direct naar inhoud van Regels
Plan: Middelweg 13, Rockanje - Ruigendijk,Tinte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.bpVPKMiddelweg-0100

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Middelweg 13, Rockanje - Ruigendijk,Tinte van de gemeente Westvoorne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0614.bpVPKMiddelweg-0100 met de bijbehorende regels.

1.3 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage levert aan de inkomensvorming.

1.7 agrarisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de agrarische bedrijfsvoering.

1.8 akkerbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het telen van akkerbouwgewassen in de open grond.

1.9 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 as van de weg

de as van de weg ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 beleidsregel Bed and Breakfast en Gastenverblijven

de door het college van B&W op 12 april 2016 vastgestelde 'beleidsregel Bed and Breakfast en Gastenverblijven', dan wel de opvolger van die beleidsregel.

1.17 beroepsmatige activiteiten in een woning

het in een woning door een bewoner, al dan niet in samenwerking met anderen, op beroepsmatige wijze verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bestaande bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of nog kunnen komen en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand, in ruimtelijk en functioneel opzicht van de hoofdbouwmassa te onderscheiden gebouw, ten dienste van de functie van de hoofdbouwmassa.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 burgerwoning

woningen binnen de bestemming Wonen.

1.31 cultuurhistorische waarde

belang in geschiedkundig opzicht; onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het occupatiepatroon en de bebouwing.

1.32 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.33 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw die zich boven de dakgoot bevindt en deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt, waarbij de onderzijden van de constructie in een of meerdere dakvlakken van het dak zijn geplaatst.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 extensieve recreatie

vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en vissen.

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het telen van tuinbouwgewassen hoofdzakelijk in kassen, al dan niet op substraatbasis.

1.38 graasdierbedrijf

een agrarisch bedrijf dat afhankelijk is van grasland vanwege het houden van rundvee, schapen of grasverkoop.

1.39 geluidzone-industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.40 hoofdbouwmassa

hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw aangebouwde overkappingen tezamen, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.41 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.42 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen, geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.43 kamperen

recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen.

1.44 kassen

agrarische bedrijfsgebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.

1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door een bewoner, al dan niet in samenwerking met anderen, op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals een kapsalon, een nagelstudio of een hoefsmid, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de aard en omvang van de activiteiten zodanig zijn dat deze geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.46 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.47 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, functiegebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodaties en het houden van wedstrijden en/of andere met de paardensport samenhangende evenementen.

1.48 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE)

economische maatstaf voor het bepalen van de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven.

1.49 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.50 onderkomen

voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, kampeermiddel en soortgelijk verblijfsmiddel, voor zover deze niet als bouwwerk is aan te merken.

1.51 open grond tuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het telen van tuinbouwgewassen in de open grond.

1.52 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.53 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.54 paardenhouderij

het houden van paarden en pony's ten behoeve van:

  • a. het produceren van deze dieren, geschikt voor bepaalde taken zoals hengstenstations, opfokbedrijven, handelsstallen en africht- en trainingsstallen (productiegerichte paardenhouderij);
  • b. het gebruiken van dieren, zoals ten behoeve van pensionstallen, verhuurbedrijven, rijscholen en maneges (gebruiksgerichte paardenhouderij).

1.55 peil
  • a. in het geval van gebouwen:
    • 1. indien de afstand van een gebouw tot de kant van de openbare weg meer dan 5 m bedraagt: de afgewerkte beganegrondvloer met een maximum van 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, vóór het eventueel bouwrijp maken van dit terrein;
    • 2. indien de afstand van een gebouw tot de kant van de openbare weg ten hoogste 5 m bedraagt: de afgewerkte beganegrondvloer met een maximum van 30 cm boven de gemiddelde hoogte van de kruin van de weg, ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. in het geval van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. indien de afstand van het bouwwerk tot de kant van de openbare weg meer dan 5 m bedraagt: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, vóór het eventueel bouwrijp maken van dit terrein;
    • 2. indien de afstand van het bouwwerk tot de kant van de openbare weg ten hoogste 5 m bedraagt: de gemiddelde hoogte van de kruin van de weg, ter plaatse van het bouwwerk.

1.56 permanente bewoning

onder permanente bewoning wordt verstaan het gebruik als hoofdverblijf.

1.57 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.

1.58 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen.

1.59 volwaardig (agrarisch bedrijf)

een agrarisch bedrijf met een arbeidsomvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf; bij de beoordeling van volwaardigheid zijn belangrijk: arbeidsinkomen, veebezetting, grondareaal, totale omvang en tijdsbesteding en de verwachte ontwikkeling van deze factoren in de (nabije) toekomst.

