Plan: | Colinslandsedijk 27 Tinte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0614.1211bpColdijk27-0100 |
Op het perceel Colinslandsedijk 27 bevindt zich in de huidige situatie een woning met daarbij een smederij. De eigenaar heeft het voornemen om zijn bedrijf te beëindigen en op de vrijkomende gronden twee extra woningen te realiseren. Het op dit moment geldende bestemmingsplan laat op deze locatie één woning en deze specifieke bedrijfsbestemming toe.
Om aan het verzoek tegemoet te komen is een bestemmingsherziening nodig waarbij twee woningen extra worden toegestaan en de specifieke aanduiding voor de smederij kan worden verwijderd. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuw planologisch kader vastgesteld.
Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van de Colinslandsedijk in Tinte. Het perceel wordt omsloten door de bebouwing op de percelen Colinslandsedijk 25 en 31, met aan de noordwestzijde bebouwing en aan de oostwestzijde de tuin van het naastgelegen perceel. Aan de achterzijde van het perceel grenst het landelijk gebied. In paragraaf 2.2 is de huidige situatie in het plangebied uitgebreider beschreven.
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
![]() |
![]() |
Figuur 1.1: Ligging plangebied
Het vigerende bestemmingsplan is 'Dorpsgebied Tinte', vastgesteld door de gemeenteraad op 21 juni 2011. Het perceel heeft de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Waarde - Archeologie' met de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 2' en 'specifieke vorm van waarde - 1 en 3'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2' zijn tevens bedrijfsactiviteiten met SBI-code 284 uit ten hoogste categorie B.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toegestaan. Tevens is een bouwaanduiding 'vrijstaand' opgenomen.
Omdat er twee woningen extra worden toegevoegd, en er slechts één woning is toegestaan, is de ontwikkeling in strijd met het vigerende bestemmingsplan.
Figuur 1.2 Vigerend bestemmingsplan.
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie in het plangebied en geeft een toelichting op de voorgenomen ontwikkeling. In de laatste paragraaf is de landschappelijke inpassing gemotiveerd.
Het plangebied is gelegen in het lint van de kern van Tinte. Langs het lint zijn met name woningen gesitueerd. De woningen direct aan de weg zijn vrijstaand en hebben één laag met een kap. Later toegevoegde woningen die wat verder van de weg af staan betreffen twee-onder-één-kap woningen en hebben twee lagen en een kap.
De bestaande bebouwing binnen het plangebied betreft een vrijstaande woning met bedrijfsbebouwing (smederij). Het perceel wordt aan de oost-, zuid- en zuidwestzijde omsloten door het landelijke gebied. Zie figuren 1.1 en 2.1.
Figuur 2.1: foto huidige bebouwing.
Het perceel bevindt zich in de dorpskern van Tinte. De voortzetting of uitbreiding van de huidige smederij is vanwege milieueisen op deze locatie in het dorp in de toekomst niet meer mogelijk / wenselijk. Met de uitvoering van het plan wordt het bedrijf beëindigd en gesaneerd.
De kern van Tinte bestaat voor het grootste deel uit een lang dijklint tussen de polders. Het perceel bevindt zich aan dit lint. De bebouwing langs het lint in de vorm van vrijstaande en geschakelde woningen wordt alleen ter hoogte van de Strijpse Wetering onderbroken.
Bedrijven zijn in de loop der tijd voor het grootste deel verdwenen en vervangen door woningen. Zoals verwoord in de structuurvisie Tinte is vernieuwing van oude bebouwing nodig voor de leefbaarheid in het dorp. Toename van bewoners door een beperkt aantal woningen is gewenst.
Het perceel waarop een woning met werkplaats staat en een achterop het perceel geplaatste schuur zal worden gesaneerd. Door het toevoegen van twee extra woningen in het lint, is er sprake van een kwaliteitsverbetering. De nieuwe woningen zullen geplaatst worden in het stramien vergelijkbaar met de woningen in de omgeving langs het lint staan. Omdat bestaande bebouwing wordt vervangen en er nauwelijks bebouwingsmogelijkheden toenemen, wordt de ruimtelijke kwaliteit niet aangetast en zelfs verbeterd.
De parkeerbehoefte wordt op eigen terrein opgelost.
In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven. Achtereenvolgens komt het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid aan bod.
Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken is een aanpak geformuleerd die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak gaat het Rijk uit van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden en eenvoudige regels. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en initiatieven van burgers en bedrijven.
Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het bepalen van verantwoordelijkheden, regelgeving en rijksbetrokkenheid. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en in eerste instantie zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. Bij de inrichting van de ruimte gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de belangen van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk verder dertien zogenaamde 'nationale belangen' geformuleerd. Deze nationale belangen geven aan voor welke onderwerpen het Rijk verantwoordelijk is en waarvoor zij resultaten wil bereiken.
De wijziging van het woningprogramma is geen onderwerp vallend binnen een van de nationale belangen. Het bestemmingsplan past hiermee binnen de door het Rijk gestelde doelen. De uitwerking en verantwoordelijkheid voor de realisatie wordt aan de gemeentelijke overheid gelaten.
Provinciale structuurvisie en programma Ruimte
Het relevante provinciale beleid is vastgelegd in de structuurvisie Ruimte en Mobiliteit. Bij deze structuurvisie hoort een programma Ruimte.
De Actualisering 2016 van de VRM is op 14 december 2016 vastgesteld door Provinciale Staten en op 12 januari 2017 in werking getreden. Hiermee zijn wijzigingen doorgevoerd in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte, de Verordening ruimte 2014 en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
De inzet van de provincie is dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, zoals benoemd op de kwaliteitskaart en uitgewerkt in richtpunten.
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één
integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening
(‘handelingskader ruimtelijke kwaliteit’).
Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit bieden handvatten om te bepalen hoe groot de ruimtelijke impact in specifieke gevallen is.
In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling:
Inpassing
Dit betreft een gebiedseigen ontwikkeling, passend bij de schaal en aard van het landschap. Bij inpassing veranderen bestaande structuren en kwaliteiten niet tot nauwelijks. De rol van de provincie is hier in principe beperkt, behalve in gebieden met bijzondere kwaliteit. Uitgangspunt is dat bij inpassing een ontwikkeling volledig past binnen de richtpunten.
Aanpassing
Dit betreft een ontwikkeling die niet past bij de aard of de schaal van een gebied en daarmee niet geheel past binnen de richtpunten. De rol van de provincie zal zich, afhankelijk van het type gebied en het type ontwikkeling, vooral richten op het toewerken naar een kwalitatief optimaal resultaat. Ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
Transformatie
Bij transformatie gaat het om een verandering van een gebied van dusdanige aard en omvang dat een nieuw landschap of stedelijk gebied ontstaat. De ontwikkeling past niet bij de aard en schaal van het gebied.
Bij transformatieopgaven is bijna altijd een provinciaal doel of belang in het geding en zal de betrokkenheid van de provincie zich richten op een actieve behartiging van provinciale doelen en een kwalitatief optimaal resultaat. Gelet op de verandering van het gebied is het reëel om aan te nemen dat niet aan alle richtpunten kan worden voldaan, maar dat door middel van een nieuw integraal ontwerp een nieuwe ruimtelijke kwaliteit ontstaat. Ook hierbij kunnen ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig zijn om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
Toetsing aan de richtpunten
Het betreft hier een inpassing in het bestaande lint van Tinte. Naast de al bestaande woning worden twee extra woningen ingepast. Deze woningen zijn ter vervanging van de bestaande bedrijfsbebouwing. Het bebouwd oppervlakte blijft nagenoeg gelijk. In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel al een woonbestemming. In het lint is overwegend sprake van woonbebouwing. Door het saneren van de bedrijfsbebouwing vindt er een kwaliteitsverbetering van het lint plaats. Er is geen sprake is van een functiewijziging, maar van een doelmatig gebruik van de woonbestemming ter plaatse. De bedrijvigheid in een overwegend woonmilieu kan een verstorend karakter hebben. Het lint, met zijn lineaire karakter, krijgt door het toevoegen van extra woningen meer karakteristiek en 'body'. Er ontstaat een hechtere dorpsrand met een passende overgangskwaliteit naar het achterliggende agrarische gebied. De woningen worden zodanig ingepast dat er geen aantasting is van het kleinschalige dijkenpatroon.
Provinciale verordening
Naast de structuurvisie heeft de provincie ook de verordening Ruimte vastgesteld. In deze verordening staan de algemeen verbindende regels waaraan een gemeentelijk bestemmingsplan moet voldoen. De verordening bevat een aantal regels welke relevant zijn voor dit bestemmingsplan.
Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Om aan te tonen dat voldaan wordt aan een actuele behoefte, onder criterium 1, wordt verwezen naar de regionale woningmarktafspraken. In 2014 hebben de colleges van de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rotterdam (namens de deelgemeente Rozenburg), Spijkenisse en Westvoorne de woningmarktafspraken Voorne-Putten-Rozenburg vastgesteld. De twee extra woningen die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zijn in de woningmarktafspraken benoemd als te realiseren in Westvoorne in de periode 2014-2020. Hiermee voldoet dit bestemmingsplan aan de voorwaarde van regionale afstemming van woningbouwplannen.
Criterium 2 van de ladder stelt dat een stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien moet worden. De locatie valt binnen de definitie van bestaand stads- en dorpsgebied.
Aangezien voldaan wordt aan criterium 2, is criterium 3 niet van toepassing.
Artikel 2.2.1 van de verordening stelt dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe
ruimtelijke ontwikkeling, onder voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. In dit artikel
wordt aangegeven dat een plan binnen de aard en schaal van het gebied moet passen en aan
de richtpunten van de kwaliteitskaart moet voldoen. Zoals verwoord in de voorgaande alinea’s
wordt voldaan aan de kwaliteitskaart. Het plan past daarmee in de provinciale verordening. De
overige voorwaarden van artikel 2.2.1 zijn daardoor niet van toepassing. Omdat het plan niet
in een beschermingsgebied valt en er geen richtpunten in het geding zijn is er ook geen
specifieke beeldkwaliteitsparagraaf noodzakelijk.
Op grond van artikel 2.2.1, eerste lid, van de verordening kan in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling worden voorzien wanneer deze past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. De wijziging van het programma betreft geen stedelijke ontwikkeling. Het plangebied is door de provincie niet aangewezen als gebied met een specifieke waarde (categorie 2) of bijzondere kwaliteit (categorie 1). Alle ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied moeten bijdragen aan de instandhouding en versterking van de gebiedskenmerken en de ruimtelijke kwaliteit zoals die door de provincie is geformuleerd.
Opgemerkt wordt dat in deze geen sprake is van een gebiedsvreemde ontwikkeling, er is sinds 2012 immers al woningbouw toegestaan. Hiermee wordt de ontwikkeling ingepast in de bestaande ruimtelijke context.
Conclusies
Gelet op de hierboven gegeven toelichting wordt geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan het door de provincie in haar structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, verordening Ruimte 2014 en programma Ruimte vastgelegde beleid.
Structuurvisie
In de structuurvisie Tinte (2013) is aangegeven dat er behoefte is aan nieuwe woningen en dat een toename met een beperkt aantal woningen past in de omgeving, wanneer deze worden gerealiseerd in het bestaande dorpslint of bestaande bebouwing. In dit geval is sprake van nieuwe woningen binnen de dorpskern, aan het bebouwingslint en van vervanging van bestaande bebouwing. Dit past goed binnen het beleid volgens de structuurvisie Tinte.
Omgevingsvisie Westvoorne 2030
In de omgevingsvisie is het beleid uit de structuurvisie overgenomen. In deze visie worden de verschillende belangen vanuit landschap, de kernen, recreatie en toerisme, de agrarische sector en de gemeenschap samengesmolten tot een integrale ontwikkelingsrichting voor de periode tot 2030. De kaders worden zo helder mogelijk geschetst, maar de verre tijdshorizon maakt het onmogelijk en onwenselijk om nu alles exact te voorspellen. Deze visie is veel meer een route of een richting dan een hard einddoel op zichzelf, een uitnodiging om bij te dragen aan het behoud en de verbetering van onze omgeving. Voor een stevig fundament is op de achtergrond natuurlijk gewerkt met diverse prognoses.
Op de Visiekaart zijn in de directe omgeving van het plangebied 2 aanduidingen opgenomen 'lokaal voorzieningenniveau' en '(mogelijk toekomstige) bouwlocaties > 5 woningen'
Onderdeel van de omgevingsvisie is een projectenmatrix. In deze matrix is 'woningbouw Tinte' opgenomen onder woningvoorraad. Deze ontwikkeling past binnen de plannen om voor Tinte enkele woningen toe te voegen aan de planvoorraad.
