Plan: | Beerenplaat |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0612.BP00037-4001 |
De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk zijn de meest relevante gemeentelijke beleidsaspecten op het gebied van riolering en waterhuishouding beknopt samengevat.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is een wettelijke richtlijn die tot doel heeft de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater binnen de EU-lidstaten te beschermen en te verbeteren. Ook is de richtlijn bedoeld om duurzaam gebruik van grond- en oppervlaktewater te bevorderen. De Kaderrichtlijn Water omvat een aantal al bestaande EU-richtlijnen op het gebied van waterkwaliteit. Nieuw aan de KRW is de expliciete aandacht voor een goede ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren en de keuze om bij het waterbeheer het stroomgebied centraal te stellen.
De KRW schrijft voor dat alle Europese wateren in 2015 in een goede toestand verkeren. Wat een goede toestand is, hangt af van het type water en is omschreven aan de hand van doelen voor zowel de ecologische als de chemische kwaliteit van het water. Om de doelen te bereiken hebben de verschillende overheden (Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten) gezamenlijk maatregelen geformuleerd. Daarbij is niet alleen gekeken of de maatregelen technisch mogelijk zijn, maar ook of ze betaalbaar en dus werkelijk uitvoerbaar zijn. In het plangebied zijn geen KRW-maatregelen aan de orde.
Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben de overheden (Rijk, provincies, waterschap- pen en gemeenten) in 2003 afspraken gemaakt om gezamenlijk het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden. De focus lag daarbij sterk op waterkwantiteit (wateroverlast). In 2008 is het NBW geactualiseerd naar aanleiding van de uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Water en het uitkomen van nieuwe klimaatscenario's. Met de actualisatie zijn de thema's watertekort, waterkwaliteit en ecologie op de agenda gekomen.
Om ervoor te zorgen dat water van meet af aan wordt meegenomen bij ruimtelijke plannen en besluiten wordt het watertoetsproces doorlopen. Het watertoetsproces is een van de belangrijkste instrumenten om gezamenlijk de opgaven van de NBW te realiseren. Het watertoetsproces is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Initiatiefnemer en waterbeheerder werken vanuit hun eigen verantwoordelijkheid samen aan een ruimtelijke plan of besluit. De resultaten van het watertoetsproces worden vastgelegd in de waterparagraaf van het ruimtelijk plan of besluit.
Een belangrijk thema in het NBW is de stedelijke wateropgave. De stedelijke wateropgave bestaat uit het aanpakken van wateroverlast door overstromend oppervlaktewater, wateroverlast in relatie tot de rioolcapaciteit, de aanpak van grondwateroverlast en het voldoen aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem. Met het van kracht worden van de Waterwet is de Keurvergunning van het waterschap opgegaan in de Watervergunning. Met deze vergunning, kunnen alle wateronderdelen van een project in één vergunning aangevraagd worden.
Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.
Beleidslijn grote rivieren en watervergunning
Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater, onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden, en het bieden van voldoen- de ontwikkelingsmogelijkheden voor overheden om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening.
De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water voor activiteiten in het rivierbed. Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen.
De Beleidslijn grote rivieren heeft als doelstelling
Het afwegingskader in deze beleidslijn is bedoeld om te kunnen beoordelen of activiteiten kunnen plaatsvinden in het rivierbed, en zo ja, onder welke voorwaarden. De beleidslijn zelf is geen instrument om actief rivierverruiming uit te voeren. Daarvoor bestaan andere kaders en procedures. Wel biedt het afwegingskader mogelijkheden voor initiatieven om binnen de gestelde voorwaarden rivierverruimende maatregelen uit te voeren.
Deze beleidslijn maakt een onderscheid tussen twee afwegingsregimes die in kaartbeelden zijn aange- geven:
Op de rivieren de Oude Maas en het Spui en de bijbehorende uiterwaarden is de Beleidslijn grote rivieren van toepassing. Ter plaatse geldt het bergend regime. Voor alle activiteiten in het buitendijks gebied is een watervergunnning van de rivierbeheerder benodigd in het kader van de Waterwet.
Richtlijnen Vaarwegen en Scheepvaarttekens
De vaarweg heeft, net als de gewone weg, verkeersregels nodig. De richtlijnen Vaarwegen en Scheepvaarttekens zijn een handleiding voor het ontwerpen en inrichten van vaarwegen. Hiermee worden vaarwegen verkeersveilig gemaakt.
