van toepassing op bouwvlakken met bebouwing met de aanduiding 'karakteristiek', met dien verstande dat alleen de bebouwing met de aanduiding 'karakteristiek' behouden mag blijven en de bestemming gewijzigd wordt in een op het gebruik toegesneden bestemming;
  • f. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 3.1 sub c genoemde waarden;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. indien op het te saneren bouwvlak de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is opgenomen, is ter plaatse van het nieuwe agrarische bouwvlak eveneens geen bedrijfswoning toegestaan;
  • i. bij de bouw van een nieuwe woning dient te worden voldaan aan het bepaalde in lid 43.2 t/m 43.4;
  • j. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub a en f van deze regel wordt voldaan.

3.7.2 Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen blijft;
  • c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2,25 ha, tenzij vanwege milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodzakelijk is;
  • d. de vergroting van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 3.1 sub c genoemde waarden;
  • e. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn, waarbij in ieder geval voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 43.3 en 43.4 'Afstanden gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven en kassen';
  • f. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub a en c van deze regel wordt voldaan.

3.7.3 Ten behoeve van het uitbreiden van boom- en fruitteeltbedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het uitbreiden van bestaande boom- en fruitteeltbedrijven met inachtneming van het volgende:

  • a. uitbreiding is alleen toegestaan op gronden die grenzen aan gronden met de functieaanduidingen 'bomenteelt' en 'fruitteelt';
  • b. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de uitbreiding voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • c. de uitbreiding dient landschappelijk inpasbaar te zijn;
  • d. de vergroting van het bouwvlak mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 3.1 sub c genoemde waarden;
  • e. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub b en c van deze regel wordt voldaan.

3.7.4 Ten behoeve van omschakeling naar fruitteeltbedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar fruitteeltbedrijven met inachtneming van het volgende:

  • a. omschakeling is alleen toegestaan ten behoeve van een volwaardig fruitteeltbedrijf;
  • b. de uitoefening van een fruitteeltbedrijf is alleen toegestaan op bestaande bouwvlakken;
  • c. de omschakeling dient landschappelijk inpasbaar te zijn;
  • d. de omschakeling mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 3.1 sub c genoemde waarden;
  • e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dienen de gronden te worden voorzien van de aanduiding 'fruitteelt';
  • f. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub c en d van deze regel wordt voldaan;
  • g. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub a van deze regel wordt voldaan.

3.7.5 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de in tabel 3.3 genoemde vervolgfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vervolgfunctie is alleen toegestaan binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de bestemming van het gehele bouwvlak dient gewijzigd te worden in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • c. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het een voormalig bedrijfscomplex betreft;
  • d. indien de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met de aanduiding 'glastuinbouw' wijzigt dienen de gronden buiten het bouwvlak te worden gewijzigd in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig agrarisch gebruik';
  • e. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
  • f. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
  • g. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
  • h. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
  • i. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • j. de vervolgfunctie dient landschappelijk inpasbaar te zijn;
  • k. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

Tabel 3.3 Vervolgfuncties waarvoor gebruikgemaakt kan worden van een wijzigingsbevoegdheid

vervolgfunctie  
wonen  
veehandelsbedrijf, foeragehandel, paardenhandel  
africhtingsbedrijf voor paarden  
veearts met praktijkruimte  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, uitgezonderd consumentenvuurwerk  
categorie 3 bedrijven die naar aard en schaal gelijk te stellen zijn aan een categorie 2 bedrijf  
overige bedrijven (categorie 1 en 2 van de bedrijvenlijst uit de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering)  
kinderboerderij  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension (inclusief paardenbak)  
manege/rijschool  
kleinschalige horecagelegenheid  
bed & breakfast  
kampeerboerderij  
kleinschalig kamperen  
aan-huis-gebonden beroep  
sociale functies (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)  
museum/tentoonstellingsruimte  
dierenpension, hondenfokkerij  

 

3.7.6 Ten behoeve van landgoederen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het realiseren van landgoederen, voor zover deze aansluiten op en zorgen voor een versterking van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, de Randstadgroengebieden en de bestaande recreatiegebieden, met inachtneming van het volgende:

  • a. het stichten van een landgoed binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, het Vogelrichtlijnengebied, het Habitatrichtlijngebied of andere aangewezen gebieden van grote cultuurhistorische of archeologische waarde is uitgesloten;
  • b. de minimale omvang van een landgoed is 5 ha aaneengesloten gebied en dient aan te sluiten bij bestaande bebouwingspatronen en bij bebouwingsclusters en –linten;
  • c. het gestelde onder sub b is niet van toepassing indien het landgoed een minimale omvang heeft van 10 ha;
  • d. per 5 ha is maximaal 1.000 m² aan bebouwing inclusief bijgebouwen toegestaan;
  • e. indien er sprake is van meerdere gebouwen, dienen de gebouwen als cluster te worden gesitueerd;
  • f. 10% van het nieuwe landgoed behoort tot het private deel, de huiskavel, waarvan maximaal 20% bebouwd mag worden;
  • g. per huiskavel mag 1 woonhuis met maximaal 3 wooneenheden worden gebouwd;
  • h. het landgoed mag vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven;
  • i. om de duurzaamheid te waarborgen, dient een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten te worden;
  • j. er dient een inrichtingsplan opgesteld te worden waarin naast het bepaalde in sub a tot en met h tevens inzicht gegeven dient te worden aan de volgend punten:
    • 1. het behoud van zichtlijnen naar het omringende landschap;
    • 2. hoogte van aan te brengen beplanting;
    • 3. het soort beplanting;
    • 4. de oppervlakte van eventueel te realiseren boomgaarden;
    • 5. de hoeveelheid te realiseren waterberging waarbij als voorwaarde geldt dat bij de realisatie van minimaal 4% extra waterberging de waterbeheerder ingeschakeld wordt voor advies en ondersteuning.