Woningmarktafspraken
Het voorstel past in de regionale woningmarktafspraken. Van de totaal 257 woningen in de periode van 2014 tot 2019 zijn 5 woningen opgenomen in Tinte. Er is in het plan sprake van vervanging van een bestaande woning en twee nieuwe woningen. Nadere regionale afstemming is niet nodig, omdat de ontwikkeling past binnen de regionale woningmarktafspraken.
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het relevante beleid van de diverse overheden. Zoals beschreven draagt het plan bij aan de realisatie van de beleidsdoelstellingen.
In dit hoofdstuk wordt nagegaan of de verschillende omgevings- en milieuaspecten de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan.
Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid
van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied.
Voor ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek,
het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek blijkt
dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op
verontreiniging moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Onderzoek
Op de locatie bevindt zich een bodem- en grondwaterverontreiniging. Deze verontreiniging is deels gesaneerd, met een monitoringsplicht. De bodem onder het bebouwde deel is niet gesaneerd. Bij een eventuele sloop van vloeren geldt een saneringsverplichting. Hierbij is nader onderzoek noodzakelijk.
Conclusie
Er is geen sprake van fysieke functiewijziging. In het geldende bestemmingsplan ligt er reeds een woonbestemming op de gronden. Op basis hiervan is de bodemkwaliteit voldoende voor de beoogde functie. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen is wel een bodemonderzoek noodzakelijk.
Een belangrijk instrument voor het gemeentelijke archeologisch beleid is de Archeologische
Waarden en Beleidskaart (AWK). De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen
binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Westvoorne daarmee
wenst om te gaan. In bestemmingsplannen wordt voor de verschillende plangebieden
het archeologisch beleid nader uitgewerkt. In het vigerende bestemmingsplan 'Dorpsgebied Tinte' is voor de archeologische waarden een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen.
Conclusie
Conform het geldende bestemmingsplan wordt ter bescherming van de archeologische waarden ter plaatse een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen. Voor een beperkt gedeelte, zuidwestelijke punt, wordt de specifieke vorm van waarde-3 opgenomen. Voor de overige gronden geldt de specifieke vorm van waarde-1.
Het aspect staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Waterbeheer en watertoets
Bij ruimtelijke plannen moet in een vroeg stadium met de waterbeheerder worden overlegd
over nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wordt voorkomen dat deze ontwikkelingen in strijd zijn
met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap
Hollandse Delta, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Gelet op de strekking van dit plan, is volstaan met toezending van het plan in het
kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan het waterschap.
Waterkwantiteit
Als gevolg van dit bestemmingsplan neemt de verharde oppervlakte niet toe. Weliswaar
worden meer woningen mogelijk gemaakt dan nu aanwezig, maar het oppervlak van deze nieuwe woningen is nagenoeg gelijk aan het oppervlak van de nu aanwezige bebouwing.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om
duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te
worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat langs watergangen
een beschermingszone in acht moet worden genomen. Binnen de beschermingszone
mag niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen worden. Het
doel hiervan is om te voorkomen dat de stabiliteit of het profiel van een watergang worden
aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water of het onderhoud worden gehinderd.
Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur.
Door het plangebied lopen geen hoofdwatergangen of boezemwateren.
Conclusie
Het betreft een locatie in de bebouwde kom. De gemeente is wegbeheerder. Er zijn geen gevolgen voor het watersysteem, waterkwaliteit en de waterveiligheid.
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet in ruimtelijke plannen rekening worden
gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt
daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden
beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
De afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie:
geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
In het vigerende bestemmingsplan is de ambachtelijke timmerwerkplaats op het perceel Colinslandsedijk 18 planologisch ingepast, waarbij er al rekening is gehouden met woningen op korte afstand. In de nieuwe situatie verandert dit niet.
Conclusie
Binnen het plan worden geen nieuwe mogelijkheden geboden die omliggende bedrijven kunnen beperken in hun bedrijfsvoering. Teven is ter plaatse van de beoogde woningen sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Woningen zijn binnen de Wet geluidhinder (Wgh) aangemerkt als geluidgevoelige functies, waarvoor akoestisch onderzoek dient te worden verricht, indien deze liggen binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde wegen (50 km/u of hoger). De te realiseren woningen zijn niet gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. De woningen worden ontsloten door de Colinslandsedijk, een erftoegangsweg met een maximum snelheid van 30 km/u. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aannemelijk te worden gemaakt dat de woningen in een aanvaardbaar akoestisch klimaat mogelijk wordt gemaakt. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd ten gevolge van het verkeer op de Colinslandsedijk. In een memo, opgenomen in bijlage 1 zijn de uitgangspunten en resultaten toegelicht.