1.60 voorgevel

de gevel(s) van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.61 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.62 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouwintensiveringsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouwintensiveringsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw':
    • 1. volwaardige glastuinbouwbedrijven;
    • 2. volwaardige akkerbouwbedrijven;
    • 3. graasdierbedrijvenen;
    • 4. opengrond tuinbouwbedrijven ;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. water en groen;
  • f. de bij deze bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Kassen en bedrijfsgebouwen
  • a. kassen en bedrijfsgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van kassen per bouwvlak bedraagt ten hoogste:
    • 1. 100 m² voor bedrijven zoals bedoeld in lid 3.1 sub b onder 2, 3 en 4;
    • 2. de met de aanduiding 'maximum aantal hectare glas' aangegeven oppervlakte, voor bedrijven zoals bedoeld in lid 3.1 sub b onder 1;
  • c. de afstand van kassen en bedrijfsgebouwen tot de as van de Aelbrechtsweg en de Ruigendijk bedraagt ten minste 30 m;
  • d. de afstand van kassen en bedrijfsgebouwen tot de hoofdbouwmassa van woningen binnen de bestemming Wonen, zoals aanwezig op moment van inwerkingtreding van dit plan en overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bedraagt ten minste 25 m;
  • e. met betrekking tot de hoogtematen gelden de regels zoals in onderstaande tabel bepaald:

type bouwwerk   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
1. overige kassen   7,5 m   9 m  
2. bedrijfsgebouwen   7,5 m   9 m  

  • f. in afwijking van sub a mogen kassen ten behoeve van de onder lid 3.1 sub b onder 1 genoemde bedrijven buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de kassen aaneengesloten en vanuit het bouwvlak worden gebouwd.

3.2.2 Overige bouwwerken
  • a. met betrekking tot:
    • 1. de afstand van overige bouwwerken tot de as van de weg en;
    • 2. de afstand van overige bouwwerken tot de hoofdbouwmassa van woningen binnen de bestemming Wonen, zoals aanwezig op moment van inwerkingtreding van dit plan en overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

gelden ten minste de afstanden zoals in onderstaande tabel bepaald:

type bouwwerk
 
uit de as van:
- Aelbrechtsweg
- Ruigendijk  
afstand tot hoofdbouwmassa burgerwoning  
- hoofdbouwmassa bedrijfswoning
- vrijstaande overkappingen
- bijgebouwen bij bedrijfswoning  
10 m   -  
- mestsilo's, sleufsilo's, voedersilo's, WKK's, kooldioxidetanks, warmwatertanks, watersilo's, waterbassins (1), mestplaten, mestzakken;
- overige glastuinbouw gerelateerde bouwwerken;
- overige bouwwerken, niet zijnde erfafscheidingen en gemaaltjes  
30 m   25 m  

(1) waterbassins (voor zover een bouwwerk zijnde in de zin de van de Woningwet).

  • b. met betrekking tot hoogtematen, oppervlaktematen en situering, en met inachtneming van hetgeen bepaald in sub a, gelden de regels zoals in onderstaande tabel bepaald:
type bouwwerk   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   max. totaal oppervlakte   locatie  
hoofdbouw- massa
bedrijfswoning  
4 m   9 m   190 m² (inclusief bijgebouwen en vrijstaande overkappingen)   binnen het bouwvlak  
bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning   3 m   4,5 m   190 m² (inclusief hoofdbouwmassa bedrijfswoning)   binnen het bouwvlak  
mestsilo's     7,5 m     binnen het bouwvlak  
sleufsilo's     2,5 m     binnen het bouwvlak  
sleufsilo's     2,5 m   200 m²   buiten het bouwvlak (1)  
WKK's     5 m     binnen het bouwvlak (2)  
voedersilo's     12 m     binnen het bouwvlak en aangrenzend aan stal of bedrijfsruimte  
kooldioxide- tanks/ warmwater- tanks     12 m     binnen het bouwvlak  
watersilo's     5 m     binnen het bouwvlak (2)  
waterbassins (3)     5 m     binnen het bouwvlak (2)  
mestplaten/ mestzakken     2,5 m   50 m² ten behoeve van agrarische bedrijven, en 20 m² ten behoeve van particulier gebruik   binnen het bouwvlak (2)  
overige glastuinbouw- gerelateerde bouwwerken     5 m     binnen het bouwvlak (2)  
overige bouwwerken     5 m     binnen het bouwvlak  
overige bouwwerken     1,5 m     buiten het bouwvlak  

(1) buiten het bouwvlak, mits direct grenzend aan het bijbehorende bouwvlak.