 

3.7.7 Nieuwe Natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden – Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in lid 1.8 sub a en b;
  • b. het binnen de bestaande bebouwing uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.8 sub d;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:
    • 1. de in dit gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van waardevolle sloot- en oevervegetaties en weidevogels;
    • 2. de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van waardevolle openheid, graslandkarakter, slotenpatroon, verkavelingsstructuur en kleine landschapselementen;
    • 3. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de historische bebouwing en het ontginningspatroon;

alsmede:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw': het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.8 sub e;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.8 sub f;
  • f. de in tabel 4.1 genoemde toegestane nevenfuncties;

met dien verstande dat:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' de bouw van een bedrijfswoning niet is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • h. voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

Tabel 4.1 Niet-agrarische nevenfuncties die rechtsreeks toegestaan zijn

nevenfunctie   toegestaan aantal m²  
  bebouwing   gebruik van onbebouwde gronden  
verkoop aan huis van eigen producten (eventueel be- of verwerkt)   200   -  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   500   -  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   200   -  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   -   gehele boerenland  
blauwe diensten (waterberging)   -   gehele boerenland  
wandel- fiets- of ruiterpaden over het boerenland   -   gehele boerenland  
bed & breakfast   maximaal 2 kamers met maximaal 5 bedden   -  
aan-huis-gebonden beroep   100   -  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   100   gehele boerenland  

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat teeltondersteunende voorzieningen van tijdelijke aard, zoals tunnel- en rolkassen ter plaatse van de functieaanduiding 'tuinbouw', voor een periode van 3 maanden buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, zijn toegestaan;
  • d. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot deze grens ten minste 2 m te bedragen;
  • e. bij een combinatie van nevenfuncties het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer mag bedragen dan 500 m²;
  • f. indien er blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn hierop bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  • g. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max.
inhoud  
max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     650 m³   6 m    
bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassen) ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering     gehele bouwvlak     6 m    
silo's           12 m  
mestsilo's, mestzak of mestbassin       2.500 m³     6 m  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'       bestaand   6 m   8 m  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw'     bestaand     6 m   8 m  
teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'tuinbouw' en 'bomenteelt'     300 m²        
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten het bouwvlak
- overige plaatsen  
       

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen)           3 m  

4.3 Ontheffing bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2 onder a voor het overschrijden van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk maken;
  • b. de maatvoering mag niet verder worden overschreden dan vanwege milieuregels noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak met niet meer dan 25 m worden overschreden;
  • c. een verzoek om overschrijding van het bouwvlak wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a genoemde voorwaarde is voldaan;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen grondgebonden veehouderijbedrijf en ten hoogste 20% van het bedrijfsoppervlak bedraagt;
  • b. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  • c. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • d. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  • e. opslag van goederen ten behoeve van neven- en vervolgfuncties met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden is niet toegestaan.

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties die in tabel 4.2 zijn aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. alle activiteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • b. in afwijking van sub a geldt dat de nevenfunctie 'sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)' ook buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • c. de nevenfuncties dienen, zowel afzonderlijk als tezamen, een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsvoering uit te maken en mogen in geen geval een grotere oppervlakte beslaan dan in tabel 4.2 is aangegeven;
  • d. bij een combinatie van nevenfuncties is ten hoogste 500 m² aan bebouwing ten behoeve van de activiteiten toegestaan;
  • e. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • h. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • i. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. door het verlenen van de ontheffing mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • k. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Tabel 4.2 Niet-agrarische nevenfuncties waarvoor ontheffing kan worden verleend

nevenfuncties   toegestaan aantal m²  
  bebouwing in gebruik   gebruik van onbebouwde gronden  
opslag en stalling van niet-agrarische producten uitgezonderd consumentenvuurwerk (bijvoorbeeld caravans)   500   -  
africhtingsbedrijf voor paarden   200   800  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension (inclusief paardenbak)   200   800  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   100   100  
kleinschalige horecagelegenheid   100   100  
theetuin   50   100  
sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)
 
50-2003    gehele boerenland  

4.5.2 Ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.1 en artikel 44 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte welke van tijdelijke aard is;
  • b. per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;
  • c. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd;
  • d. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 4.2;
  • e. het gebruik van bijgebouwen of niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouwen bij een woning ten behoeve van mantelzorg mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • f. indien de zorgvraag het gebruik van een groter oppervlak noodzakelijk maakt mag, mits aanwezig, een groter oppervlak in gebruik worden genomen;
  • g. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;
  • h. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • i. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

4.6 Aanlegvergunning
4.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen van opgaande beplanting;
  • g. de sloop van gebouwen met de specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek'.

4.6.2 Uitzonderingen op aanlegverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. uitgevoerd worden binnen een bouwvlak.

4.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden van de gronden en de cultuurhistorische waarde van de aanwezige bebouwing niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

4.6.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een natuur-, landschaps- of/of cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 4.6.3.

4.6.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 4.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

4.7 Sloopvergunning
4.7.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.

4.7.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 4.7.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. zoals bedoeld in artikel 3.20 lid 1 Wro;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

4.7.3 Voorwaarde voor een sloopvergunning

De sloopwerkzaamheden als bedoeld in lid 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de karakteristieke waarden niet worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de monumentdeskundige.

4.7.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 4.7.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

4.8 Wijzigingsbevoegdheden
4.8.1 Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing dient binnen de gewijzigde bouwgrenzen te blijven;
  • c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 1,5 ha, tenzij vanwege milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodzakelijk is;
  • d. de vergroting van het bouwvlak mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 4.1 sub c genoemde waarden;
  • e. vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn, waarbij in ieder geval voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 43.3 en 43.4 'Afstanden gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven en kassen';
  • f. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub a en c van deze regel wordt voldaan.

