direct naar inhoud van 8.4 Externe veiligheid
Plan: De Dijk en Het Land
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00030-4001

8.4 Externe veiligheid

8.4.1 Normstelling en beleid

Alle ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. Deze verplichting is voor wat betreft de risico's van bedrijven vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen. De toetsing aan het externe veiligheidsbeleid moet worden uitgevoerd wanneer het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van een risicobron. Wanneer dit het geval is moet beoordeeld worden of het plan voldoet aan de grens c.q. richtwaarde van het plaatsgebonden risico van deze risicobron. Verder zal in dat geval het groepsrisico beschouwd c.q. verantwoord moeten zijn.

8.4.1.1 Het plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is het risico dat op een plaats in de buurt van een risicobron een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeluk, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De norm in Nederland is dat het plaatsgebonden risico niet groter mag zijn dan 1*10-6, de (berekende) kans per jaar op overlijden. Binnen de 10-6 plaatsgebonden contour zijn geen nieuwe kwetsbare bestemmingen mogelijk. Kwetsbare objecten zijn onder meer woningen, scholen en ziekenhuizen.

8.4.1.2 Het groepsrisico

Met het groepsrisico wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Volgens het Bevi (art. 1, lid 1) wordt het groepsrisico als volgt gedefinieerd:

“Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.”

Het groepsrisico heeft betrekking op de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers. Voor het groepsrisico geldt - anders dan voor het plaatsgebonden risico - een oriënterende waarde, die (in beperkte mate) kan worden overschreden, mits goed onderbouwd en gemotiveerd door het bevoegd gezag. De oriënterende waarde fungeert als ijkpunt voor de verantwoording van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin voor verschillende aantallen slachtoffers de kansen (per jaar) worden gegeven.

8.4.1.3 Invloedsgebied

Het invloedsgebied is het gebied tussen de risicovolle inrichting en de 1% letaliteitsgrens. De 1% letaliteitsgrens is de afstand waarbij, in geval van het optreden van een groot ongeluk, 1% van de in het invloedsgebied aanwezige onbeschermde personen komt te overlijden. Alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicobron dienen in het kader van het BEVI verantwoord te worden.
Bij de Basisnetten zijn de afstanden van de invloedsgebied

en per deel (weg, spoor, water) aangegeven.

8.4.1.4 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht houdt in dat het bevoegd gezag verplicht is om, naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, ook de volgende zaken in haar bestuurlijke afweging mee te nemen:

  • De mogelijkheden van zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de risicobron (ontvluchting);
  • De mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een incident of ramp;
  • Mogelijke alternatieven;
  • Mogelijke risicoreducerende maatregelen.

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft op grond van artikel 13 BEVI en paragraaf 4.3 van RNVGS een adviesplicht ten aanzien van verantwoording groepsrisico.

8.4.1.5 Spijkenisse Veiliger, Visie op externe veiligheid (31 oktober 2011)

De bouw van De Elementen is voorzien in het beleidsstuk "Spijkenisse Veiliger, Visie op externe veiligheid". Het college van burgemeester en wethouders heeft op 22 november 2011 met het concept ingestemd. Naar verwachting kan vaststelling door de gemeenteraad in de loop van 2012 plaatsvinden.

Algemene visie
Als algemene visie op externe veiligheid is geformuleerd dat risico's onvermijdelijk zijn. Vanwege de ligging van Spijkenisse ten opzichte van het havenindustriegebied en bijbehorende transportroutes, is het een utopie om te denken dat het gemeentebestuur de burgers absolute veiligheid kan garanderen. Er zullen altijd risico's blijven bestaan. In de huidige situatie wordt binnen de gemeente Spijkenisse voldaan aan de externe veiligheidsnormen en is het in die zin "veilig genoeg". Dat wil de gemeente graag zo houden. Spijkenisse heeft hierin haar verantwoordelijkheid genomen. De (landelijke) praktijk leert echter dat de veiligheidsstructuur bij bedrijven soms beter kan. Op enkele plaatsen kan het daarom veiliger. Daar gaat de gemeente samen met bedrijven en partners, zoals de DCMR (Milieudienst Rijnmond) en de VRR, aan werken.

