direct naar inhoud van 4.3 Omgevingsaspecten
Plan: Hartel-Oostbroek
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BV00005-4001

4.3 Omgevingsaspecten

Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening voor het gebied Hartel-Oostbroek heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving. Daarnaast geldt voor het gebied een specifieke onderzoeksverplichting op grond van externe veiligheid. De scan van omgevingsaspecten omvatte de volgende aandachtsgebieden:

  • Aanwezigheid van natuurwaarden
  • Industrielawaai
  • Externe veiligheid
  • Waterhuishouding
  • Archeologie

In deze beheersverordening voor Hartel-Oostbroek worden voor de volgende omgevingsaspecten besluitsubvlakken opgenomen:

  • Archeologie (5 regimes, zie paragraaf 4.3.1)
  • Geluidzone- Industrie
  • Gasleiding
  • Vrijwaringszone molenbiotoop
  • Waterstaat - waterkering

Er heeft een scan plaatsgevonden naar de aanwezige flora en fauna (zie paragraaf 4.3.4).

Er is geen scan verricht naar de bodemkwaliteit en eventuele geurbelasting. In de beheersverordening zijn beperkt ontwikkelingen mogelijk. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit in het kader van de omgevingsvergunning alsnog een onderzoek worden verricht. Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet aan de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming worden voldaan.

4.3.1 Archeologie

Beleidskader

De gemeente Spijkenisse heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Spijkenisse (meest recente versie vastgesteld in 2011), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een archeologieparagraaf. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese Verdrag van Malta is ontwikkeld en dat aansluit bij de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007). Belangrijk gemeentelijk toetsinstrument is de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Spijkenisse.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Bewoningsgeschiedenis

De oudste bekende bewoningssporen op Voorne-Putten dateren uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd. Ze zijn aangetroffen in de polders tussen Simonshaven (gemeente Bernisse) en Hekelingen. Het betreft nederzettingsterreinen uit de Vlaardingen-, Klokbeker- en Wikkeldraadperiode, gelegen op de noordelijke oeverwal van een zoetwatergetijdengeul die door een veenlandschap slingerde. Het gaat om boeren met akkerbouwproducten en vee, maar jachtwild nam nog een dominante plaats in in het voedselpakket, waar vis en veldvruchten eveneens aan bijdroegen. De in het Neolithicum ingezette veengroei zette zich in de Bronstijd voort: er ontwikkelde zich een uitgestrekt aaneengesloten veengebied, waardoor de vestigingsmogelijkheden voor de mens waarschijnlijk zeer werden beperkt.

In de IJzertijd wordt het uitgestrekte moeras op natuurlijke wijze ontwaterd, wanneer geulen zich in de veengebieden vormden en er uiteindelijk ook klei en zand afzetten. De geulen maken deel uit van een Duinkerke I-geulensysteem op Putten waarvan het mondingsgebied tussen Geervliet en Spijkenisse lag. Vindplaatsen uit de Ijzertijd zijn in de regel aan dit geulenstelsel gerelateerd. Het gaat in deze periode om boeren die vee hielden, vooral runderen, en akkerbouw bedreven, op een veenondergrond in de Vroege en Midden IJzertijd, op klei en zand in de Late Ijzertijd.

In de Romeinse tijd was Voorne-Putten intensief bewoond. Het “Romeinse” Voorne-Putten zal vooral een agrarisch karakter hebben gehad. De klei- en veengronden werden intensief geëxploiteerd vanuit vele tientallen boerderijen. Naast nederzettingsresten zijn ook sloten, dammen en duikers bekend, waarmee de waterhuishouding werd beheerd en waardoor de landbouw geïntensiveerd kon worden. Een voorbeeld daarvan in Spijkenisse is de vindplaats Hartel-West, een dam met duiker, nabij de Hartelsedijk in het uiterste noordwesten van Spijkenisse. Begraafplaatsen uit de Romeinse tijd werden aangetroffen bij zowel vindplaats Hartel-West, als iets verder naar het oosten, bij de Jeugdgevangenis Hartelborcht. Verder is langs de busbaan tussen Spijkenisse en Geervliet een deel van een nederzettingsterrein met een villa-achtig gebouw onderzocht, duidend op een zekere mate van hiërarchie in nederzettingen, iets waarvan in de egalitaire Ijzertijd-samenleving nog geen sprake was.