4.8.2 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de in tabel 4.3 genoemde vervolgfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vervolgfunctie is alleen toegestaan binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de bestemming van het gehele bouwvlak dient gewijzigd te worden in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • c. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen dat aangeeft dat het een voormalig bedrijfscomplex betreft;
  • d. indien de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden met de aanduiding 'glastuinbouw' wijzigt dienen de gronden buiten het bouwvlak te worden gewijzigd in de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig agrarisch gebruik';
  • e. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
  • f. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
  • g. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
  • h. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
  • i. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • j. de vervolgfunctie dient landschappelijk inpasbaar te zijn;
  • k. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

Tabel 4.3 Vervolgfuncties waarvoor gebruikgemaakt kan worden van een wijzigingsbevoegdheid

vervolgfunctie  
wonen  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten  
opslag en stalling van niet-agrarische producten uitgezonderd consumentenvuurwerk  
overige bedrijven (categorie 1 en 2 van de bedrijvenlijst uit de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering)  
kleinschalige horecagelegenheid  
bed & breakfast  
aan-huis-gebonden beroep  

4.8.3 Nieuwe Natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bestemd voor:

  • a. bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf ': tevens een agrarisch loonbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': een caravanstalling;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel': tevens een groothandel uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hoveniersbedrijf uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een paardenhouderij/pensionstal;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': uitsluitend een windturbine;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-voormalig bedrijfscomplex': een voormalig bedrijfscomplex;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1': tevens een aannemingsbedrijf uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2': tevens een transportbedrijf uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-3': tevens een agrarisch afzetbedrijf;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-4': tevens een machinebedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-5: tevens een ambachtelijk bedrijf voor de opslag van viskisten en aanverwante artikelen alsmede voor de verwerking van vis;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-7': tevens een transport- annex logistiek bedrijf uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • q. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • r. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' de bouw van een bedrijfswoning niet is toegestaan.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. indien er blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn hierop bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  • c. voor zover gebouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m te bedragen;
  • d. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max.
inhoud  
max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     750 m³   6 m    
bedrijfsgebouwen (ten behoeve van caravanstalling ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling':
- Buitendijk 21
- Schenkeldijk  
 





875 m²
1.049 m²  
 





6 m
6 m  
 
overige bedrijfsgebouwen     bestaand* + 10%     6 m    
bedrijfsgebouwen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen uitbreiding'     bestaand*        
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten het bouwvlak
- overige plaatsen  
       

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen)           3 m  

* Het oppervlak zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

met dien verstande dat:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-voormalig bedrijfscomplex' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
    • 4. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;

5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak

Burgemeester en wethouders kunnen de maximumoppervlaktemaat ten behoeve van het bebouwd oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'geen uitbreiding' wijzigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • b. er mag geen sprake zijn van een vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
  • c. de aanwezige natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in lid 4.1 onder c mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. uitbreiding van het bebouwd oppervlak dient noodzakelijk te zijn voor de bedrijfsvoering.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • b. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • h. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  • i. het permanent stallen van caravans buiten de bebouwing is niet toegestaan.

5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 5.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 5.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

5.5.2 Ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1 en artikel 44 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte welke van tijdelijke aard is;
  • b. per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;
  • c. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd;
  • d. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 5.2;
  • e. het gebruik van bijgebouwen of niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouwen bij een woning ten behoeve van mantelzorg mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • f. indien de zorgvraag het gebruik van een groter oppervlak noodzakelijk maakt mag, mits aanwezig, een groter oppervlak in gebruik worden genomen;
  • g. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;
  • h. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • i. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

5.6 Sloopvergunning
5.6.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.

5.6.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 5.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. zoals bedoeld in artikel 3.20 lid 1 Wro;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

5.6.3 Voorwaarde voor een sloopvergunning

De sloopwerkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de karakteristieke waarden niet worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de monumentdeskundige.

5.6.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 5.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

5.7 Wijzigingsbevoegdheden
5.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de in tabel 5.2 genoemde vervolgfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vervolgfunctie is alleen toegestaan binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de bestemming van het gehele bouwvlak dient gewijzigd te worden in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • c. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen dat aangeeft dat het een voormalig bedrijfscomplex betreft;
  • d. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
  • e. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
  • f. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
  • g. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. de vervolgfunctie dient landschappelijk inpasbaar te zijn;
  • i. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;

Tabel 5.2 Vervolgfuncties waarvoor gebruikgemaakt kan worden van een wijzigingsbevoegdheid

vervolgfunctie  
wonen  
bed & breakfast  
kinderboerderij  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension (inclusief paardenbak)  
manege/rijschool  
kleinschalige horecagelegenheid  
theetuin  
kampeerboerderij  
kleinschalig kamperen  
aan-huis-gebonden beroep  
sociale functies (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)  
museum/tentoonstellingsruimte  
dierenpension, hondenfokkerij  

5.7.2 Ten behoeve van windturbines

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf met de aanduiding 'windturbine' te wijzigen in een op het nieuwe gebruik toegesneden bestemming, teneinde de realisatie van natuur mogelijk te maken of vanwege het aflopen van de economische levensduur.

Artikel 6 Bedrijf - Gronddepot

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gronddepot' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opslag, be- en/of verwerking van baggerspecie inclusief afgescheiden stoffen en met namen voor een speciedepot, een voorzieningenterrein, een werkhaven, kaden steigers en andere afmeer-, laad- en losvoorzieningen;
  • b. aanlegplaatsen voor beroepsvaart;
  • c. verkeerstekens ten behoeve van de beroepsvaart;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijk oppervlak) ten behoeve van gebouwen op het voorzieningenterrein en in de werkhaven c.q. op de kaden bedraagt ten hoogste 500 m²;
  • c. de hoogte van gebouwen op het voorzieningenterrein en in de werkhaven c.q. op de kaden bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het voorzieningenterrein, op de kaden en in de werkhaven bedraagt ten hoogste 10 m;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. De hoogte van de opslag van zand en dergelijke en materialen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • b. Inrichtingen ex artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan.

6.4 Aanlegvergunning
6.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

6.4.2 Uitzonderingen op aanlegverbod

Het verbod van lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van de realisering van het depot;
  • b. voor de werkzaamheden die gedurende de exploitatie- en nazorgfase van het depot het normaal onderhoud en beheer betreffen.

6.4.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. dit geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het milieu- en/of de natuur- en landschappelijke waarden van de in deze bestemming begrepen gronden;
  • b. vooraf advies is ingewonnen van een ter zake deskundige;
  • c. vooraf overleg heeft plaatsgevonden tussen de gemeente Moerdijk en Strijen.

6.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 6.4.3.

6.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 6.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de in het plan opgenomen bestemmingsgrenzen voor deze bestemming, indien deze wijziging wenselijk of noodzakelijk is en met dien verstande dat de verschuiving ten hoogste 25 m bedraagt.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. wandel- en fietspaden;
  • e. water.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

7.3 Aanlegvergunning
7.3.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen of andere opgaande beplanting.

7.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.