(2) mogen tevens direct grenzend aan het bijbehorende bouwvlak worden gesitueerd, dan wel - indien dit niet mogelijk is vanwege gerealiseerde bebouwing buiten het bouwvlak - direct grenzend aan deze bebouwing.

(3) waterbassins (voor zover een bouwwerk zijnde in de zin de van de Woningwet).

  • c. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

3.2.3 Algemeen

Nieuwe bebouwing is uitsluitend toegestaan indien deze noodzakelijk is voor een volwaardig bedrijf.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Advies

Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of vernieuwen van een bedrijfsgebouw, waaronder kassen, of het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid te beslissen, kunnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de agrarische deskundige met betrekking tot de vraag, of het bouwplan in overeenstemming is met de toegestane bedrijfsvoering en voor de bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf noodzakelijk is, een en ander gelet op:

  • a. de volwaardigheid van het bedrijf;
  • b. de omvang van het bedrijf naar oppervlakte van Nederlandse Grootte Eenheden (NGE's);
  • c. de continuïteit van het bedrijf, mede gelet op de leeftijd van de aanvrager en/of de opvolgingssituatie;
  • d. het beroep van de aanvrager en het al dan niet hebben van een volledige dagtaak in het betreffende bedrijf.

3.3.2 Geen advies

Advies als bedoeld in lid 3.3.1 behoeft niet te worden ingewonnen, indien het bouwplan betrekking heeft op:

  • a. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tenzij lid 3.4.1van toepassing is;
  • b. vernieuwing, verandering of uitbreiding van een bedrijfswoning, ten dienste van het bedrijf waarvan die woning deel uitmaakt;
  • c. de oprichting of vergroting van overige bedrijfsgebouwen, waaronder kassen met een oppervlak van 200 m² of minder;
  • d. herbouw van door een calamiteit verwoeste gebouwen of silo's ter voortzetting van het betrokken bedrijf.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het vereiste dat binnen het bouwvlak moet worden gebouwd, zoals bepaald in lid 3.2.1 sub a en lid 3.2.2 sub b, indien:

  • a. de overschrijding van het bouwvlak voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. de overschrijding niet meer bedraagt dan 25% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  • c. de overschrijding wordt gerealiseerd in een vanuit landschappelijk oogpunt geschikte richting.

3.4.2 Afstand tot weg/burgerwoning voor waterbassins

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a en bepalen dat:

  • a. waterbassins tot 10 m afstand van de as van de weg mogen worden gesitueerd;
  • b. waterbassins tot 3 m afstand van de grens van woonbestemmingen mogen worden gesitueerd, waarbij de geldende afstandsmaat tot de as van de weg in acht wordt genomen;

mits deze landschappelijk worden ingepast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak wordt ten hoogste één agrarisch bedrijf gevestigd;
  • b. uiterlijk 1 jaar na de eerste ingebruikname van één of meerdere gebouwen binnen de bestemming Agrarisch - Glastuinbouwintensiveringsgebied dient ter plaatse van de aanduiding 'groen' een afscherming met opgaande, streekeigen beplanting te zijn aangelegd en in stand te worden gehouden;
  • c. de hoogte van waterbassins bedraagt niet meer dan 5 m;
  • d. de afstand tussen waterbassins en de as van:
    • 1. de Aelbrechtsweg en de Ruigendijk bedraagt ten minste 30 m;
  • e. de afstand tussen waterbassins en de hoofdbouwmassa van woningen binnen de bestemming Wonen, zoals aanwezig op moment van inwerkingtreding van dit plan en overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bedraagt ten minste 25 m;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen binnen het bouwvlak is toegestaan onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 5 kampeermiddelen per bouwvlak worden geplaatst en
    • 2. het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober plaatsvindt;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub f is het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen buiten het bouwvlak toegestaan, indien is aangetoond dat hiertoe binnen het bouwvlak geen mogelijkheden bestaan;
  • h. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning is niet toegestaan;
  • i. beroepsmatige activiteiten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn in bedrijfswoningen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 50 m² van het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa bedraagt;
    • 3. bijgebouwen niet voor deze activiteiten worden aangewend;
    • 4. er wordt geparkeerd op eigen terrein;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • de geldende bestemming;
      • de belangen van in de nabijheid gelegen agrarische bedrijven;
      • de beleidsdoelstellingen met betrekking tot landschappelijke en/of natuurwaarden;
    • 7. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd aan de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit gerelateerde en daaraan ondergeschikte detailhandel.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afstand tot weg/burgerwoning voor waterbassins