Risico-inventarisatie
Op basis van de risico-inventarisatie (DCMR, augustus 2011) en de analyses van de VRR is een risicoprofiel van de gemeente Spijkenisse opgesteld waaruit onder meer het volgende blijkt:

  • De hele gemeente Spijkenisse ligt in het invloedsgebied van één of meer risicobronnen (risicobedrijven, transportroutes of buisleidingen). Dit betekent dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling aandacht besteed moet worden aan het onderwerp externe veiligheid: de kans op een ongeval en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en rampenbestrijding.
  • Er bestaan dus risico's; wel wordt, of zal in alle situaties voldaan worden, aan de veiligheidsafstanden tussen risicobronnen en kwetsbare objecten (zoals woningen) die wettelijk zijn voorgeschreven.
  • Hulpdiensten kunnen bijna overal binnen de gestelde tijd op de plaats van het incident zijn, en de voorzieningen voor bluswatervoorzieningen zijn toereikend.
  • De gemeente heeft al veel gedaan om de externe veiligheidsituatie te verbeteren. Spijkenisse heeft hierin haar verantwoordelijkheid genomen.

Duidelijk is dat externe veiligheidsaspecten in Spijkenisse een rol spelen en blijven spelen. Structurele en geborgde aandacht voor externe veiligheidsrisico's is en blijft daarom gewenst.

8.4.2 Relevante risicobronnen voor plangebied

Met behulp van het Risicoregister gevaarlijke stoffen (RRGS) en de provinciale risicokaart zijn voor het plangebied de volgende risicobronnen geïnventariseerd.

8.4.2.1 Inrichtingen

In Spijkenisse bevinden zich geen inrichtingen die relevant zijn voor dit plangebied. Aan de noordzijde van de haven, buiten het plangebied, bevindt zich het vulpunt voor het LPG-tankstation “Witte Pomp” aan de Noordeinde 70. Op basis van de bestaande milieuvergunning heeft dit station een doorzet van minder dan 1000 m3 en daarmee een veiligheidscontour van 45 m. Deze contour ligt buiten het plangebied.

Buiten Spijkenisse bevindt zich wel een inrichting die relevant is voor dit plan.

Shell Nederland Raffinaderij, Vondelingenplaat   afstand invloedsgebied   afstand tot plangebied  
  3.400 m   2.800 m  

Shell Nederland Raffinaderij valt onder de werkingssfeer van het Bevi.

8.4.2.2 Transport van gevaarlijke stoffen over de weg

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

8.4.2.3 Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor

Het plangebied ligt ruim 1.900 meter vanaf de havenspoorlijn. De havenspoorlijn is derhalve niet relevant voor dit plangebied.

8.4.2.4 Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Ten noorden van het plangebied bevindt zich op ruim 1.900 meter een chloortransportleiding.
Het invloedsgebied (bij weertype F1,5) reikt tot het plangebied. Binnen de Rijnmondregio is afgesproken dat het invloedsgebied op maximaal 1.500 meter wordt gesteld, tenzij het invloedsgebied bij weertype D5 meer bedraagt dan 1.500 meter. In dat geval wordt het invloedsgebied van dit weertype gehanteerd. Bij weertype D5 is het invloedsgebied ongeveer 1.250 meter. Voor deze leiding wordt derhalve een invloedsgebied van 1.500 meter gehanteerd.
Dit reikt niet tot het plangebied.

8.4.2.5 Transport van gevaarlijke stoffen over het water

Het plangebied ligt aan de Oude Maas. In het Basisnet Water is de Oude Maas gekarakteriseerd als een rode vaarweg.