7.3.3 Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

7.3.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 7.3.3.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max.
inhoud  
max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     750 m³   6 m    
bedrijfsgebouwen     bestaand* + 10%     6 m    
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten het bouwvlak
- overige plaatsen  
       

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen)           3 m  

* Het oppervlak zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, bermen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. agrarisch medegebruik;

b1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - luchtwachttoren': een

luchtwachttoren alsmede dagrecreatieve doeleinden;

  • c. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

a1. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke

vorm van groen - luchtwachttoren' tevens 1 gebouw toegestaan;

a2. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen -

luchtwachttoren' bedraagt ten hoogste 8,5m;

  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit categorie 1 en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. een café met ten hoogste 8 pensionkamers;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max.
inhoud  
max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     750 m³   6 m    
bedrijfsgebouwen     bestaand* + 10%     6 m    
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten het bouwvlak
- overige plaatsen  
       

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen)           3 m  

* Het oppervlak zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': een zorgboerderij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-voormalig bedrijfscomplex': een voormalig bedrijfscomplex;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max.
inhoud  
max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     750 m³   6 m    
overige gebouwen     bestaand*     6 m    
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten het bouwvlak
- overige plaatsen  
       

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen)           3 m  

* Het oppervlak zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

met dien verstande dat:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-voormalig bedrijfscomplex' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
    • 4. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    • 5. van het bepaalde onder 2 kan worden afgeweken indien voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m².

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk – Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. aula;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bergingen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, wandelpaden en (ontsluitings)wegen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • c. de bouwhoogte van de aula bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de onderlinge afstand tussen gebouwen bedraagt ten minste 3 m;
  • f. de breedte van een gebouw bedraagt ten minste 2 m;
  • g. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 13 Maatschappelijk - Religie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
  • b. een dienstwoning;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • c. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max.
oppervlak  
max.
inhoud  
max.
goothoogte  
max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen)   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     750 m³   6 m    
overige gebouwen     bestaand+
10%*  
  6 m    
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-4   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     750 m³   4,5 m    
overige gebouwen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-4     bestaand +10%*     4,5 m    
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten het bouwvlak
- overige plaatsen  
       

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen)           3 m  

* Het oppervlak zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

13.3 Sloopvergunning
13.3.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.

13.3.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 13.3.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. zoals bedoeld in artikel 3.20 lid 1 Wro;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

13.3.3 Voorwaarde voor een sloopvergunning

De sloopwerkzaamheden als bedoeld in lid 13.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de karakteristieke waarden niet worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de monumentdeskundige.

13.3.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 13.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 14 Natuur-1

14.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Natuur-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. verkeer te water voor zover de bestemming is aangegeven in het Hollandsch Diep;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-6': een lichtopstand.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': een cultuurhistorisch waardevol bouwwerk.

14.3 Ontheffing van de bouwregels
14.3.1 Ten behoeve oprichting kleine gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van doelmatig beheer van de gronden ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 14.2 onder a voor het oprichten van kleine gebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. burgemeester en wethouders winnen, alvorens over de ontheffing te beslissen, schriftelijk advies in bij een natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden door het verlenen van de ontheffing niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast en omtrent eventueel te stellen voorwaarden.

14.4 Aanlegvergunning
14.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen of andere opgaande beplanting;
  • i. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan die niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • j. het scheuren van grasland.

14.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning;

met dien verstande dat onverminderd het bepaalde in sub a tot en met c het verbod als bedoeld in lid 14.4.1 voorts niet van toepassing is op:

  • d. het aanleggen van paden voor zover dit voor een doelmatig beheer noodzakelijk is en voor zover dit voor de waarden van de gronden van geringe betekenis moet worden geacht;
  • e. werken en werkzaamheden ten behoeve van het onderhoud van watergangen en kaden alsmede het baggeren;
  • f. het aanbrengen van leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dit voor de waarden van de gronden van geringe betekenis moet worden geacht.

14.4.3 Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

14.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 14.4.3.

14.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 14.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 15 Natuur-2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor de ontwikkeling van een natuurgebied alsmede voor:

  • a. extensief recreatief medegebruik;
  • b. een paalkampeerterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'pad': uitsluitend ruiter- en fietspaden met een breedte van maximaal 2 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': uitsluitend een winterijsbaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'strand': uitsluitend een (natuur)strand met een lengte en oppervlakte van respectievelijk maximaal 100 m en 0,15 ha;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-1': uitsluitend nieuwe kades van 2 m +NAP;
  • g. wateraanvoer en -afvoer en voor waterberging;
  • h. bijbehorende voorzieningen zoals bruggen, ruiter-, fiets- en wandelpaden, groenvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • i. ter plaatse van een natuurkampeerterrein niet meer dan 5 tenten gelijktijdig aanwezig mogen zijn.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. twee vogelkijkhutten;
  • b. één schuilhut;
  • c. één uitkijktoren;
  • d. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 4 m bedragen;
  • f. in afwijking op het bepaalde in d en e, mag de oppervlakte van de uitkijktoren ten hoogste 20 m² en de bouwhoogte ten hoogste 5,5 m bedragen;
  • g. ten behoeve van de ijsbaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met uitzondering van lichtmasten;
  • h. ten behoeve van het (natuur)strand is geen bebouwing toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

15.3 Ontheffing van de bouwregels

Ten behoeve van de oprichting van een walradar

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van doelmatig beheer van de gronden ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 15.2 voor het oprichten van een walradar, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 18 m;
  • b. de walradar dient landschappelijk en milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. burgemeester en wethouders winnen, alvorens over de ontheffing te beslissen, schriftelijk advies in bij een natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden door het verlenen van de ontheffing niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast en omtrent eventueel te stellen voorwaarden.

15.4 Aanlegvergunning
15.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen of verharden van paden, banen of parkeergelegenheid en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het scheuren of frezen van grasland;
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds aanwezige waterlopen;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • f. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • g. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. diepploegen;
  • j. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds.

15.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 15.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

met dien verstande dat onverminderd het bepaalde in sub a tot en met c het verbod als bedoeld in lid 15.3.1 voorts niet van toepassing is op:

  • d. het aanleggen van paden voor zover dit voor een doelmatig beheer noodzakelijk is en voor zover dit voor de waarden van de gronden van geringe betekenis moet worden geacht;
  • e. werken en werkzaamheden ten behoeve van het onderhoud van watergangen en kaden alsmede het baggeren;
  • f. het aanbrengen van leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dit voor de waarden van de gronden van geringe betekenis moet worden geacht.