De Richtlijnen Vaarwegen zijn een verkeerskundig hulpmiddel bij het ontwerp van een vaarweg, haven, sluis of brug.
De Richtlijnen Vaarwegen 2011
Deze richtlijnen bundelen de Nederlandse kennis op het gebied van het ontwerp en de inrichting van vaarwegen, zowel vaarwegvakken als havens, bruggen en sluizen. De richtlijnen geven aanwijzingen voor het kiezen van een maatgevend schip en maatgevende hydraulische randvoorwaarden voor zowel beroeps- als recreatievaart. De richtlijnen gelden voor vaarwegen tot en met CEMT-klasse V. Door vaarwegen volgens dezelfde richtlijnen te ontwerpen, ontstaat een beter samenhangend vaarwegennetwerk.
Richtlijnen Scheepvaarttekens 2008
De scheepvaart is gebaat bij eenduidige verkeerstekens langs de vaarweg, zowel borden als seinlichten, vaste en drijvende markering. De Richtlijnen Scheepvaarttekens geven aan waar en op welke wijze beheerders verkeerstekens moeten plaatsen en wat de toepassingsmogelijkheden zijn. In de Richtlijnen zijn hoofdstukken opgenomen over seinlichten, Dynamische Route Informatie Panelen en markering van het vaarwater.
Beleidsplan Milieu en Water 2000
Met het Beleidsplan Milieu en Water 2000 – 2004 (BMW) zet de provincie Zuid-Holland een nieuwe stap in het milieu- en waterbeleid. In plaats van saneren en beheren richt de provincie zich vooral op het voorkómen van milieu- en waterproblemen. Zij doet dit door voorwaarden te stellen aan ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Deze moeten duurzaam zijn en rekening houden met de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie wil hieraan werken door samen met Zuid-Hollandse over heden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties een groot aantal activiteiten uit te voeren. In het kader van het thema "Vitaal stedelijke gebied" worden voor het realiseren van water, natuur en recreatie in en om de stad als relevante beleidsspeerpunten genoemd:
Ontwerp Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid
De deelstroomgebiedsvisie is voor Voorne-Putten grotendeels gebaseerd op de Waterstructuurvisie Voorne-Putten. Spijkenisse maakt onderdeel uit van het streefbeeld "eilanden", waarbij de wateropgave gericht is op kansen voor waterberging gekoppeld aan oppervlaktewaterzuivering en aan het krekensysteem. Tevens is er kans voor het realiseren van geïsoleerde brakwatergebieden.
Waterstructuurplan Voorne-Putten
De waterbeheerders hebben in het kader van de afstemming met het ruimtelijke beleid en de ruimtelijke wateropgave een waterstructuurplan opgesteld, waarbij rekening houdend met klimaatverandering de visie op het watersysteem tot 2050 is aangegeven, met een vertaling naar de middellange termijn (2015). Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten voor diverse grondgebruiksfuncties opgesteld.
Waterbeheerplan Hollandse Delta 2009 - 2015
In het waterbeheerplan 2009 - 2015 (2008) staat hoe waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid én om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het waterschap om 10% van de toename te compenseren in de vorm van open water.
Waterstructuurplan
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat de gemeenten tussen 2003 en 2006 op grond van de stedelijke wateropgave en rekeninghoudend met de reeds beschikbare (stroom) gebiedsvisie, eigen waterplannen opstellen. Om uitvoering te geven aan dit akkoord heeft de gemeente samen met de waterbeheerders in het gebied een waterstructuurplan opgesteld voor het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen.
De analyse van het waterstructuurplan gaf aan dat het watersysteem in Spijkenisse knelpunten kende. Zonder maatregelen zou in het licht van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling, alsmede verdere verstedelijking, deze situatie verergeren volgens dit rapport. In de jaren hierna is vooral in Spijkenisse Noord extra aandacht geschonken aan enerzijds het vergroten van de waterberging en anderzijds het verbeteren van de afvoermogelijkheden van overtollig oppervlaktewater uit dit gebied. Inmiddels voldoet Spijkenisse aan de gestelde eisen.
