direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Dansersweg 8 in Klaaswaal - Groene Kruisweg 10 in Numansdorp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0611.BpGroenekruisweg-oh01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de volgende grondgebonden agrarische bedrijven:
    • 1. akkerbouwbedrijven;
    • 2. vollegrondstuinbouwbedrijven;
    • 3. grondgebonden veehouderijen;
    • 4. gemengde tuinbouwbedrijven;
    • 5. bestaande bosbouwbedrijven;
    • 6. fruitteeltbedrijven;
    • 7. kleinfruitteeltbedrijven;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a intensieve veehouderij bij wijze van neventak van de bestaande bedrijfsvoering;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. wandel- en fietspaden;
  • e. water.
3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. nieuwe bebouwing is uitsluitend toegestaan indien deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering; burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van deze toetsing advies inwinnen bij de agrarisch deskundige;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' de betrokken bouwvlakken dienen te worden beschouwd als één bouwvlak;
  • d. de gebouwen een goothoogte mogen hebben van maximaal 6 m;
  • e. de gebouwen een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 11,5 m;
  • f. de oppervlakte van kassen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f bestaande kassen conform de bestaande maatvoering mogen worden gehandhaafd;
  • h. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  • i. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijerfscheiding ten minste 3 m dient te bedragen tenzij de desbetreffende naastgelegen gronden de bestemming 'Agrarisch' hebben;
  • j. bij de bedrijfswoning bijgebouwen zijn toegestaan, waarvan de goothoogte maximaal 4 m mag bedragen.
3.2.2 Kleine gebouwen

ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor het bouwen van gebouwen, in de zin van kleine gebouwen, buiten het bouwvlak gelden:

  • a. de goothoogte van het gebouw mag niet meer bedragen 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de grondoppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2.
3.2.3 Agrarische hulpgebouwen

ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor het bouwen van gebouwen, in de zin van agrarische hulpgebouwen zoals een schuilhut of veldschuur, buiten het bouwvlak gelden:

  • a. per bedrijf mag niet meer dan 1 agrarisch hulpgebouw worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van het agrarische hulpgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de grondoppervlakte van het agrarisch hulpgebouw mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • d. de bouw van het agrarisch hulpgebouw buiten het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de afstand tot het bouwvlak.
3.2.4 Paardenbakken

ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor paardenbakken of stapmolens binnen het bouwvlak gelden:

  • a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een woning mag worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:
    • 1. achter hoofdgebouwen;
    • 2. tenminste 20 m uit de rand van de weg;
    • 3. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
    • 4. maximaal 50 m achter de bestaande, legale bebouwing binnen het bouwvlak;
    • 5. op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden;
  • b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
  • c. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,5 m.
3.2.5 Andere bouwwerken
  • a. ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere bouwwerken binnen het bouwvlak gelden:
    • 1. de bouwhoogte andere bouwwerken voor voederopslag en transport, zoals hooibergen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m;
    • 2. de bouwhoogte van sleufsilo's en mestzakken mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 3. de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
    • 4. de doorsnee van een mestsilo en een mestzak mag niet meer bedragen dan 25 m;
    • 5. de inhoud van mestsilo's en mestzakken mag niet meer bedragen dan 2.500 m3;
    • 6. mestsilo's en mestzakken achter het verlengde van de voorgevel worden gesitueerd en de afstand tot van woningen van derden minimaal 25 meter bedraagt voor zover het (mest)silo's betreft en minimaal 50 als het gaat om mestzakken;
    • 7. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak gelden:
    • 1. overkappingen, (mest)silo's, mest- en vloerplaten en paardenbakken en/of stapmolens zijn niet toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • c. voorzover de maatvoering als bedoeld onder a en b ten tijde van de inwerking treding van het plan reeds meer bedroeg, geldt de bestaande maatvoering als maximum.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Goot- en bouwhoogte binnen het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d en e teneinde een hogere goot- en/of bouwhoogte toe te staan, onder de voorwaarde dat:

  • a. de toegestane goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen met maximaal 1,5 m wordt verhoogd;
  • b. de toegestane goot- en/of bouwhoogte van bijgebouwen met maximaal 2 m wordt verhoogd;
  • c. een hogere goot- en/of bouwhoogte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied;
  • e. voor wat betreft het verhogen van de goot- en/of bouwhoogte geen toepassing is gegeven aan artikel 6.1 onder e.
3.3.2 Paardenbakken buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder c ten behoeve van het bouwen van andere bouwwerken, voor wat betreft paardenbakken en/of stapmolens buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:

  • a. maximaal 1 paardenbak en/of stapmolen per bedrijfswoning of burgerwoning wordt gerealiseerd;
  • b. de paardenbakken en/of stapmolens binnen een afstand van 50 m van de bestaande legale bebouwing binnen het bouwvlak of woonperceel wordt gerealiseerd;
  • c. de paardenbakken en/of stapmolens op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden worden gerealiseerd;
  • d. voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. indien de paardenbak of de stapmolen vanaf de weg zichtbaar is, afschermende beplanting wrodt aangebracht;
    • 2. de paardenbak of de stapmolen wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
    • 3. verlichting bij een paardenbak (of stapmolen) uitsluitend is toegestaan indien deze niet onevenredig storend is voor/in de omgeving en geen onevenredige hinder voor omwonenden veroorzaakt. Ten behoeve hiervan kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan de verlichting;
    • 4. geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt.