15.4.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in lid 15.1 nagestreefde natuurontwikkeling niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor natuurontwikkeling niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of verkleind.

15.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een natuur-, landschaps- en cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 15.3.3.

15.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 15.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

15.5 Sloopvergunning
15.5.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.

15.5.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 15.4.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. zoals bedoeld in artikel 3.20 lid 1 Wro;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

15.5.3 Voorwaarde voor een sloopvergunning

De sloopwerkzaamheden als bedoeld in lid 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de karakteristieke waarden niet worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de monumentdeskundige.

15.5.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 15.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen': volkstuinen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, paden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. per tuin ten hoogste 1 hobbykas en 1 bergplaats toegestaan;
  • b. de hoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • c. de oppervlakte van een bergplaats bedraagt ten hoogste 3 m²;
  • d. de oppervlakte van een hobbykas bedraagt ten hoogste 15 m²;
  • e. het oppervlak aan gebouwen bedraagt ten hoogste 2% van het bestemmingsvlak;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 17 Recreatie - Jachthaven

17.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven met bijbehorend: een botenloods, een restaurant voor zover genoemd in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, een havenwinkel/havenkantoor en een toiletgebouw;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': uitsluitend aanlegsteigers ten behoeve van ten hoogste 355 ligplaatsen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats': tevens een ligplaats voor een woonschip;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en –afvoer en waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' is het innemen van de ligplaats met meer dan 1 woonschip met een hoogte en oppervlakte van meer dan 4 m respectievelijk 60 m² niet toegestaan.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Het woonschip ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' dient uitsluitend als bedrijfswoning gebruikt te worden.

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een regulier kampeerterrein met toeristische standplaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en stacaravans, chalets, trekkershutten, tenthuisjes, een kampeerwinkel en een bedrijfswoning met bijbehorende autoboxen en bergingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning, aan- en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behorende bij de recreatiewoning;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, paden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met dien verstande dat:

  • d. ter plaatse van de aanduiding kampeerterrein tevens een kampeerwinkel is toegestaan alsmede een bedrijfswoning met bijbehorende autoboxen en bergingen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kampeermiddelen en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. indien er blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn hierop bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  • c. verder geldt het volgende:

  max. aantal   max.
oppervlak  
max.
inhoud  
max. diepte   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
kampeermiddelen ter plaatse van de aanduidingen 'kampeerterrein'     per stacaravan/chalet, trekkershut of tenthuisje 55 m²         3,6 m  
vrijstaande of aangebouwde berging ten behoeve van kampeermiddelen ter plaatse van de aanduidingen 'kampeerterrein'   één per standplaats   10 m²         3,6 m  
overkapping mits vast en over volledige lengte ten behoeve van kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'         2,5 m      
bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'
waarvan:
- kampeerwinkel

- bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen bijgebouwen en overkappingen  




één per bouwvlak
één per bouwlak  




30 m²

 






750 m³
 
 



4 m

4 m  
 
recreatiewoningen inclusief aan-, uit- en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'   één per bouwvlak, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven   75 m²       3 m   4,5 m
 
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde             3 m  
erf- of terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
         




1 m
2 m  

18.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. het is verboden een recreatiewoning te gebruiken voor permanente bewoning;
  • b. op kampeerterreinen met de aanduidingen 'kampeerterrein' is kamperen gedurende het gehele jaar toegestaan.

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een golfbaan met bijbehorende voorzieningen zoals een clubgebouw, bergruimten, afslagplaats en driving range en daaraan ondergeschikt een tennisbaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege': uitsluitend een manege;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport-voormalig bedrijfscomplex': een voormalig bedrijfscomplex;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'manege' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is de bouw van een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • d. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max.
oppervlak  
max.
inhoud  
max.
goothoogte  
max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     750 m³   6 m    
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege'     80% van het bouwvlak     4 m    
overige gebouwen         6 m    
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlak
- overige plaatsen  
       

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

  • e. met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport-voormalig bedrijfscomplex' geldt het volgende:
    • 2. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 3. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 4. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
    • 5. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    • 6. van het bepaalde onder 2 kan worden afgeweken indien voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m².

Artikel 20 Tuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen alsmede voor:

  • ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': een meerdaags evenement dat ten hoogste 1 keer per jaar plaatsvindt.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 21 Verkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden en bermen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-1' tevens bedoeld voor ondergrondse spoorwegdoeleinden alsmede voor de daarbij behorende spoortechnische-, veiligheids-, bereikbaarheids- en elektronische voorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-1' mag ondergronds uitsluitend een tunnel worden gebouwd en op het maaiveld ten hoogste drie tunnelschachten met een afzonderlijk oppervlak van 80 m² en een hoogte van ten hoogste 10 m ten opzichte van NAP; de luchtschachten dienen tevens dienst te doen als waterkering.

Artikel 22 Verkeer - Grindpad

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Grindpad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grindpaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m.

22.3 Aanlegvergunning
22.3.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen of andere opgaande beplanting.

22.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 22.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.

22.3.3 Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 22.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

22.3.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 22.3.3.

22.3.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 22.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 23 Verkeer - Railverkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aanleg en beheer van een spoorlijn, bestaande uit twee sporen ten behoeve van een hogesnelheidslijn;
  • b. bij een hogesnelheidslijn behorende spoortechnische-, veiligheids-, bereikbaarheids- en elektronische voorzieningen en gebouwen;
  • c. geluidsafschermende voorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van kruisende infrastructuur;
  • e. voorzieningen ten behoeve van inpassing van de spoorlijn;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van tunnelgebouwen bedraagt ten hoogste 9,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. de bouwhoogte van geluidsschermen bedraagt ten hoogste 3 m ten opzichte van bovenkant spoor;
  • d. de hoogte van draagconstructies voor een bovenleiding bedraagt ten hoogste 10 m ten opzichte van bovenkant spoor;
  • e. de bouwhoogte van een wegviaduct ten behoeve van verkeersdoeleinden bedraagt ten hoogste 3,5 m ten opzichte van NAP;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 15 m.