Conclusie
De nieuwe woningen zijn geluidgevoelige functies en niet gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. Onderzoek is volgens de Wgh niet noodzakelijk, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de woningen wel getoetst op een aannemelijk woon- en leefklimaat ten gevolge van de Colinslandsedijk.
Op de voorste rand van het bouwvlak wordt een geluidbelasting berekend van ten hoogste 50 dB. Aan de richtwaarde van 48 dB wordt voldaan als de voorste gevels van de woningen minstens 13,50 meter van de as van de weg worden gerealiseerd.
De richtwaarde van 48 dB wordt overschreden op de voorste rand van het bouwvlak, de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet. Doordat de geluidbelasting is berekend ten gevolge van een niet-gezoneerde weg (30 km/u), is een hogere waarde procedure niet van toepassing. Daarnaast wordt de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet overschreden, waardoor sprake is van een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat.
In het geldende plan is gesteld dat omliggende wegen voldoende zijn ingericht om een verkeersveilige en adequate afwikkeling van het verkeer mogelijk te maken.
Qua verkeersafwikkeling is de nieuwe situatie dusdanig beperkt van impact dat hier geen nadere berekeningen voor nodig zijn. Dit mede gelet op de bedrijfsfunctie die het perceel nu heeft, die ook (in potentie) een bepaalde verkeersaantrekkende werking heeft.
De bestaande situatie heeft geen dusdanige grote impact dat dit nader onderzoek behoeft.
Het aspect verkeer staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat.
De parkeerdruk in de openbare ruimte neemt niet onevenredig toe. In de regels zal de (standaard)bepaling worden opgenomen dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte.
Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
Toetsingskader
Voor externe veiligheid moet naar verschillende aspecten worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico
(PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks
gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op
die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting
of langs een vervoersas.
De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Op circa 175 meter van het plangebied is een groothandel in gasflessen gevestigd. Hierbij geldt een richtafstand van 300 meter voor het milieuaspect veiligheid (Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: -tot vloeistof verdichte gassen, categorie 4.2). Het betreft echter een activiteit in beperkte omvang. Het plangebied ligt dan ook niet binnen het invloedgebied.
Conclusie
Op basis van informatie over bedrijven en vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water in de omgeving van het plangebied wordt aan de hand van de professionele risicokaart geconcludeerd dat in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn die van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie binnen het plangebied.
In het geldende bestemmingsplan is reeds geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de woning ter plaatse. Daarnaast valt het aantal woningen dat mogelijk wordt gemaakt ook onder het 'besluit niet in betekenende mate' en is nader onderzoek niet noodzakelijk. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Ook zijn er geen natuurgebieden (Natura 2000) in de nabijheid van het plangebied. De ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben geen invloed op de natuurwaarden. Het gaat hier namelijk alleen om het toevoegen van twee extra woningen binnen een woonbestemming conform het vigerende bestemmingsplan.
Soortenbescherming
Het gaat om de herontwikkeling van een bestaand perceel, waarbij de woning en gebouwen intensief (bedrijfsmatig) worden gebruikt. Beschermde soorten zijn niet waargenomen.
Conclusie
Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Ten opzichte van het geldende plan worden een smederij beëindigd ten gunste van woningbouw. Vanuit het oogpunt van gebiedsbescherming gaat het om een erg kleinschalige ontwikkeling zonder effecten. Negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten.
Binnen de kaders van het Besluit milieueffectrapportage, bijlage D kan de voorgenomen ontwikkeling worden gezien als een 'stedelijke ontwikkeling' (D11.2). Echter gezien de omvang en de ligging van het plan, evenals het feit dat het perceel de bestemming 'Wonen' al heeft, kan hiervan worden afgeweken. Een (vormvrije) mer-beoordeling is daarom niet noodzakelijk.
Het plangebied is gelegen op 116 meter van een hogedruk aardgasleiding. Geconcludeerd wordt dat plangebied buiten het invloedgebied van deze leiding ligt en dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de realisatie van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan. Er wordt ingegaan op de gekozen planvorm en de toegepaste plansystematiek wordt toegelicht.