3.3.3 Mestsilo's en mestzakken buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder b ten behoeve van het bouwen van andere bouwwerken, voor wat betreft mestsilo's en mestzakken buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:

  • a. de mestsilo's en mestzakken binnen een afstand van 50 m van de bestaande legale bebouwing binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. de mestsilo's op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden worden gerealiseerd;
  • c. de mestzakken op een afstand van minimaal 50 m van woningen van derden worden gerealiseerd;
  • d. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.2.5 onder a sub 2 t/m 5 en:
    • 1. het bouwen van mestsilo's en het plaatsen van mestzakken buiten het bouwvlak noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omliggende waarden en functies;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen ten aanzien van omwonenden, (agrarische) bedrijven en andere omgevingswaarden;
    • 4. ten aanzien van de noodzaak om buiten het bouwvlak te bouwen winnen burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
    • 5. ten aanzien van de milieuhygiënische gevolgen winnen burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies in bij de adviseur inzake milieuhygiëne, omtrent de vraag of de belangen van milieuhygiënische aard zich hier niet tegen verzetten.

3.3.4 Silo's buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder b ten behoeve van het bouwen van andere bouwwerken, voor wat betreft silo's, anders dan mestsilo's, buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:

  • a. de silo's binnen een afstand van 50 m van de bestaande legale bebouwing binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. de silo's op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden worden gerealiseerd;
  • c. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.2.5 onder a sub 1, 2 en 6 en:
    • 1. het bouwen van silo's buiten het bouwvlak noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omliggende waarden en functies;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen ten aanzien van omwonenden, (agrarische) bedrijven en andere omgevingswaarden;
    • 4. ten aanzien van de noodzaak om buiten het bouwvlak te bouwen winnen burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
    • 5. ten aanzien van de milieuhygiënische gevolgen winnen burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies in bij de adviseur inzake milieuhygiëne, omtrent de vraag of de belangen van milieuhygiënische aard zich hier niet tegen verzetten.

3.3.5 Hogere voedersilo's

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder b ten behoeve van voederopslag en transport tot een hoogte van 25 m, onder de voorwaarde dat:

  • a. een hogere hoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij een adviseur inzake natuur en landschap;
  • d. vooraf advies wordt ingewonnen bij een agrarisch deskundige.

3.3.6 Grotere mestsilo's

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder a ten behoeve van grotere mestsilo's, onder de voorwaarde dat:

  • a. een grotere mestsilo noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de inhoud van de mestsilo's niet meer mag bedragen dan 5.000 m3;
  • c. de bouwhoogte van de mestsilo's niet meer mag bedragen dan 12 m;
  • d. vooraf advies wordt ingewonnen bij een agrarisch deskundige met betrekking tot de vraag of de afmetingen van de mestsilo's in overeenstemming zijn met de aard en de omvang van het bedrijf.

3.3.7 Mestsilo's voor de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder a ten behoeve van het bouwen van mestsilo's voor de verlengde voorgevel, onder de voorwaarde dat:

  • a. de situering van de mestsilo achter het verlengde van de voorgevel niet mogelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij een adviseur inzake natuur en landschap.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aantal agrarische bedrijven

Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

3.4.2 Tijdelijke werknemers

Huisvesting van tijdelijke werknemers is op het eigen bedrijf door inwoning in de reguliere bedrijfswoning toegestaan, mits ondergeschikt.

3.4.3 Waterbassins

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat waterbassins niet zijn toegestaan buiten het bouwvlak, tenzij zij op een afstand van ten hoogste 20 m van het bouwvlak en op een afstand van 25 m van woningen van derden worden gesitueerd.