Artikel 24 Water -1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer te water;
  • b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. dammen en bruggen.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van steigers, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van scheepvaartverkeer bedraagt ten hoogste 12 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

24.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 24.2 voor de bouw van (aanleg)steigers met inachtneming van het volgende:

  • a. bij het inpassen van een aanlegsteiger dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • b. de afstand van de oever tot het uiteinde van de steiger bedraagt ten hoogste 1,5 m.

Artikel 25 Water-2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het verkeer te water;
  • b. de wateraanvoer, -afvoer en -berging;
  • c. het behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden van de watergangen en oevers;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats': tevens een ligplaats voor een woonschip;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ponton': tevens een loopbrug en drijvend ponton.

25.2 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' een ligplaats voor ten hoogste 1 woonschip met een hoogte van ten hoogste 2,9 m;

a1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ponton' een ponton en loopbrug met een oppervlakte van ten hoogste 24 m²;

  • b. voor het overige geldt dat in, op of boven deze gronden niet mag worden gebouwd.

25.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 25.2 sub b ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn voor het beheer van de gronden met dien verstande dat:

  • a. ontheffing niet mag worden verleend, indien hierdoor de in lid 25.1 sub c bedoelde waarden worden of kunnen worden aangetast, tenzij door het stellen van voorwaarden of anderszins zodanige aantasting kan worden voorkomen dan wel voorkomen kan worden dat de mogelijkheden voor herstel van die waarden worden verkleind;
  • b. ontheffing als bedoeld in artikel 3.22 van de Wet ruimtelijke ordening kan ten aanzien van de in lid 25.1 bedoelde gronden niet worden verleend;
  • c. burgemeester en wethouders winnen, alvorens over de ontheffing te beslissen, schriftelijk advies in bij een natuur- en landschapsdeskundige omtrent de gevolgen van de ontheffing, het behoud en/of herstel van de landschappelijke en natuurwaarden van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden.

25.4 Aanlegvergunning
25.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • f. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.

25.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 25.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.

25.4.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschaps- en natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

25.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 25.4.3.

25.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 25.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 26 Wonen

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel en daarmee vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan of ten gerieve van publiek, zoals cafés, restaurants en kapsalons, alsmede daarbij behorende magazijnruimten en werkplaatsen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens kleinschalige horeca in de vorm van een theetuin;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1': twee woningen inclusief erven alsmede voor het grootste gebouw: een woning met een oppervlak van 310 m², een bed & breakfast met een oppervlak van 90 m², een kantoorruimte met een oppervlak van 30 m² en een expositie- en tentoonstellingsruimte met een oppervlak van 212 m²;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex': een voormalig bedrijfscomplex;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. bed & breakfast met een maximum van 2 kamers en 5 bedden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig bedrijfscomplex' de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
    • 1. verkoop aan huis van streekeigen producten, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 2. wandel-, fiets- of ruiterpaden over het boerenland;
    • 3. bed & breakfast met een maximum van 2 kamers en 5 bedden;
    • 4. boerengolf voor zover het gebruiksoppervlak van bebouwing ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 20.000 m²;
    • 5. natuur- en milieueducatierondleidingen voor zover het gebruiksoppervlak van bebouwing ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan het gehele boerenland;

met dien verstande dat:

  • h. boerengolf niet is toegestaan op gronden grenzend aan percelen met de bestemming AW-NLW, gelegen in Polder het Oudeland;

h1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijgebouw' ook, in

tegenstelling tot het bepaalde in lid 1.30 en 1.33, bijgebouwen niet behorende tot

een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw zijn toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. voorzieningen zoals erven, paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen woningen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. bij een combinatie van nevenfuncties het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer mag bedragen dan 500 m²;
  • c. indien er blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn hierop bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  • d. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max.
inhoud/oppervlakte  
max.
goot- hoogte  
max. bouwhoogte   min. afstand  
woningen exclusief aan-, uit- en bijgebouwen zonder specifieke bouwaanduiding   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven   650 m³   6 m     tot zijdelingse perceelsgrens: 2 m  
aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen (exclusief ondergrondse bouwlagen) zonder specifieke bouwaanduiding     75 m²   3 m     tot zijdelingse perceelsgrens: 1 m*  
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1'   2   de kleinste woning: 650 m³ (inclusief bijgebouwen)

de grootste woning: 3.340 m³ (exclusief bijgebouwen)  
     
bijgebouwen ten behoeve van de grootste woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1'     65 m² waarvan max. 20 m² voor dierenverblijven   3 m     tot voorste perceelsgrens: 3 m
tot zijdelingse perceelsgrens: 3 m  
woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1'   2   900 m³   3,5 m     tot zijdelingse perceelsgrens: 5 m  
aan- en uitbouwen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1'         3 m    
bijgebouwen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1'         3 m   tot zijdelingse perceelsgrens: 3 m  
woning met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2'   1   100 m²   6 m   9 m   tot zijdelingse perceelsgrens: 3 m  
aan-, uit- bijgebouwen en overkappingen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2'     ten hoogste 50% van bij het hoofdgebouw behorende zij- en of achtererf met een maximum van 75 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlak van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven   3 m   4,5 m   tot voorgevel hoofdgebouw: 3 m  
woning met de specifieke bouwaanduiding-3   één   90 m²   3 m   7 m      
berging met de specifieke bouwaanduiding-3   één   55 m²     3 m      
woningen exclusief aan-, uit-, en bijgebouwen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-5'   één   1.100 m³   3 m        
aan-, uit-, en bijgebouwen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-5'     65 m² waarvan ten hoogste 20 m² ten behoeve van dierenverblijven          
bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen)         2 m    
terreinafscheidingen         3 m    

* Indien er sprake is van een twee-onder-een-kapwoning is deze afstand niet van toepassing aan de zijde waar de woningen aan elkaar grenzen.

met dien verstande dat:

  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand': woningen vrijstaand dienen te zijn;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
    • 4. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    • 5. van het bepaalde onder 2 kan worden afgeweken indien voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m².

26.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26.2 sub d teneinde de maximale inhoudsmaat van woningen te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing is uitsluitend van toepassing op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex':
  • b. het vergroten van de inhoudsmaat is uitsluitend toegestaan indien de overschrijding het gevolg is van het bij de woning betrekken van een nog niet voor bewoning gebruikt gedeelte van een voormalige boerderij waarvan de huidige woning deel uitmaakt;
  • c. het vergroten van de inhoudsmaat dient bij te dragen aan het behoud van typerende boerderijen.