Gemeentelijk rioleringsplan 2009- 2013
In het tweede en derde Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) lag het accent vooral op het realiseren van de zogenaamde “basisinspanning” waarmee een vuil-emissiereductie van 50% diende te worden bereikt van overstortend rioolwater op oppervlaktewater. De maatregelen vonden hun basis in het uitvoeren van een tweesporenbeleid. Enerzijds werd het maatregelenpakket in het kader van het emissiespoor (riolering) uitgevoerd, anderzijds moest dit bereikt worden door het uitvoeren van maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor (oppervlaktewater). Deze laatstgenoemde maatregelen waren overigens ondergebracht in het Stedelijk Waterplan Spijkenisse welke in samenwerking met de waterbeheerders onder de vlag “IJsvogelprojecten” werden uitgevoerd. Doel was het bereiken van biologisch gezond oppervlaktewater in het stedelijk gebied van Spijkenisse. Inmiddels is het volledige maatregelenpakket uitgevoerd en is uit een grootschalig, door het waterschap Hollandse Delta, uitgevoerd onderzoek naar voren gekomen dat de kwaliteit van het stedelijk water een aanzienlijke verbetering heeft ondergaan en dat gesproken kan worden van een succesvol verlopen uitvoerings-programma.
In het vigerende en eerste “verbrede” GRP 2009 – 2013 wordt verder invulling gegeven aan het terugdringen van de vuillast op oppervlaktewater door het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering en de afvoer hiervan naar oppervlaktewater. Bovendien dragen de in het GRP opgenomen KRW-maatregelen hun steentje bij om de kwaliteit van het oppervlaktewater nog verder te verbeteren.
Daarnaast wordt in het kader van de wet “Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” aandacht besteed aan de gemeentelijke zorgplicht voor grondwater. In deze planperiode wordt een peilbuizen meetnet opgezet en zal uit inventarisatie moeten blijken op welke plaatsen binnen het stedelijk gebied knelpunten te verwachten zijn.
Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing. Het betreft een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de waterhuishoud- kundige aspecten van de ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Zoals eerder aangegeven valt het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen onder de verantwoordelijkheid van het waterschap Hollandse Delta te Ridderkerk. Rijkswaterstaat is water- en vaarwegbeheerder van de Oude Maas en het Spui en ziet toe op een veilige en ongehinderde afvoer van water. De Rijkshaven- meester is nautisch beheerder van de Oude Maas. De Oude Maas maakt deel uit van het hoofdvaar- wegennet. De nautisch beheerder ziet toe op een vlotte en veilige doorstroming van scheepvaart- verkeer en draagt zorg voor het waarborgen van het functioneren van de vaarweg nu en in de toekomst.
De rivieren
Zoals gesteld is Rijkswaterstaat water- en vaarwegbeheerder van de Oude Maas en het Spui.
Rijkswaterstaat kan belangen hebben indien in een bestemmingsplan een of meer van de volgende aspecten speelt:
Zo mag een bestemmingsplan dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan niet leiden tot:
Oppervlaktewatersysteem
In het Waterstructuurplan dat in samenwerking met de voorgangers van het huidige waterschap Hollandse Delta is opgesteld voor het stedelijk gebied van Spijkenisse komt het gebied Beerenplaat niet voor omdat hier geen oppervlaktewater op het terrein zelf aanwezig is.
Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. De invloed van het plan op het watersysteem is dan ook beperkt. Wel stelt het waterschap bij uitbreiding van bebouwing in het stedelijk gebied normaal gesproken de voorwaarde dat bij een toename van het afvoerend verhard oppervlak (verschil tussen de bestaande en de nieuwe situatie) 10 % hiervan als extra m² wateroppervlak gecompenseerd dient te worden. In z'n algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem op grond van de "Keur" een Watervergunning (aanlegvergunning) dient te worden aangevraagd bij het waterschap Hollandse Delta. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van duikers of stuwen, maar ook voor het graven van nieuwe watergangen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast of dat de berging of aan- en afvoer van water gehinderd wordt.
Op de rivier de Oude Maas en de bijbehorende uiterwaarden zijn de Beleidsregels grote rivieren (Bgr) van toepassing. Ter plaatse geldt het stroomvoerend regime. Voor alle activiteiten in het buitendijks gebied is een watervergunning van de rivierbeheerder Rijkswaterstaat benodigd in het kader van de Waterwet.
