direct naar inhoud van 7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Plan: Kerkplein Oostvoorne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.1209bpkerkplein-0100

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van de inspraakprocedure op basis van de gemeentelijke inspraakverordening, heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 3 november 2011 gedurende 6 weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis. Het voorontwerpbestemmingsplan is eveneens op de gemeentelijke website geplaatst en is gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl. Tijdens deze inspraakprocedure is één inspraakreactie ingediend, deze wordt onderstaand samengevat en beoordeeld.

Bij het ontwikkelen van de plannen is daarnaast verschillende keren overleg gevoerd met de Bussinessclub. Ook is het plan voorgelegd aan de Vereniging Onderdak Westvoorne.

Inspraakreactie 1

Samenvatting

  • 1. Een deel van de gronden waarop de terrassen van het appartementencomplex zijn geprojecteerd, zijn volgens inspreker door verjaring eigendom van hem geworden. Het gaat om een strook met wisselende breedte, maar met een gemiddelde breedte van 1,5 tot 2 m. Deze strook is volgens inspreker reeds lange tijd in bezit van hem, zijn vader en zijn rechtsvoorganger. In de eerste plaats geeft inspreker aan niet voornemens te zijn deze gronden af te staan. Gelet op het Bouwbesluit 2012, op basis waarvan het appartementencomplex over voldoende buitenruimte moet beschikken, is het plan niet uitvoerbaar wanneer de bovengenoemde gronden niet beschikbaar zijn voor de planontwikkeling.
  • 2. De mate van verdichting die met het plan mogelijk wordt gemaakt, is onacceptabel. Als er überhaupt al bebouwing nodig is, dan zou deze uit niet meer dan één laag met een kap moeten bestaan. Dit sluit beter aan op de bebouwing in de directe omgeving. Bovendien leidt dit tot minder zicht op de gronden van inspreker, wat met het voorgenomen bouwplan in sterke mate toeneemt.
  • 3. Het binnenterrein van het complex grenst direct aan de gronden van de inspreker. Het plan beoogt ter plaatse volledige verharding en meer dan tien parkeerplaatsen. Dit zal, net als de bouw van het gebouw zelf, leiden tot aantasting van de privacy en de nodige overlast met zich meebrengen. Eén van de aandachtspunten daarbij is het feit dat de parkeerplaatsen tot aan de erfgrens met de tuin van cliënt worden beoogd.

Inspreker verzoek om bovenstaande redenen het plan aan te passen en hem op de hoogte te stellen over de beslissing hierop, zodat hij zich op een eventuele zienswijze kan beroepen.

Beoordeling

  • 1. De gemeente heeft het plangebied kadastraal laten inmeten. Hieruit blijkt dat het plangebied zoals dat was opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan uitsluitend kadastrale percelen beslaat die gemeentelijk eigendom zijn. Van verjaring, op basis waarvan de gronden nu aan inspreker zouden toekomen, is naar oordeel van de gemeente geen sprake. Hierover heeft meerdere malen contact plaatsgevonden met inspreker. Om vertraging door discussies en procedures over eigendomszaken te voorkomen is echter aan de raad voorgesteld om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen en de plangrens aan te passen, zodat de betwiste strook niet langer in onderdeel uitmaakt van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • 2. In het ontwerpbestemmingsplan was een maximum goothoogte van 6 m vastgelegd met daarbij een maximum bouwhoogte van 10 m. Ten aanzien van de goothoogte uit het vigerende plan (4 m) is dit inderdaad een verhoging. De maximum bouwhoogte is overigens niet vastgelegd in het vigerende plan en vormt in het nieuwe plan dus een aanvullende beperking. Uitgaande van de hogere goothoogte kan er inderdaad gesproken worden van verdichting. Dit betekent niet dat het complex daarom niet op haar omgeving aansluit.
    De goothoogten van de bebouwing rondom de kerk zijn in het vigerende bestemmingsplan overwegend vastgelegd op afwisselend 5 m en 7 m. Daarbij zijn er een aantal uitzonderingen van 9 m of 4 m, waaronder het plangebied (4 m). Voor de gronden van inspreker geldt (aan de straatzijde) een maximum goothoogte van 7 m, met voor het achtererf een goothoogte van 5 m. Gezien de (meest) voorkomende goothoogten aan de kerkring, wordt de voorgenomen goothoogte van 6 m niet als onacceptabel aangemerkt.
    Op perceelsniveau wordt verder invulling gegeven aan de ruimtelijke inpassing door de bebouwing (aan de hand van het bouwvlak op de verbeelding) langs de straatzijde te situeren. Dit is in lijn met de naastgelegen percelen, waar bebouwing aan de straatzijde is gepositioneerd en waar in geval van erfbebouwing veelal een beperktere hoogteregeling geldt. Als gevolg hiervan ontstaat er op het achterste deel van het plangebied een erfsituatie, wat aansluit op de inrichting van de aangrenzende percelen die aan die zijde eveneens hun erf hebben.
  • 3. Het plangebied uit dit (nieuwe) bestemmingsplan is in het vigerende bestemmingsplan volledig van een bouwvlak voorzien. Ter plaatse is daarom bebouwing toegestaan, maar mogen de gronden eveneens als erf of parkeren ten behoeve van de hoofdfunctie worden benut. Hoewel dit in de oorspronkelijke situatie niet aan de orde was, is dit wel altijd een mogelijkheid geweest die op basis van het vigerende plan toegestaan was. Het feit dat het parkeren nu daadwerkelijk aan de achterzijde gesitueerd wordt, wordt daarom niet als een nieuwe mogelijkheid gezien.

Reactie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.