26.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de betrokken woning met een maximum van 80 m² met inachtneming van het volgende:
    • 1. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 2. ten behoeve van de gewijzigde functie geen extra parkeergelegenheden noodzakelijk zijn;
    • 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. degene die de activiteiten verricht dient tevens de gebruiker van de eigenlijke woning te zijn;
  • b. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • c. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
  • d. opslag van goederen ten behoeve van neven en vervolgfuncties met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • e. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

26.5 Ontheffing van de gebruiksregels
26.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26.1 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties ter plaatse gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex', met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing kan verleend worden voor de volgende nevenfuncties:
    • 1. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension (inclusief paardenbak), voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 800 m²;
    • 2. kano- (roei of elektrisch), boot- of fietsenverhuur, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. kleinschalige horecagelegenheid voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 4. theetuin, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 50 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 5. sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie), voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit (afhankelijk van al dan niet nachtverblijf) niet meer bedraagt dan 50-200 m²;
    • 6. windenergie, windturbines tot 15 m totale hoogte (inclusief wieken)  ), maximaal 1 per voormalig bedrijfscomplex;
    • 7. kinderboerderij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
    • 8. kampeerboerderij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²
    • 9. kleinschalig kamperen, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m², het aantal kampeereenheden niet meer bedraagt dan 25 en maximaal 0,5 ha van de onbebouwde gronden in gebruik is;
    • 10. survivalactiviteiten, excursiebedrijf; voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 11. museum/tentoonstellingsruimte, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 12. dierenpension, hondenfokkerij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    • 13. niet-agrarisch verwante detailhandel voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
  • b. de activiteiten genoemd onder sub a punt 6 t/m 13 zijn niet toegestaan op gronden grenzend aan percelen met de bestemming AW-NLW, gelegen in Polder het Oudeland;
  • c. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in sub a en c geldt de nevenfuncties: survivalactiviteiten, excursiebedrijf en sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie) dat het gehele boerenland in gebruik mag worden genomen met dien verstande dat mogelijkheden op het boerenland ten behoeve van survivalactiviteiten en excursiebedrijf dienen beoordeeld te worden op de aspecten ecologie (verstoring), landschap en milieubeschermingsgebieden;
  • e. kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot 1 november;
  • f. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsgebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m²;
  • g. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • i. door het verlenen van de ontheffing mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • j. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • k. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • l. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • m. een verzoek om ontheffing ten behoeve van de nevenfunctie 'windenergie/windturbines' wordt ter toetsing voorgelegd aan een landschaps- en natuurdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder h wordt voldaan.

26.5.2 Ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26.1 en artikel 44 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke van tijdelijke aard is;
  • b. per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;
  • c. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd;
  • d. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 26.2;
  • e. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;
  • f. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • g. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

26.6 Sloopvergunning
26.6.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.

26.6.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 26.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. zoals bedoeld in artikel 3.20 lid 1 Wro;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

26.6.3 26.6.73 Voorwaarde voor een sloopvergunning

De sloopwerkzaamheden als bedoeld in lid 26.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de karakteristieke waarden niet worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de monumentdeskundige.

26.6.4 26.6.74 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 26.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 27 Leiding - Gas-1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas-1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een propyleenleiding met een diameter van ten hoogste 35 inch en een druk van ten hoogste 15 bar.

27.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

27.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 27.2 onder b. Ontheffing wordt verleend indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

27.4 Aanlegvergunning
27.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas-1' in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren.

27.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 27.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning;
  • e. betrekking hebben op de aanleg van de propyleenleiding zelf.

27.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

27.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 27.4.3.

27.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 27.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 28 Leiding - Gas-2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas-2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een propyleenleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 100 bar.

28.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

28.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 28.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

28.4 Aanlegvergunning
28.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas-2' in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren.

28.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 28.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning;
  • e. betrekking hebben op de aanleg van de propyleenleiding zelf.

28.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

28.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 28.4.3.

28.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 28.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 29 Leiding - Gas-3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas-3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een stikstofleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 64 bar.

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

29.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 29.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

29.4 Aanlegvergunning
29.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas-3' in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren.

29.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 29.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning;
  • e. betrekking hebben op de aanleg van de stikstofleiding zelf.

29.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

29.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 29.4.3.

29.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 29.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 30 Leiding - Gas-4

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas-4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 48 inch en een druk van ten hoogste 80 bar.

30.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

30.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 30.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) en een acceptabel extern veiligheidsniveau door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

30.4 Aanlegvergunning
30.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas-4' in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen die dieper wortelen dan 1,25 m;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair voor zover bouwvergunningvrij;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen, waaronder het opslaan van afvalstoffen.

30.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 30.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning;
  • e. betrekking hebben op de aanleg van de aardgastransportleiding zelf.

30.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

30.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 30.4.3.

30.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 30.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 31 Leiding - Gas-5

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas-5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een ethyleenleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 15 bar.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

31.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 31.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

31.4 Aanlegvergunning
31.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas-5' zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren.

31.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 31.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 31.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

31.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 31.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

31.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 31.4.3.

31.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 31.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 32 Leiding - Hoogspanningsverbinding -1

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding-1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 50 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

32.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 32.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

32.4 Aanlegvergunning
32.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding-1' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

32.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 32.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

32.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

32.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 32.4.3.

32.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 32.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding-2

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding-2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 50 kV.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 50 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

33.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 33.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

33.4 Aanlegvergunning
33.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding-2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

33.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 33.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 33.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

33.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 33.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

33.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 33.4.3.

33.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 33.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 34 Leiding - Leidingstrook

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Leidingstrook' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor ondergrondse leidingen.

34.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend worden gebouwd meet- en regelstations met een goothoogte van ten hoogste 2,5 m en een inhoud van ten hoogste 50 m³ per gebouw en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

34.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 34.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

34.4 Aanlegvergunning
34.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

34.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 34.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 34.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.

34.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 34.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

34.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 34.4.3.