Water   Plasbrand-
aandachts-
gebied (PAG)  
Afstand invloedsgebied   afstand tot het plangebied  
Oude Maas   40 m   1070 m   0 m  

8.4.2.6 Conclusie

Uit het bovenstaande blijkt dat er twee risicobronnen relevant zijn voor dit plangebied. Dit zijn:

  • Shell Nederland Raffinaderij B.V.
  • de Oude Maas
8.4.3 Onderzoek

Door de DCMR is de afgelopen jaren in verschillende planfasen van De Elementen onderzoek gedaan naar externe veiligheid, o.a. in het kader van de MER-beoordeling voor het totale plan De Elementen, en ook afzonderlijk ten behoeve van de ruimtelijke ordeningsprocedures voor de plandelen De Dijk en Het Land (o.a. DCMRrapport d.d. 4 juni 2008).
Ook is er een advies van de VRR d.d.19 juni 2008.
Die onderzoeken zijn voor de nu aan de orde zijnde plandelen De Dijk en Het Land verwerkt in de ruimtelijke onderbouwingen ten behoeve van de voor die plandelen doorlopen procedures als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Voor beide plandelen is door de provincie een verklaring van geen bezwaar afgegeven.
In het kader van die procedures heeft de gemeente Spijkenisse bij brief van 16 december 2008 de provincie nader geïnformeerd over eerdergenoemde advisering door de VRR.
Ten behoeve van het nu aan de orde zijnde bestemmingsplan heeft de DCMR op verzoek van de gemeente wederom onderzoek verricht (DCMR rapportnr.21091320, d.d. 10 september 2010).
De VRR heeft bij brief van 14 juli 2011 advies uitgebracht.
In het volgende wordt ingegaan op de resultaten van het onderzoek van de DCMR en het advies van de VRR.
Zowel het DCMR-onderzoek van 10 september 2010, als het VRR-advies van 14 juli 2011 zijn als bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd.

8.4.3.1 Plaatsgebonden risico

Shell Nederland Raffinaderij B.V.
Shell heeft meerdere PR 10-6 contouren, maar geen daarvan reikt tot het plangebied.

Oude Maas
De veiligheidsafstand van de Oude Maas (de afstand tot waar het plaatsgebonden risico gelijk is aan de grenswaarde c.q. richtwaarde) ligt binnen de oevers van deze rivier. Binnen de oevers van de rivier worden geen ontwikkelingen voorzien zodat het plaatsgebonden risico van de Oude Maas geen belemmering oplevert om het bestemmingsplan vast te stellen.
Naast de veiligheidsafstand zal volgens het concept Besluit transportroutes externe veiligheid (het Besluit treedt naar verwachting in 2012 in werking) de Oude Maas ook een zgn. Plasbrandaandachtsgebied (PAG) kennen, waarbinnen bij eventuele ontwikkelingen rekening moet worden gehouden met plasbrandscenario's op de Oude Maas (een plasbrandscenario op de Oude Maas houdt in dat door een incident een scheur in de wand van het schip met vloeibare brandstof ontstaat. De brandstof stroomt uit en vormt een vloeistofplas die zich over de rivier tot aan de oevers verspreid. Ontsteking van de brandstof leidt tot een hevige brand met effecten over de oever). De PAG-zone van de Oude Maas reikt tot 40 m landinwaarts vanaf de waterlijn. In het gebied binnen de toekomstige PAG-zone van de Oude Maas staat onderhavig bestemmingsplan binnen die maatvoering geen bebouwing toe. Deze PAG-zone zal dan ook geen belemmering voor het bestemmingsplan opleveren.

8.4.3.2 Groepsrisico

Wanneer een plan binnen het invloedsgebied ligt van een bedrijf, dan wel een transportroute met gevaarlijke stoffen, moet in zowel bestaande als nieuwe situaties worden bezien of het groepsrisico groter is dan de oriëntatiewaarde. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico, moeten beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd.