Binnen de contouren van het bestemmingsplangebied zijn nog geen vindplaatsen uit de Ijzertijd of Romeinse tijd bekend. De dichtstbij gelegen vindplaatsen uit de Ijzertijd werden aangetroffen langs respectievelijk de Groene Kruisweg, iets ten zuiden van de T-kruising met de Hartelweg, en ter plaatse van begraafplaats 'de Hartel', op circa 500 meter ten noorden van de eerstgenoemde vindplaats. Het betreft boerderijen uit de Midden-IJzertijd. De meest nabijgelegen vindplaats uit de Romeinse tijd werd gevonden langs de Sportlaan. Ter plaatse werden nederzettingsresten als palen, twee haarden en aardewerk aangetroffen.

De nederzettingen uit de Romeinse tijd houden in het Maasmondgebied aan het eind van de 3e eeuw na Chr. op te bestaan. Of het hele gebied in deze periode totaal ontvolkt raakte, is niet zeker. Duidelijk is wel dat het land vernatte waardoor de bewoningsmogelijkheden sterk werden beperkt. Op Voorne-Putten is in de 3e eeuw op veel plaatsen veenvorming in volle gang, soms voorafgegaan door klei-afzettingen. Naast de landschappelijke veranderingen zal de politieke situatie in het Romeinse rijk een rol hebben gespeeld bij het beëindigen van de bezetting. In 406 na Chr., wanneer de Rijngrens wordt opgegeven, is het in Nederland definitief gedaan met de Romeinse tijd.

Aan de veengroei kwam in de 6e eeuw een einde. Plaatselijk vond ook sedimentatie plaats, een vroege fase van de Afzettingen van Duinkerke III. Historisch, en ook wel archeologisch, zijn er aanwijzingen dat Voorne-Putten in de 7e eeuw bewoond was. Het gaat dan om bewoning op en ontginning van de kleigebieden. De venen erbuiten zouden later zijn ontgonnen en gekoloniseerd: vanaf de 9e/10e eeuw. Huisplattegronden uit deze vroege periode werden aangetroffen aan de Hartelsedijk (BOORvindplaatscode 10-117, 'Hartel-West', Archis-waarnemingsnummer 23287).

In de tweede helft van de 12e eeuw en in het begin van de 13e eeuw heeft Voorne-Putten last van overstromingen. In het gebied van Spijkenisse en Geervliet op Putten richtte het water vooral in de winter van 1163-1164 schade aan. Veel land gaat verloren, geulen snijden zich in en klei en zand worden afgezet (Afzettingen van Duinkerke III). Nog in de 12e eeuw is een begin gemaakt met het indijken van hoger gelegen stukken land. Rond 1200 lagen de polders, waaronder de ringpolders Spijkenisse en Vriesland, als een soort eilanden in het landschap met waterlopen ertussen. Door het indijken van de gebieden tussen de oorspronkelijke ringpolders ontstond er uiteindelijk een aaneengesloten bedijkt gebied: de Ring van Putten. Het plangebied beslaat delen van de polder Spijkenisse (1255) en van de 'buitenpolders' Oud en Nieuw Oostbroek (15e eeuw).

Vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen (B) en Nieuwe tijd concentreren zich in de oude dorpskern van Spijkenisse en langs historische dijktracés. Een voorbeeld van dijkbewoning werd ontdekt bij de kruising van Groene Kruislaan en de Rozenlaan. Het betreft een verhoogde huisplaats (terp), die in meerdere fasen gedurende de Late Middeleeuwen B en Nieuwe tijd werd opgeworpen en waarop werd gewoond.

Archeologische verwachting

Het gebied waarvoor deze beheersverordening is opgesteld maakt deel uit van een archeologisch kansrijk gebied. Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Spijkenisse (versie 2011) zijn in dit gebied voor wat betreft het landgedeelte een viertal categorieën aanwezig met een verschillende archeologische verwachting, van laag tot hoog, met hieraan gekoppeld archeologisch beleid. Dit beleid wordt in voorliggend bestemmingsplan omgezet in vier archeologische regimes (zie ook de Aanbevelingen).