Het aan de zuidkant van het plangebied gelegen Spui maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofd- structuur (EHS). Uit onderzoek is gebleken dat grote stukken van de primaire waterkering langs het Spui niet aan de gestelde veiligheidsnormen voldoen. Om die reden heeft het waterschap Hollandse Delta een dijkversterkingprogramma opgesteld waarvoor momenteel een m.e.r. - procedure wordt doorlopen. Binnen het plangebied van de Beerenplaat zijn echter geen dijkverzwaringen voorzien.
Riolering
Op 8 december 1999 heeft de gemeente Spijkenisse een definitieve beschikking van de provincie Zuid-Holland ontvangen waarin de gemeente ontheffing wordt verleend van de zorgplicht voor het vrijkomende afvalwater van alle niet op de riolering aangesloten panden in het buitengebied van Spijkenisse. Deze ontheffing werd verleend voor een periode van 10 jaar.
Met het verstrijken van bovengenoemde termijn is opnieuw overleg met het waterschap Hollandse Delta én Rijkswaterstaat gevoerd en een geactualiseerd overzicht opgesteld van alle op dat moment aanwezige panden in het buitengebied welke niet op de openbare riolering staan aangesloten en heeft de gemeente op basis hiervan opnieuw een verzoek tot vrijstelling van de zorgplicht bij de provincie Zuid-Holland ingediend.
Nadat alle voorgeschreven procedures waren doorlopen heeft de provincie op 8 september 2010 de gemeente opnieuw ontheffing van de zorgplicht afvalwater in het buitengebied verleend. Dit keer voor onbepaalde tijd.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan gaat het om 9 bedrijfswoningen (Berenplaat 1 t/m 9) en een bedrijfsgebouw (Berenplaat 10) op het terrein van het drinkwaterbedrijf Evides welke via diverse septictanks lozen op het Spui en om een pand van de stichting zorgboerderij "Zorg en vertrouwen" (Berenplaat 15) welke via een septictank op de Oude Maas loost. De ontheffing van de zorgplicht houdt onder meer in dat de waterkwaliteitsbeheerder het bevoegd gezag is voor de lozers op oppervlaktewater en daarmee ook verantwoordelijk voor de handhaving. In bovenstaande gevallen is dit Rijkswaterstaat Dienst Zuid-Holland te Rotterdam.
Grondwater
Lange tijd is onduidelijk gebleven welke instantie voor welk onderdeel verantwoordelijk zou zijn voor de grondwaterproblematiek, maar met de invoering van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken in januari 2008 is dit inzichtelijk gemaakt.
Met deze wet krijgen de gemeenten een extra taak, een zogenaamde zorgplicht toebedeeld met betrekking tot het grondwater in het stedelijke gebied. Deze grondwaterzorgplicht houdt voor de gemeenten in dat ze verplicht zijn om in het openbaar gebied zodanige maatregelen te treffen dat structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk worden voorkomen of worden beperkt. Dit gaat echter alleen op voor zover deze maatregelen doelmatig zijn en voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap of provincie behoort. Ook krijgen de gemeenten de taak een loketfunctie te vervullen voor vragen over het grondwater in de stad.
Eind 2009 is deze wet opgenomen in de nieuwe Waterwet waarin naast de zorgplicht voor de gemeenten, het grondwaterbeheer aan de waterschappen wordt toebedeeld. Dit houdt in dat de waterschappen als beheerder van de regionale watersystemen bevoegd gezag zijn voor de vergunningverlening en handhaving van alle onttrekkingen en bijbehorende infiltraties die niet onder provinciaal gezag vallen (< 150.000 m³).
Voor zover bekend zijn er binnen het plangebied geen problemen met te hoge grondwaterstanden en worden deze gezien de (hoge) ligging van het terrein en de naastliggende rivieren ook in de toekomst niet verwacht.
De waterhuishoudkundige aspecten binnen het bestemmingsplangebied zijn met Rijkswaterstaat en het waterschap Hollandse Delta mondeling en/of schriftelijk aan de orde gesteld. Dit heeft geleid tot de beschrijving van deze aspecten in de toelichting en de wijze waarop deze op de verbeelding zijn opgenomen.