Shell Nederland Raffinaderij B.V.
Het invloedsgebied bedraagt 3.400 meter (1% letaliteit bij weertype D5). Het toxisch scenario (instantaan falen van een tank) is bepalend voor het invloedsgebied.
Als gevolg van de bouw van woningen in het plan De Elementen neemt het groepsrisico toe, maar het blijft onder de oriëntatiewaarde.


Scheepvaart Oude Maas
Volgens de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) valt de Oude Maas onder de categorie van een rode vaarweg. Voor de berekening van het groepsrisico moet rekening worden gehouden met zowel de aantallen zeeschepen, als de aantallen binnenvaartschepen.
In een brief van de DCMR van 8 februari 2011 wordt aangegeven dat er geen gevalideerd rekenmodel voorhanden is. Om toch inzicht te krijgen in de hoogte van het groepsrisico is op basis van expert judgement een door de DCMR ontwikkeld rekenmodel gebruikt. De berekeningen van het DCMR-rekenmodel van de ruimtelijke ontwikkelingen nabij de Oude Maas en Nieuwe Waterweg laten resultaten van groepsrisico zien die tot boven de oriënterende waarde stijgen.
Deze resultaten laten hiermee een ander beeld zien dan het Basisnet Water, waarin is beschreven dat langs de Waterwegen in het Rijnmondgebied geen PR knelpunten of GR aandachtspunten naar voren komen. Aangezien het Basisnet Water een wettelijk kader vormt en de berekeningen van de DCMR zonder gevalideerd rekenmodel tot stand zijn gekomen, prevaleert het Basisnet. In de praktijk betekent dit dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze vaarwegen niet beperkt wordt en het groepsrisico tot onder de oriënterende waarde blijft.

8.4.4 Advies Veiligheidsregio

Overeenkomstig het derde lid van artikel 13 van het Bevi heeft de gemeente het bestuur van de regionale brandweer (in casu de VRR) in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid met betrekking tot het plangebied De Dijk en Het Land.
Op 14 juli 2011 heeft de VRR de gemeente hierover geadviseerd.
Uit het advies blijkt dat zich op de Oude Maas de volgende incidenten kunnen voordoen;

  • Flare scenario ten gevolge van het lek raken van een schip met brandbare vloeibare gassen (een flare is een ontbranding van uittredend gas ten gevolge van een breuk in een toevoerleiding van het tankcompartiment van een schip)
  • Toxisch scenario ten gevolge van het instantaan falen van een schip met ammoniak
  • Plasbrand scenario op de Oude Maas, dit als gevolg van een lekkage van een schip met brandbare vloeistoffen.

De VRR adviseert om de volgende voorzieningen te realiseren, ten einde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor hulpverlening te vergroten:

  • 1. Met betrekking tot de voorziene ontwikkelingen geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kunnen worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden.
  • 2. Voorziene ontwikkelingen binnen de 1% letaliteitscontour (300 meter vanaf het midden van de Oude Maas als gevolg van een flare) zodanig te construeren dat aanwezigen bij een (dreigende) flare meer tijd en gelegenheid hebben om te vluchten. Voor het ontvluchten van de voorziene objecten is het wenselijk minimaal één (nood)uitgang van de Oude Maas af te richten. Verder verdient het aanbeveling om alle (nood)uitgangen in voldoende mate aan te laten sluiten op de infrastructuur in de omgeving.
  • 3. Het plangebied laten voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Dit behoort ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de afdeling OI&P van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond district Zuid-Hollandse Eilanden.
  • 4. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen, zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne 'goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”.


Ad 1 en 2
In het bestemmingsplan wordt via een aanduiding in de verbeelding de zone van 300 m vanaf het midden van de Oude Maas zichtbaar gemaakt. Het gaat hierbij om de eerstelijns bebouwing, i.c. plandeel De Dijk. In de planregels wordt vervolgens verwoord dat binnen dat gebied (woon)bebouwing uitsluitend is toegestaan indien maatregelen worden getroffen om het luchtverversingssysteem uit te schakelen en ramen, deuren en ventilatieopeningen te kunnen sluiten en er voorts sprake is van minimaal 1 (nood)ontsluiting aan de van de Oude Maas afgekeerde zijde.

