direct naar inhoud van Artikel 8 Water - Waterweg
Plan: De Dijk en Het Land
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00030-4001

Artikel 8 Water - Waterweg

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdwaterwegen;
  • b. scheepvaartverkeer met bijbehorende voorzieningen, waaronder radarmasten;
  • c. wateraanvoer en -afvoer, sediment, ijs en waterberging;
  • d. een openbaar vervoer voorziening voor vervoer over water met de daarbij behorende voorzieningen, zoals vlonders en aanlegsteigers.

met de daarbij behorende:

  • e. oever- en groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. In afwijking van datgene wat staat aangegeven in het vorige lid van dit artikel geldt een uitzondering voor voorzieningen ten behoeve van de scheepvaart, waaronder radarmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 18 m mag bedragen.
8.3 Omgevingsvergunning voor uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, verhogen, veranderen of bewerken van de waterbodem;
    • 2. het uitvoeren van werken waardoor, direct of indirect, het ter plaatse, door het bevoegd gezag vastgestelde waterpeil, meer dan 2,5 cm wordt verhoogd of verlaagd;
    • 3. het ophogen of afgraven van oevers en kaden;
    • 4. het aanbrengen van transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of verhardingen;
    • 6. het indrijven van palen of andere voorwerpen in oevers of waterbodems.
  • b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterweg wordt of kan worden aangetast.
  • d. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.