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub d en e en bepalen dat:

  • a. waterbassins tot 10 m afstand van de as van de weg mogen worden gesitueerd;
  • b. waterbassins tot 3 m afstand van de grens van woonbestemmingen mogen worden gesitueerd, waarbij de geldende afstandsmaat tot de as van de weg in acht wordt genomen;

mits deze landschappelijk worden ingepast.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vermeerdering en vermindering, verplaatsing oppervlakte kassen

I Wijzigingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwintensiveringsgebied' wijzigen door:

  • a. het ten hoogste toegestane oppervlakte aan kassen, zoals bedoeld in lid 3.2.1 sub b onder 2, te vermeerderen en/of te verminderen;
  • b. de functieaanduiding 'glastuinbouw' te verwijderen;
  • c. de situering, omvang en vorm van bouwvlakken ten behoeve van het bepaalde in sub a en b te wijzigen, te vergroten of te verkleinen en bouwvlakken te verwijderen;
  • d. bouwvlakken aan elkaar te koppelen of los te koppelen en hiertoe de benodigde regels te stellen;
  • e. bouwvlakken met de aanduiding 'glastuinbouw' inclusief alle aanduidingen geheel of gedeeltelijk te verplaatsen binnen de bestemming A-GTI;
  • f. het toegestane aantal bedrijfswoningen ten behoeve van het bepaalde in sub a en b te vermeerderen of te verminderen;
  • g. nieuwe bouwvlakken te definiëren met de aanduiding 'glastuinbouw';
  • h. onverminderd het bepaalde in sub a ten behoeve van het bepaalde in sub b, e en g de maximale oppervlakte aan toegestane kassen te bepalen;
  • i. ten behoeve van het bepaalde in sub g nieuwe bedrijfswoningen toe te staan.

II Voorwaarden voor wijziging

Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 3.7.1 onder I wordt het volgende in acht genomen:

  • a. bij vermeerdering van het toegestane oppervlak aan kassen (ofwel door een nieuw bouwvlak, ofwel door toevoeging aan een bestaand bouwvlak) , wordt elders binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwintensiveringsgebied' ten minste dezelfde hoeveelheid van het toegestane oppervlak aan kassen verminderd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a kan, zonder dat elders binnen het plangebied hetzelfde oppervlak aan kassen wordt verminderd, het toegestane oppervlak aan kassen worden vermeerderd met:
    • 1. ten hoogste netto 12 ha overeenkomstig het Binnenduinrandconvenant, en/of
    • 2. ten hoogste netto 4 ha, indien de uitbreiding van kassen gepaard gaat met sanering van dezelfde hoeveelheid kassen in het buitengebied;
  • c. nieuwe of verplaatste bouwvlakken worden zo veel mogelijk langs de weg gesitueerd;
  • d. indien het toegestane oppervlak aan kassen per bouwvlak, zoals aanwezig op moment van inwerkingtreding van dit plan, wordt vermeerderd, bedraagt, in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 sub d, de afstand tussen deze kassen (dus alleen voor die kassen die een vermeerdering vormen op hetgeen zonder wijziging is toegestaan) en de grens van de bestemming Wonen 25 m;
  • e. indien een nieuw bouwvlak wordt gedefinieerd bedraagt de afstand tussen kassen die vanuit het nieuwe bouwvlak worden opgericht en de grens van de bestemming Wonen 25 m;
  • f. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per in totaal 5 ha aan kassen;
  • g. bij de toevoeging van kassen op basis van de wijzigingsbevoegdheid wordt, ter compensatie van toename van verhard oppervlak,  voorzien in een - in overleg met de waterbeheerder te bepalen - waterberging, waarbij de bergingscapaciteit van de waterbassins wordt vergroot, extra oppervlaktewater wordt gerealiseerd of de waterberging anderszins wordt gewaarborgd;
  • h. artikel 3 blijft voor het overige van toepassing.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken en, busstroken;
  • b. verblijfsgebied, met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van gebouwen zoals bedoeld onder a bedraagt ten hoogste 25 m² per gebouw;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen beroepsmatige activiteiten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', mede een doorgaand voet-, fiets- of ander langzaam verkeer-verbinding;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Hoofdbouwmassa
  • a. de hoofdbouwmassa wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
  • c. in afwijking van het onder b gestelde, mag ter plaatse van het aanduidingsvlak van de aanduiding 'maximumaantal wooneenheden' het aantal woningen ten hoogste het met de aanduiding aangegeven aantal woningen bedragen;
  • d. in afwijking van het onder c gestelde, mag het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aantal 3' ten hoogste 3 bedragen onder voorwaarde dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aantal 1' ten hoogste 1 bedraagt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' worden hoofdgebouwen vrijstaand gebouwd;
  • f. de goothoogte van de hoofdbouwmassa bedraagt ten hoogste 4 m;
  • g. de bouwhoogte van de hoofdbouwmassa bedraagt ten hoogste 10 m;
  • h. de afstand van hoofdgebouwen tot een perceelgrens bedraagt ten minste 3m;
  • i. in geval van vervangende nieuwbouw van de woning mag de voorgevel van de nieuw te bouwen woning ten hoogste 10 m naar voren of naar achteren worden verplaatst ten opzichte van de bestaande voorgevel;
  • j. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen per woning bedraagt ten hoogste 300 m².

