direct naar inhoud van 4.3 Regionaal Beleid
Plan: De Dijk en Het Land
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00030-4001

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Streekplan RR2020

Het "Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020", kortweg het Streekplan RR2020 van de stadsregio Rijnmond is op 12 oktober 2005 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan bevat een strategisch ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de regio Rotterdam voor de periode 2005 tot 2020. De kern van het RR2020 zit in de balans tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving. Vertaald naar een drietal hoofddoelstellingen betekent dit, dat geïnvesteerd moet worden in het verbeteren van de kwaliteit van woon- en leefomgeving, het versterken en diversifiëren van het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief en het inspelen op de sociaal-culturele diversiteit zodanig, dat de sociale samenhang toeneemt.

De hoofdopgaven zijn uitgewerkt in het 10-puntenplan "Tien punten voor de regio Rotterdam", waarin vijf gebiedsgerichte- en vijf thematische punten zijn opgenomen. Een van de gebiedsgerichte punten betreft de stadshavens, waarbij rivierzones kunnen worden getransformeerd en geherstructureerd.

4.3.2 Visie stedelijke vernieuwing 2001-2010 stadsregio Rotterdam

In navolging van het Rijk wil de stadsregio Rotterdam de komende jaren fors investeren in stedelijke vernieuwing. De directe aanleiding daarvoor is dat de regio Rotterdam landelijk gezien de grootste sociaal-economische achterstanden kent en derhalve ook de regio is met de omvangrijkste en meest kostbare opgave, als het gaat om de vernieuwing van het stedelijk gebied. Het regiobestuur heeft daarom een eigen visie op stedelijke vernieuwing ontwikkeld voor de periode tot 2010. Met betrekking tot het wonen is van belang, dat een substantieel deel van de regionale woningvoorraad niet voldoet aan hedendaagse kwaliteitseisen. Kwaliteitstekorten doen zich vooral voor aan de onderkant van de woningmarkt. Daar staat een groeiende behoefte aan bijzondere (duurdere) woonmilieus tegenover. De ernst van deze problematiek maakt een grootschalige herontwikkeling van woonmilieus noodzakelijk. De ambitie van de stadsregio daarbij is zich te onderscheiden, als een dynamisch woon- en werkmilieu met moderne karakteristieken.
De gedifferentieerde woningvraag vereist, dat de verschillen tussen woonmilieus worden versterkt.
De ontwikkelingen in het plangebied leveren hieraan een grote bijdrage.

4.3.3 Woonvisie stadsregio Rotterdam

In maart 2003 is de Woonvisie voor de stadsregio vastgesteld, die zowel zal dienen als beleidskader voor woonvisies van gemeenten en corporaties, alsook een doorlopende beleidsagenda voor het wonen en een actieprogramma voor regionale projecten bevat.
Trefwoorden zijn leefstijlen, woonmilieus, innovatie en kwaliteit. Kern van de Woonvisie is zowel op kaart als in tekst een schets van de woonmilieus in de regio en de verandering en uitbreiding van de woningvoorraad.
De Woonvisie is ook onderlegger voor het vanaf 2005 geldige RR2020 en de eind 2003 met het rijk overeengekomen verstedelijkingsafspraken tot 2010.

4.3.4 Verstedelijkingsafspraken in kader van Randstad 2040

De Stadsregio Rotterdam is gestart met het opstellen van een beleidsdocument wat als basis dient voor de verstedelijkingsopgave voor de periode 2010 - 2020. Onderstaand een korte samenvatting van de uitgangspunten en de onderdelen van de nieuwe verstedelijkingsafspraken:

Uitgangspunten:

  • Vasthouden aan de opgave en ambitie zoals in RR2020 verwoord;
  • De nieuwe verstedelijkingsopgave wordt nadrukkelijk geplaatst in het kader van Randstad 2040;
  • Integrale verstedelijkingsafspraken, voor tien jaar, met mogelijkheid tot tussentijdse bijstelling na 5 jaar;
  • Benodigd instrumentarium moet regiospecifiek kunnen worden ingezet afhankelijk van de opgave.

Programma:

  • Een nadrukkelijke keuze voor binnenstedelijk bouwen, (dus) op complexe en dure locaties;
  • Benodigde kwaliteitsslag, tot uitdrukking komend in transformatie van rivieroevers en centra in de regio, wonen nabij Stedenbaan stations en herstructurering van na-oorlogse woonwijken (de trendbreuk);
  • Voor de Zuidplaspolder wordt ingezet op landelijk wonen;
  • Een productie van 65.000 woningen (bruto). Dit betekent een productie van gemiddeld 6500 woningen per jaar. Sloop 2900 woningen per jaar.

Sociale woningbouw:

  • Voortzetting in balans brengen van de regionale woningvoorraad;
  • Onderzoek naar voortzetting van spiegelbeeldig bouwen op dezelfde wijze.

Afspraken en inzet van middelen:

  • Nadrukkelijk bij de gebiedsafspraken liggen: Integraal programma voor gebieden;
  • De stadsregionale ondersteuning op (ov-) ontsluiting, investeringen in groen en blauw, herstructurering van een bedrijventerrein, een sociaal programma;
  • Afspraken met maatschappelijke organisaties;
  • Duidelijkheid over de inzet van middelen voor de periode 2010-2020;
  • Voorstander van een integrale geldstroom vanuit het Rijk, zonder (tussen)schotten.


Van Spijkenisse wordt gevraagd om een deel van de verstedelijkingsopgave voor haar rekening te nemen. In voorbereidende gesprekken heeft het college van Spijkenisse aangegeven, dat de verstedelijkingsopgaaf van na 2010 er anders uit moet zien dan de huidige. Ter voorbereiding van de onderhandelingen met de Stadsregio Rotterdam wordt eerst stil gestaan bij de opgave tot aan 2010 en de mate waarin Spijkenisse de opgave heeft gerealiseerd. Vervolgens worden de beleidsuitgangspunten van de stadsregio Rotterdam tegen het licht gehouden van het woonbeleid van de Gemeente Spijkenisse.

4.3.5 Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP 2003-2020)

De stadsregio Rotterdam is verantwoordelijk voor de uitwerking van het landelijk verkeers- en vervoersbeleid voor de regio. Het beleid zou gebaseerd moeten zijn op een Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP), maar bij het ontbreken van een vastgesteld NVVP is door de stadsregio een RVVP opgesteld in de geest van het concept-NVVP. Het RVVP 2003-2020 is op 17 december 2003 door de regioraad vastgesteld. Relevant beleidsuitgangspunt in het RVVP is een goede bereikbaarheid voor personen (binnen richtlijnen voor maximale reistijden) van locaties, waar bovenlokale voorzieningen zijn gevestigd. De overige beleidsuitgangspunten hebben betrekking op de reistijd naar verschillende bestemmingen, de bereikbaarheid voor het goederenvervoer, het inrichten van 'knooppunten', waarop uitwisseling tussen verschillende vervoerswijzen mogelijk is, het bundelen van grote verkeersstromen en de kwaliteit van het openbaar vervoer. De doelstelling in het 'oude' RVVP, dat de groei van het autoverkeer beperkt dient te blijven tot maximaal 15%, is verlaten. In het nieuwe RVVP is het uitgangspunt “mobiliteit mag”, maar binnen de grenzen van leefbaarheid en veiligheid, met het oog op schaarste aan ruimte en aan financiële middelen.