Het plan betreft in principe een herziening van het in 2011 vastgestelde bestemmingsplan. De meeste planregels zijn 1 op 1 overgenomen. De wijzigingen betreffen:
De planregels zijn opgesteld met inachtneming van de regels uit de Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wettelijke regelingen. De plansystematiek is in overeenstemming met de verplicht toe te passen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
Verbeelding
De verbeelding is de kaart waarop te zien is welke bestemming voor welke gebieden geldt. Alle functies in dit bestemmingsplan zijn apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om op de verbeelding te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven.
In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken en bouwvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Een gebruik betekent niet altijd dat er ook mag worden gebouwd. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. In dit plan is alleen binnen een deel van het bestemmingsvlak Wonen een bouwvlak opgenomen.
Regels
Begrippen en wijze van meten
Deze zijn ongewijzigd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
Voor beide artikelen geldt dat een deel van de formuleringen bindend is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Bestemmingsregels
In de bij de verbeelding horende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels, de gebruiksregels en de afwijkings-, wijzigingsbevoegdheden en overige regels te vinden. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is alleen het artikel Wonen gewijzigd (en de regeling van de parapluherziening 'erfafscheidingen, BenB gastenverblijf en parkeren is hierin verwerkt).
Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.
Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde. De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). De slotregel bevat de titel van het plan.
In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Naast de economische uitvoerbaarheid wordt ook ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Bro dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld.
De initiatiefnemer is eigenaar van de gronden in het plangebied. In een anterieure overeenkomst zijn alle noodzakelijke afspraken over kostenverhaal vastgelegd. Er is geen reden om een exploitatieplan vast te stellen. De gemeente is verder financieel gezien niet betrokken bij de realisatie. Er is geen sprake van aanvullende kosten of te verwachten planschade.
Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor de handhaving van het bestemmingsplan. Zoals blijkt uit jurisprudentie heeft de gemeente een beginselplicht tot handhaving. In de loop van de jaren '90 is in de gemeente Westvoorne de handhaving steeds meer tot ontwikkeling gekomen. Dit werd mede ingegeven door het besef dat grote delen van de gemeente landschappelijk zeer kwetsbaar gebied is waarin strikt gehandhaafd moet worden.
In het Beleidsplan toezicht en handhaving (geactualiseerd in 2014) is het handhavingsbeleid voor ruimtelijke ordening en bouwen neergelegd. In het beleidsplan wordt aangegeven op welke wijze de gemeente Westvoorne handhavend optreedt tegen overtredingen van de regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en bouwen. Het formuleren en vaststellen van het handhavingsbeleid biedt onder andere meer duidelijkheid (intern en extern), bevordert de rechtszekerheid en voorkomt rechtsongelijkheid. Het plan vormt een beleidsmatige onderlegger voor een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma is een schriftelijke vastlegging van alle uit te voeren handhavingsactiviteiten in het aankomende jaar.
Handhavingsmiddelen
De gemeente heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen staan in het Beleidsplan toezicht en handhaving centraal.
De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan het houden van gedegen toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan inwoners en eigenaren.
Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bewerkstelligen dat de strijdige situatie wordt beëindigd.
In dit hoofdstuk worden inspraak en de resultaten van het gevoerde overleg beschreven.
Het gaat om een relatief kleinschalige ontwikkeling die past binnen het bestaande beleid voor Tinte. De impact op de omgeving is beperkt, waarbij de situatie verbetert voor de omgeving. Gelet op de beperkte impact is geen inspraak geboden op het voorontwerp van het bestemmingsplan. Een ieder is in de gelegenheid om op het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze te geven. Daarnaast heeft de initiatiefnemer zijn directe omgeving geïnformeerd over zijn plannen en heeft hij desgevraagd een toelichting gegeven op de achtergronden.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is afstemming geweest met de vooroverlegpartners.
Van het Waterschap Hollandse Delta is een inhoudelijke reactie ontvangen, zie Bijlage 2. Aangegeven is dat de waterstaatkundige belangen zijn benoemd in het voorontwerpbestemmingsplan. Deze beslaan alleen de toename van verharding, waar in dit geval geen sprake van is. Als aandachtspunt wordt meegegeven dat de aan de achterzijde van het plan gelegen hoofdwatergang in eigendom, beheer en onderhoud is bij het waterschap.
Als reactie wordt gesteld dat het niet nodig wordt geacht om hiervoor extra regels in het bestemmingsplan op te nemen. Zowel privaatrechtelijke- als publiekrechtelijke aspecten die spelen zullen door de gemeente worden opgenomen met de initiatiefnemer.