5.2.2 Bijgebouwen en vrijstaande overkappingen
  • a. bijgebouwen en vrijstaande overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. bijgebouwen en vrijstaande overkappingen worden ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn opgericht;
  • f. ten aanzien van het maximaal toegestane oppervlak geldt hetgeen bepaald in lid 5.2.1 sub j.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. openluchtzwembaden worden uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn gerealiseerd, met dien verstande dat de afstand van de openluchtzwembaden tot de perceelsgrenzen ten minste 5 m bedraagt;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,25 m;
  • c. de hoogte van erfafscheidingen elders bedraagt 2 m;
  • d. de hoogte van toegangshekken/-palen als onderdeel van de erfafscheiding bedraagt ten hoogste 2,5 m over een breedte van ten hoogste 4 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Hoogte erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3, onder d, om

toegangshekken/-palen met een maximum hoogte van 2,5 m over een grotere breedte dan 4 m toe te

staan, met dien verstande dat:

  • a. afwijken uitsluitend mogelijk is voor toegangshekken/-palen aan de voorzijde van een bouwperceel;
  • b. de breedte van het bouwperceel ten minste 20 m bedraagt;
  • c. de maximum hoogte van 2,5 m als bedoeld in dit lid mag worden toegestaan over ten hoogste 20% van de breedte van het bouwperceel, met een maximum van 10 m.   
5.4 Specifieke gebruiksregel

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning is niet toegestaan;
  • b. beroepsmatige activiteiten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 50 m² van het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa en bijgebouwen bedraagt;
    • 3. bijgebouwen niet voor deze activiteiten worden aangewend;
    • 4. er wordt geparkeerd op eigen terrein;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • de geldende bestemming;
      • de belangen van in de nabijheid gelegen agrarische bedrijven;
      • de beleidsdoelstellingen met betrekking tot landschappelijke en/of natuurwaarden;
    • 7. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd aan de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit gerelateerde en daaraan ondergeschikte detailhandel.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1': een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² én waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,5 m beneden het maaiveld;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2': een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² én waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,4 m beneden het maaiveld;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3': een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² én waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,8 m beneden het maaiveld.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het graven en/of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

6.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m² én niet dieper reiken dan 0,5 m beneden maaiveld;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m² én niet dieper reiken dan 0,4 m beneden maaiveld;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m² én niet dieper reiken dan 0,8 m beneden maaiveld;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. normaal beheer en onderhoud betreffen;
  • h. worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten.

6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
8.2 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
8.3 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.4 Overkappingen, luifels en overstekken

Indien een gebouw voorzien is van een overkapping, wordt het oppervlak onder deze overkapping mede als oppervlakte van het gebouw berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op overkappingen, luifels en dakoverstekken met een diepte van minder dan 1 m.

8.5 Ondergrondse gebouwen

Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming gebouwen toelaatbaar zijn, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak van ondergrondse gebouwen uitsluitend wordt meegerekend bij het bebouwingsoppervlak van bovengrondse gebouwen, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw gelegen zijn.

8.6 Afstandsmaten
8.6.1 Afstanden tot wegen

Tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2 bedraagt de afstand van gebouwen, overkappingen, silo's, tanks en bassins tot de as van de weg ten minste 10 m.

8.6.2 Afstanden tot perceelsgrenzen

Tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2 bedraagt de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zij- en achterperceelsgrenzen ten minste 3 m, met uitzondering van de noordwestelijke (naar de Aelbrechtsweg gekeerde) perceelsgrens van de bestemming Agrarisch - Glastuinbouwintensiveringsgebied aan de Ruigendijk alwaar gebouwen en overkappingen tot in de perceelsgrens gebouwd mogen worden.

