direct naar inhoud van 4.3 Provinciaal beleid
vastgesteld
NL.IMRO.0612.BV00007-3001

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Provinciale Staten van Zuid-Holland stelden op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vast. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de ruimtelijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.
In 'Visie op Zuid-Holland' staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
  • stad en land verbonden.

De Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte worden jaarlijks geactualiseerd. Ten tijde van de voorbereiding van onderhavige beheersverordening is de laatst vastgestelde versie de actualisering van 2012. Op 30 januari 2013 hebben Provinciale Staten deze actualisatie van de structuurvisie en de verordening ruimte vastgesteld. In deze structuurvisie kiest de provincie voor een tweeledige sturing, zowel op ruimtelijke functies als op ruimtelijke kwaliteiten. Dit komt tot uitdrukking in de provinciale belangen. Deze hebben zowel betrekking op functionele als kwalitatieve aspecten. Deze aspecten worden in beeld gebracht op een functiekaart en een kwaliteitskaart. Deze kaarten hebben eenzelfde status en vullen elkaar aan. De functiekaart is vergelijkbaar met de vroegere streekplankaarten. Deze kaart geeft aan wat waar mogelijk is, met locaties en begrenzingen. De kwaliteitskaart geeft aan welke kwaliteiten waar aanwezig zijn of moeten komen. Bij ontwikkelingen in een gebied zijn deze kwaliteiten belangrijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BV00007-3001_0003.png"

Uitsnede provinciale structuurvisie

Het plangebied (bij benadering gelegen rechtsonder in de blauwe cirkel op bovenstaand kaartje) wordt in de Provinciale Structuurvisie aangemerkt als 'bedrijventerrein'. De beheersverordening Haven - Noord voldoet aan deze uitgangspunten van de provinciale structuurvisie.

4.3.2 Provinciale Verordening Ruimte

Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de Provinciale Structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de Provinciale Verordening opgesteld. In de Provinciale Verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de Provinciale Verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in deze verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen.
Voor het beheersverordeningsgebied zijn deze onderwerpen zoals bebouwingscontouren, ecologische hoofdstructuur e.a. niet van belang omdat in de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen worden voorgestaan. De molenbiotoop wordt in de volgende subparagraaf afzonderlijk beschreven.

4.3.3 Molenbiotoop

In de directe nabijheid van het beheersverordeningsgebied staat aan Noordeinde 97/99 de molen Nooitgedacht.

In de Verordening "Ruimte” is bepaald, dat voor traditionele windmolens, de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende moeten worden gegarandeerd. Daartoe dienen ruimtelijke plannen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticale staande wiek;
  • binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, moet wat betreft bebouwing en beplanting het volgende zijn geregeld:

"in het stedelijk gebied mag de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel)".