34.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 34.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 35 Leiding - Olie-1

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie-1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een olietransportleiding met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 43 bar.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

35.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 35.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

35.4 Aanlegvergunning
35.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Olie-1' zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren.

35.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 35.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 35.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

35.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 35.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

35.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 35.4.3.

35.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 35.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 36 Leiding - Olie-2

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie-2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een olietransportleiding met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 62 bar.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

36.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 36.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

36.4 Aanlegvergunning
36.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Olie-2' zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren.

36.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 36.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 36.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

36.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 36.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

36.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 36.4.3.

36.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 36.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 37 Leiding - Olie-4

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie-4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een olietransportleiding met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 52 bar.

37.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

37.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 37.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

37.4 Aanlegvergunning
37.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Olie-4' zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren.

37.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 37.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 37.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

37.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 37.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

37.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 37.4.3.

37.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 37.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 38 Leiding - Olie-5

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie-5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een K1 vloeistofleiding met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 80 bar.

38.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

38.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 38.2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

38.4 Aanlegvergunning
38.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Olie-5' zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren.

38.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 38.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 38.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

38.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 38.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

38.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 38.4.3.

38.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 38.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 39 Waarde - Archeologie

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

39.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

39.3 Aanlegvergunning
39.3.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

39.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 39.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 39.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

39.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 39.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

39.3.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 39.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 40 Waterstaat

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterhuishouding (anders dan met behulp van dijken).

40.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 40.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

40.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 40.2 sub c. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens het verlenen van ontheffing winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Rijkswaterstaat omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 41 Waterstaat - Waterkering

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor waterkeringdoeleinden zoals dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

41.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 41.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

41.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 41.2 sub c. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens het verlenen van ontheffing winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 42 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 43 Algemene bouwregels

43.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:
    • 1. artikel 11 lid 11.2 sub c onder 5;
    • 2. artikel 19 lid 19.2 sub e onder 5;
    • 3. artikel 26 lid 26.2 sub f onder 5.

43.2 Afstanden van woningen tot wegen
  • a. Ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging of ontheffing of herbouw van een woning elders op een bouwvlak, mag de afstand van de woning (inclusief aanbouwen) tot de as van de weg - ter beperking van geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan in onderstaande tabel aangegeven afstand.

Contouren geluidsbelasting (4,5 m maatgevende hoogte)

wegvak   afstand 48 dB-contour 1)  
N491 (Trambaan)   237 m  
Hoekseweg   73 m  
Groot Cromstrijensedijk   27 m  
Strijensedijk   32 m  
Kooilandsedijk   20 m  
Keizersdijk   9 m  
Schelpweg   25 m  
Randweg Oost (OB-dijk-Sportlaan)   149 m  
Randweg Oost (Sportlaan-Schelpweg)   144 m  
Randweg Zuid (Schelpweg-LvE III)   32 m  
Randweg Zuid (LvE III-Wielweg)   28 m  
Randweg Zuid (Wielweg-Weelsedijk)   25 m  
Rijksweg A16   615 m  
Overige wegen   17 m  

1) Alle waarden met aftrek volgens artikel 110g Wgh.

  • b. Nieuwe woningen ingevolge planwijziging of ontheffing mogen op een kleinere afstand worden gebouwd dan in sub a en de in sub a opgenomen tabel is aangegeven, indien:
    • 1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    • 2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden.
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a en de tabel teneinde herbouw van woningen toe te staan op een kleinere afstand, indien:
    • 1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    • 2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden.

43.3 Afstanden gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten:

  inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
minimumafstand tot objecten categorie I en II   100 m   50 m  
minimumafstand tot objecten categorie III, IV en V   50 m   25 m  

43.4 Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten:

soort objecten   aan te houden afstand  
  indien kassen voor 1 mei 1996 zijn opgericht (met inbegrip van eventuele uitbreidingen)   indien kassen na 30 april 1996 zijn opgericht  
categorie I   25 m   50 m  
categorie II   10 m   25 m  

43.5 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

43.6 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds hoofdgebouw;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

Artikel 44 Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 45 Algemene aanduidingsregels

45.1 Veiligheidszone - munitie

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' de volgende regels:

45.1.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in deze gronden, vanwege het explosiegevaar, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het heien in de bodem;
  • d. het bewerken van de bodem met drilboren.

45.1.2 Uitzonderingen op aanlegverbod

Het verbod van lid 45.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming(en) betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

45.1.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 45.1.1 zijn slechts toelaatbaar, indien deze worden uitgevoerd in het kader van het bergen/saneren van de aanwezige explosieven of indien door initiatiefnemer is aangetoond dat er geen sprake is van explosiegevaar.

45.2 Geluidszone - industrie

In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' de volgende regel:

  • het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan binnen een zone industrielawaai.

Artikel 46 Algemene ontheffingsregels

46.1 Ten behoeve van afwijkende maten/overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend – ontheffing verlenen van de planregels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

46.2 Ten behoeve van tijdelijk kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van tijdelijke kampeerterreinen met inachtneming van het volgende:

  • a. tijdelijk kamperen dient plaats te vinden ten behoeve van een evenement of er dient sprake te zijn van kamperen in groepsverband met een gemeenschappelijk doel;
  • b. tijdelijk kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot 1 november;
  • c. op het tijdelijke kampeerterrein is het plaatsen van vaste kampeermiddelen zoals stacaravans en chalets niet toegestaan;
  • d. tijdelijk kamperen is niet toegestaan op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden'.

46.3 Ten behoeve van het veranderen of vergroten van de inhoudsmaat

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het veranderen of de vergroting van de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing met de specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek' om het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te stimuleren, met inachtneming van het volgende:

  • ontheffing voor het vergroten van de maximale inhoudsmaat wordt uitsluitend verleend indien en voor zover de woning deel uitmaakt van een cultuurhistorisch pand, voor zover de bestaande afmetingen van dat gebouw niet worden uitgebreid en het karakter van het pand in stand blijft.

Artikel 47 Algemene wijzigingsregels

47.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

47.2. Veiligheidszone - munitie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Veiligheidszone - munitie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • de ter plaatse aanwezige munitie geruimd is.

Artikel 48 Algemene procedure regel

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:

  • a. het ontwerpbesluit tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  • b. de burgemeester maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kan eenieder bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

49.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

49.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied'.