8.6.3 Adviesprocedure

In het kader van de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.6.4 onder a kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij de betrokken wegbeheerder omtrent het bepaalde in lid 8.6.4 onder a en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

8.6.4 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 8.6.1 voor verkleining van afstandsmaten, indien de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast, met dien verstande dat de afstandsmaten tot ten hoogste de helft mogen worden verminderd;
  • b. lid 8.6.2 voor het bouwen op kleinere afstand van de zij- en/of achterperceelsgrenzen dan wel op de zij- en/of achterperceelsgrenzen, indien de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Bijzonder gebruiksregels
  • a. Het is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:
    • 1. het storten c.q. lozen en/of het opslaan van bagger, grondspecie, puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    • 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, containers, oude en nieuwe bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen hiervan, afval, puin, zand, grind en brandstoffen;
    • 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
    • 4. paardenbakken, behoudens ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'manege' (artikel 4);
    • 5. het opslaan van mest, anders dan voor de aanwending ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering van de betreffende agrarische bedrijven, maneges en pensionstallingen.
  • b. Onverminderd het bepaalde in sub a is het in ieder geval verboden bouwwerken te gebruiken voor seksinrichting en voor detailhandelsdoeleinden, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan in gevolge de bestemmingsbepalingen.
  • c. het gebruik van woningen ten behoeve van bed & breakfast indien daarvoor maximaal 1 kamer binnen de woning wordt aangewend.
9.2 Uitzonderingen bijzonder gebruiksverbod
  • a. Het in lid 9.1 sub a bepaalde is niet van toepassing op:
    • 1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
    • 2. opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
    • 3. het plaatsen van onderkomens overeenkomstig het bepaalde in de gebruiksbepalingen binnen de bestemmingsbepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels;
    • 4. het opslaan of storten van afvalstoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
    • 5. de stalling van één toercaravan op de bij een woning behorende grond gelegen naast of achter de woning;
  • b. Het in lid 9.1 sub b bepaalde is niet van toepassing op detailhandel in goederen, voor zover zulks een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel vormt van de bedrijfsvoering van de in het plan toegestane bestemmingen.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidzone – industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn - in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen - nieuwe geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder uitsluitend toegestaan indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Maasvlakte - Europoort op de gevels van dit object niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

10.2 Relatie

Bouwvlakken die met de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, dienen te worden aangemerkt als één gezamenlijk bouwvlak.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse grondoppervlakte van ten hoogste 20 m² en een goothoogte van ten hoogste 4 m;
  • b. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15 %. Deze afwijking wordt niet gebruikt ten behoeve van het vergroten van het ingevolge hoofdstuk 2 maximale toegestane oppervlakte aan kassen;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet met meer dan 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.2 Bed and breakfast en gastenverblijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 en/of artikel 9 voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken en/of het oorspronkelijke hoofdgebouw als gastenverblijf of bed & breakfast indien wordt voldaan aan de op moment van aanvraag van toepassing zijnde 'beleidsregelBed and Breakfast en Gastenverblijven'.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemeen
12.1.1 Wijziging nutsvoorzieningen/bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse grondoppervlakte van ten hoogste 40 m² en een goothoogte van ten hoogste 4 m, zulks voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 11, algemene afwijkingsregels, niet kunnen worden gebouwd;
  • b. de wijziging van in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen ten behoeve van de overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag niet met meer dan 15 % worden vergroot.
12.2 Wijziging van waterlopen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Agrarisch - Glastuinbouwintensiveringsgebied', wijzigen in de bestemming 'Water' met inachtneming van het volgende:

  • a. indien een hoofdwatergang (gedeeltelijk) wordt gedempt, mag van de bevoegdheid tot wijziging niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat de watergang voor 100% is gecompenseerd binnen het peilgebied;
  • b. de watertoevoer voor glastuinbouwbedrijven langs de betreffende wegen blijft gewaarborgd;
  • c. indien deze wijziging ertoe leidt dat de bebouwbare oppervlakte voor glastuinbouwbedrijven wordt vergroot, bedraagt de afstand tussen kassen en de grens van woonbestemmingen ten minste 25 m;
  • d. voorafgaande aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid wordt overleg gepleegd met de waterbeheerder.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Middelweg 13, Rockanje - Ruigendijk,Tinte'.