Het gebied met een hoge archeologische verwachting betreft de historische dijktracés van de polders Spijkenisse, Oud en Nieuw Oostbroek. De loop van een aantal van deze dijken is gereconstrueerd aan de hand van historisch kaartmateriaal. In de nabijheid van deze dijken bestaat een grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.

De binnen het plangebied gelegen delen van de polders Spijkenisse en Oud Oostbroek hebben een redelijk hoge archeologische verwachting voor de aanwezigheid van archeologische sporen uit de IJzertijd, Romeinse tijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Voor de polder Spijkenisse geldt dat het laatmiddeleeuwse overstromingsdek (Afzettingen van Duinkerke III) dikker is dan 50 cm. Voor de polder Oud Oostbroek is dit dek tenminste 80 cm. Voor de polder Nieuw Oostbroek geldt een lage archeologische verwachting. Dit heeft te maken met de (erosieve) invloed van de Oude Maas.

In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (verkavelingsstructuren, akkercomplexen) te verwachten, als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de latere prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 vierkante meter. Archeologische indicatoren van dit type en/of uit deze periode, aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 vierkante meter), leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is gefragmenteerd. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering.

Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van 'toevalsvondsten', zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

Vertaling naar besluitsubvlakken

Waarde - Archeologie - 1

Voor de historische dijktracés (Waarde - Archeologie - 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.

Waarde - Archeologie - 2

Voor het deel van het plangebied dat valt binnen de polder Spijkenisse (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

Waarde - Archeologie - 3

Voor het deel van het plangebied dat valt binnen de polder Oud Oostbroek (Waarde - Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

Waarde - Archeologie - 4

Voor het deel van het plangebied dat valt binnen de polder Nieuw Oostbroek (Waarde - Archeologie - 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 400 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

Waarde - Archeologie - 5

Voor het binnen de bestemmingsplangrenzen gelegen water (Waarde - Archeologie - 5) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BV00005-4001_0011.jpg"

Overzicht archeologische waarden

4.3.2 Wegverkeer- en industrielawaai

Het plangebied Hartel-Oostbroek is gelegen binnen de geluidszone van het industrieterrein Botlek/Pernis. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben op 19 februari op grond van artikel 71 van de Wet geluidhinder een saneringsprogramma vastgesteld met bronmmaatregelen voor het industrieterrein Botlek/Pernis. Aan de hand van dit saneringsprogramma zijn op 2 juli 1999 door de minister van VROM de ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen (de MTG's) op woningen vastgesteld. De uit het saneringsprogramma voortvloeiende geluidszone is als subkaart opgenomen bij de verbeelding. Er worden in deze beheersverordening geen nieuwe (gevoelige) gebouwen mogelijk gemaakt zodat geen procedures nodig zijn in het kader van de benoemde geluidszone.

Er bevinden zich in het plangebied geen saneringsgevallen zoals bedoeld in de Wet geluidshinder.

4.3.3 Externe veiligheid

Inrichtingen

In het plangebied is een LPG vulpunt gelegen van het aan de andere kant van de Groene Kruisweg gelegen Esso tankstation. Voor het tankstation is een milieuvergunning opgenomen met een gemaximeerde LPG doorzet van 1000 m3. De plaatsgebonden risicocontour van dit tankstation bedraagt 45 meter. Binnen deze contour is geen bebouwing aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BV00005-4001_0012.jpg"

Invloedsgebieden van lpg-vulpunt in verordeningsgebied

Naast het LPG vulpunt is tevens een propaantank van het Lijf Welnesscentrum aan het Fitnesspad 1 aanwezig in het plangebied. Deze propaantank is van een dermate omvang dat de tank valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De plaatsgebonden risicocontour van de tank bedraagt 87 meter (informatie provinciale risicokaart). Binnen deze contour is de bebouwing van het welnesscentrum zelf gelegen en een gedeelte van de tennisvelden en de clubgebouwen van tennisvereniging “De Hartel”. Aangezien de propaantank onderdeel uitmaakt van het welnesscentrum wordt het centrum zelf niet als kwetsbaar object gezien. De tennisvereniging dient aangemerkt te worden als een beperkt kwetsbaar object. Er is daarom geen sprake van een saneringsgeval in het kader van het Bevi.