3.4.4 Mestzakken

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat mestzakken niet zijn toegestaan buiten het bouwvlak, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.3.3.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het uitoefenen van nevenactiviteiten in de bestaande bedrijfsgebouwen, naast de agrarische bedrijfsfunctie, waarbij de volgende functies zijn toegestaan:

  • a. zorg;
  • b. recreatie;
  • c. ambachtelijke activiteiten;
  • d. loonbedrijf;
  • e. caravanstalling;
  • f. overige vergelijkbare activiteiten, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;

onder de voorwaarde dat:

    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak;
    • 2. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwingniet mag worden belemmerd;
    • 3. voor zover van toepassing dient de wijziging gepaard te gaan met het afstoten of verpachten van eventuele, overtollige agrarische gronden aan of ten behoeve van agrarische bedrijven;
    • 4. de functiewisseling mag geen hinder tot gevolg hebben voor omliggende functies;
    • 5. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
    • 6. het parkeren op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaatsvindt;
    • 7. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
    • 8. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
    • 9. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan;
    • 10. burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering en invulling van de toegestane nevenactiviteiten met betrekking tot:
      • bescherming van een goed woon- en leefklimaat van omwonenden;
      • bescherming van de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
3.5.2 Biovergistingsinstallatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het realiseren van een biovergistingsinstallatie, onder de voorwaarde dat:

  • a. de biovergistingsinstallatie ten dienste mag staan van maximaal 5 bedrijven;
  • b. de biovergistingsinstallatie binnen het bouwvlak of ten hoogste 50 m buiten het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • c. de inhoud aan bebouwing niet meer mag bedragen dan 5.000 m3;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
  • f. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de adviseur inzake milieuhygiëne;
  • g. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder inzake waterhuishoudkundige belangen.
3.5.3 Huisvesting tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers in stacaravans of kampeermiddelen, onder de voorwaarde dat:

  • a. de stacaravans en kampeermiddelen binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • b. alleen in gebruik zijn door werknemers van het agrarische bedrijf;
  • c. de stacaravans en kampeermiddelen uitsluitend zijn toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • d. binnen het bouwvlak ten minste één bedrijfswoning aanwezig is;
  • e. het maximum aantal stacaravans en kampeermiddelen door burgemeester en wethouders bepaald wordt, afhankelijk van:
    • 1. de invloed op de leefomgeving;
    • 2. de invloed op de woonkwaliteit;
    • 3. de landschappelijke inpassing;
    • 4. de noodzaak;
  • f. de stacaravans en kampeermiddelen tijdens de gebruiksperiode buiten de bedrijfsgebouwen worden geplaatst;
  • g. de stacaravans en kampeermiddelen buiten de gebruiksperiode worden verwijderd;
  • h. de stacaravans en kampeermiddelen achter het verlengde van de voorgevel worden geplaatst;
  • i. burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering van de stacaravans en kampeermiddelen met betrekking tot:
    • 1. een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. bescherming van de belangen van omwonenden en omliggende bedrijven;
    • 3. een passende situering ten opzichte van elkaar of andere aanwezige bebouwing;
  • j. de onderlinge afstand van de stacaravans en kampeermiddelen ten minste 5 m bedraagt.
3.5.4 Kleinschalig kampeerterrein

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, onder de voorwaarde dat:

  • a. niet meer dan 25 kampeermiddelen per woonperceel worden geplaatst;
  • b. het kampeerterrein een totale oppervlakte heeft van ten hoogste 0,5 ha;
  • c. de kampeermiddelen uitsluitend in de periode van 15 maart tot 1 november aanwezig zijn;
  • d. uitsluitend recreatief nachtverblijf is toegestaan;
  • e. burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering van het kampeerterrein met betrekking tot:
    • 1. een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. bescherming van de belangen van omwonenden en omliggende bedrijven;
    • 3. een passende situering ten opzichte van elkaar of andere aanwezige bebouwing.
3.5.5 Bed & Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van bed & breakfast in bestaande bebouwing, onder de voorwaarde dat:

  • a. de hoofdfunctie agrarisch gehandhaafd blijft;
  • b. ten hoogste 4 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 10 gsten mogen verblijven;
  • c. de voorzieningen ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
  • d. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  • e. geen sprake is van permanente bewoning.
3.5.6 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van mantelzorg in bestaande aan-, uitbouwen of bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van mantelzorg dient te worden aangetoond;
  • b. de oppervlakte aan extra gebouwen is maximaal 75 m², mits het perceel dat tot de woning behoort voor 50% onbebouwd blijft en de bouwhoogte maximaal 3,5 meter;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van aanwezige functies en waarden in de omgeving, alsmede van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende erven.
3.5.7 Mestzakken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.4 ten behoeve van het toestaan van mestzakken buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:

  • a. de afstand tot het bouwvlak ten hoogste 50 m bedraagt;
  • b. de afstand tot woningen van derden minimaal 50 m bedraagt.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de omvang van het bouwvlak te vergroten tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha onder de voorwaarde dat:

  • a. door een onafhankelijke agrarische deskundige is aangetoond dat de vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de gewenste bedrijfsomvang;
  • c. de bebouwing zoveel mogelijk geconcentreerd op het perceel wordt gebouwd;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven.
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan nabijgelegen overige bestemmingen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
  • g. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak wordt gecompenseerd in de vorm van open water indien sprake is van een vergroting van het bouwvlak van meer dan 250 m2.
3.6.2 Wijzigen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de situering van de grens van het bouwvlak te wijzigen, onder de voorwaarde dat:

  • a. de gewijzigde situering noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak niet worden gewijzigd;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omliggende waarden en functies;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen ten aanzien van omwonenden, (agrarische) bedrijven en andere omgevingswaarden.
3.6.3 Concentratie mestsilo's

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van mestsilo's ten dienste van meerder bedrijven te zamen, onder de voorwaarde dat:

  • a. de opslag ten dienste van maximaal 5 bedrijven mag staan;
  • b. de inhoud van de silo niet meer mag bedragen dan:
    • 1. binnen het bouwvlak 5.000 m3;
    • 2. buiten het bouwvlak 3.000 m3;
  • c. de hoogte van de silo niet meer mag bedragen dan 12 m;
  • d. indien buiten het bouwvlak wordt gebouwd, vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de agrarisch deskundige met betrekking tot de vraag of de mestsilo noodzakelijk is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering;
  • e. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de adviseur inzake milieuhygiëne met betrekking tot de vraag of de belangen van milieuhygiënische aard zich hier niet tegen verzetten;
  • f. vooraf een schriftelijk advies wrodt ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of waterhuishoudkundige belangen zich hier niet tegen verzetten.
3.6.4 Functiewisseling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden gelegen binnen een bouwvlak te wijzigen, bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven, ten behoeve van één of meer van de volgende functies in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen in Bijlage 1 van deze regels of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen in Bijlage 1 van deze regels:

  • a. loonbedrijf;
  • b. foeragehandel;
  • c. viskwekerij;
  • d. dierenartspraktijk;
  • e. kampeerboerderij binnen het hoofdverblijf;
  • f. educatie en voorlichting;
  • g. zorgboerderij met nachtverblijf;
  • h. (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
  • i. commerciële dienstverlening, zoals een, een geluidsstudio of
  • j. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
  • k. paardenhouderij;
  • l. veehandelsbedrijf;
  • m. extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies;
  • n. paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;
  • o. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, bezoekerscentrum, tentoonstellingsruimte, museum en sauna;
  • p. bewerking en opslag van agrarische producten;
  • q. hoefsmederij;
  • r. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk;
  • s. opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop;
  • t. theeschenkerij;
  • u. wooneenheden (tot een maximum aantal van 3) in bestaande karakteristieke bebouwing, onder voorwaarde van sloop van alle niet karakteristieke bebouwing. (Nieuwe) bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste:
    • 1. 75 m2 voor percelen met een oppervlakte tot 5.000 m2;
    • 2. 100 m2 voor percelen met een oppervlakte van 5.000 m2 tot 10.000 m2;
    • 3. 125 m2 voor percelen met een oppervlakte van minimaal 10.000 m2;
  • v. een dierenasiel in maximaal categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
  • w. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a tot en met v.

Voor de functiewisseling gelden de volgende oorwaarden:

    • 1. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijkomende agrarische bebouwing binnen het betreffende bouwvlak niet mag worden vergroot;
    • 3. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
    • 4. voor zover van toepassing dient de wijziging gepaard te gaan met het afstoten of verpachten van eventuele, overtollige agrarische gronden aan of ten behoeve van agrarische bedrijven;
    • 5. de functiewisseling mag geen hinder tot gevolg hebben voor omliggende fucnties;
    • 6. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
    • 7. het parkeren behorende binnen het bouwvlak op eigen terrein plaatsvindt;
    • 8. geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvindt;
    • 9. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
    • 10. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of –geteelde producten is toegestaan;
    • 11. per bouwvlak maximaal één bedrijf is toegestaan.
    • 12. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen;
    • 13. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en invulling van de toegestane nevenactiviteiten met betrekking tot:
      • bescherming van een goed woon- en leefklimaat van omwonenden;
      • bescherming van de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
3.6.5 Zonnepanelen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen en grondgebonden zonnepanelen met daarbij behorende voorzieningen toe te staan, onder de voorwaarde dat:

  • a. de zonnepanelen landschappelijk worden ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande (agrarische) bedrijven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan nabijgelegen overige bestemmingen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
  • e. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de adviseur inzake milieuhygiëne met betrekking tot de vraag of de belangen van milieuhygiënische aard zich hier niet tegen verzetten;
  • f. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of waterhuishoudkundige belangen zich hier niet tegen verzetten;
  • g. de bouwhoogte van de zonnepanelen en de bijbehorende voorzieningen niet meer bedraagt dan 2 m.