Ad 3
Zoals reeds in het advies van de VRR aangegeven is de bereikbaarheid van het gebied voldoende, aanrijden is mogelijk van verschillende zijden.
Er zullen voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn.

Ad 4
Voorlichting en instructie van de aanwezige personen vormt onderdeel van het gemeentelijke rampenplan.

De VRR geeft in haar advies aan dat de risicobron Oude Maas tot incidenten kan leiden die vallen in de maatrampklasse II (flare en toxisch scenario). De maatrampklasseschaal loopt van I tot en met V, waarbij tot en met klasse III beheersbaar wordt geacht door de hulpverleningsdiensten.

8.4.5 Conclusie

De toetsing aan externe veiligheid laat zien dat de contouren van het persoonsgebonden risico niet tot het plangebied reiken. Het zogenaamde Plasbrandaandachtsgebied blijft op ruime afstand van de aanwezige en geprojecteerde woonbebouwing.
Het groepsrisico neemt wel toe. Voor wat betreft de Shell Nederland Raffinaderij B.V. blijft dit onder de oriëntatiewaarde. Voor wat betreft de Oude Maas wordt de oriënterende waarde volgens het op basis van expert judgement door de DCMR ontwikkeld rekenmodel overschreden, maar is dit volgens de resultaten van het Basisnet Water niet het geval.
De VRR spreekt in haar advies van 14 juli 2011 over een situatie die beheersbaar wordt geacht door de hulpdiensten.
Naast het veiligheidsbelang voor bewoners en de verantwoording daarvan is voor de Oude Maas een ongehinderde doorgang van het scheepvaartverkeer van belang en de realisatie van het plan De Elementen mag dan ook niet leiden tot beperkingen voor de scheepvaart.
Bij de uitvoering van de voorgenomen bouwplannen ontstaan er geen beperkingen.

8.4.6 Verantwoording

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan De Dijk en Het Land zal de gemeenteraad formeel verantwoording afleggen over de toename van het groepsrisico.
Standpunt daarbij is dat de oriënterende waarde dient te worden gebruikt als signaleringswaarde en dat binnen het Rijnmondgebied, met name in de omgeving van de Botlek en de diverse waterwegen, overschrijdingen van de oriënterende waarde voor het groepsrisico veelvuldig aan de orde zullen zijn. De verwachting is dat het accepteren van een (groeps)risico dat groter is dan de landelijk geldende oriënterende waarde, voor veel gemeenten gelegen in het Rijnmondgebied, zo ook voor Spijkenisse, algemeen beleid is of zal worden. Het maatschappelijk belang is immers ook dat ruimtelijke en economische ontwikkelingen continu nodig zijn om de kwaliteit van de leefomgeving te kunnen waarborgen en te verbeteren. In dit specifieke geval is het duidelijk dat het project de Elementen van groot belang is voor de burgers en de bedrijven in Spijkenisse. Het feit dat een verouderd bedrijventerrein in de directe woonomgeving plaats maakt voor een hoogwaardige woonfunctie is voor de gemeente Spijkenisse een zwaarwegend argument als het gaat over het accepteren van een beperkte toename van het groepsrisico.
Voorts zal bij de verantwoording vooral worden aangesloten bij de conclusie van de VRR dat er door de indeling in maatrampklasse II sprake is van een beheersbare situatie. Er zal aan worden toegevoegd dat bij de nog te ontwikkelen bouwplannen rekening worden gehouden met het door de VRR uitgebrachte advies.
Tot slot kan bij de verantwoording worden opgemerkt dat de ontwikkeling van dit bestemmingsplan, de wijze van onderzoek en de wijze waarop wordt omgegaan met het advies van de VRR in overeenstemming is met het gestelde in "Spijkenisse Veiliger, Visie op externe veiligheid", d.d. 31 oktober 2011.