In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse risicorelevante inrichtingen aanwezig op het industrieterrein Botlek-Pernis. Uit een door de DCMR Milieudienst Rijnmond voor de gemeente Spijkenisse opgestelde risico-inventarisatie d.d. 7 februari 2012 blijkt dat van geen van de risicovolle inrichtingen op Botlek-Pernis de plaatsgebonden contour over het plangebied loopt.

Uit dezelfde risico-inventarisatie blijkt dat de groepsrisico's van zowel het binnen het plangebied gelegen LPG vulpunt en propaantank als van de risicovolle bedrijvigheid op Botlek-Pernis allen lager zijn dan de oriënterende waarde.

Transport gevaarlijke stoffen

vaarroute Oude Maas

Over de Oude Maas vindt transport plaats van diverse gevaarlijke stoffen. Op basis van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs) / het ontwerp basisnet water dient rekening te worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied vanaf de Oude Maas van 40 meter. Binnen dit gebied is geen bebouwing aanwezig in het plangebied en er wordt ook geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt.

buisleidingen

Door het gebied Hartel-Oostbroek loopt een leidingsstrook met een tweetal hogedruk aardgasleidingen. De plaatsgebonden risicocontouren van deze aardgasleidingen liggen op de buisleidingsstrook.

De aanwezige leidingsstrook is in een besluitsubvlak Leiding - Gas opgenomen. Binnen dit besluitsubvlak is de geldende belemmeringstrook van 5 meter aan weerzijden van de leidingsstrook vastgelegd.

Conclusie

Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat de risicosituatie binnen het verordeningsgebied aanvaardbaar is. Er is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico en er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot een toename van het groepsrisico.

4.3.4 Flora en Fauna

Door het bureau Elzerman Ecologisch Advies is een quickscan uitgevoerd ten aanzien van de aanwezige natuurwaarden in het gebied "Hartel-Oostbroek". Als aanbeveling kwam uit de quickscan, dat het raadzaam was een nader onderzoek te laten uitvoeren naar de aanwezige beschermde soorten. In vervolg daarop heeft ook een onderzoek plaatsgehad naar de aanwezige soorten in dit gebied. Dit onderzoek toonde aan dat in het gebied Hartel-Oostbroek zeker 15 beschermde soorten aantoonbaar aanwezig zijn.

Beide onderzoeken zijn als bijlage 1 en 2 bij deze toelichting gevoegd.

Aangezien in de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en de gebieden waar de natuurwaarden voorkomen allen een groene functie behouden, is de bescherming van de aanwezige natuurwaarden gewaarborgd.

4.3.4 Waterstaatkundige aspecten

Waterkerende dijken

De waterkeringen die lopen om het plangebied Hartel- Oostbroek bestaan uit binnenwaterkeringen en hoofdwaterkeringen. De Molendijk fungeert als binnenwaterkering. De keurzone langs de Molendijk bedraagt 30 meter met een buitenbeschermingszone van 10 meter. De beschermingszone loopt hierdoor voor een deel over de sportvelden van Oostbroek.

De hoofdwaterkeringen van het plangebied lopen langs de Groene Kruisweg, de Oude Maas en het voedingskanaal. De waterkering die langs de Groene Kruisweg loopt is een hoofdwaterkering, waardoor de keurzone groter is. De beschermingszone voor de waterkering bedraagt 32.5 meter en de buitenbeschermingszone 20 meter. De Groene Kruisweg ligt op voldoende afstand van het sportpark waardoor de keurzone van de waterkeringen geen belemmering vormen voor het plangebied. Het havengebied noord is omringd door waterkeringen. De hoofdwaterkering loopt zowel om het havengebied noord als het havengebied zuid. Hier tussen is een sluis aangebracht. De sluis heeft een beschermende werking tegen een te hoge waterstand. Voor een dubbele bescherming loopt de hoofdwaterkering ook om de haven heen zodat wanneer de sluis het zou begeven het water nog tegen gehouden kan worden. De hoofdwaterkering van het havengebied noord welke is gelegen aan de Groene Kruisweg, heeft een beschermingszone van 32.5 meter en een buitenbeschermingszone van 20 meter. De hoofdwaterkering aan de Schenkelweg heeft een beschermingszone van 30 meter en een buitenbeschermingszone van 10 meter. Een en ander resulteert in een besluitsubvlak Waterstaat - Waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BV00005-4001_0013.jpg"

Waterkeringen