direct naar inhoud van Regels
Plan: Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0610.bp28kweldamweg8-3002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht met identificatienummer NL.IMRO.0610.bp28kweldamweg8-3002 van de gemeente Sliedrecht;

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.7 Afhankelijke woonruimte

Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 Afwijking

Een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo.

1.9 Agrarisch aanverwant bedrijf

Een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.

1.10 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen productiegerichte paardenhouderijen.

1.11 Agrarisch gebruik

Het al dan niet bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren.

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 Bebouwingsgrens

Een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.14 Bebouwingspercentage

Een binnen een bij het plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.15 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.16 Bestaand

Bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

1.17 Bed & breakfast

Voorzieningen gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristische recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen; onder bed & breakfastvoorzieningen wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en of arbeid.

1.18 Bedrijfswoning

Een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (de huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk moet worden geacht.

1.19 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.22 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.23 Bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.26 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.28 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 Erf

Het al dan niet bebouwde bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.32 Erfbebouwing

Een gebouw dat behoort tot een op hetzelfde perceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw.

1.33 Extensief recreatief medegebruik

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen; bijpassende voorzieningen zijn picknickvoorzieningen, bewegwijzering, informatieborden e.d.

1.34 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en paardenhouderijen zijn doorgaans ook grondgebonden.

1.36 Grondgebonden veehouderij

Een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het houden van vee, waarbij het gebruik van agrarische grond noodzakelijk is voor het functioneren ervan.

1.37 Hoofdgebouw

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.38 Hoofdtak intensieve veehouderij

een bedrijfsonderdeel intensieve veehouderij dat qua omvang, arbeidsinzet en gelet op de inkomsten die daaruit redelijkerwijs kunnen worden verworven als volwaardige agrarische hoofdactiviteit kan worden aangemerkt of als activiteit waaruit de betrokkene het hoofdinkomen verwerft.

1.39 Horeca

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.40 Intensieve veehouderij

Het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, dat als zodanig niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel.

1.41 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.42 Manege

Een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden, en waarbij hieraan ondergeschikt horeca is toegestaan.

1.43 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.44 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.45 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.46 Nevenactiviteiten

Het ontplooien van activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.47 Neventak intensieve veehouderij

een bedrijfsonderdeel intensieve veehouderij dat qua omvang, arbeidsinzet en gelet op de inkomsten die daaruit redelijkerwijs kunnen worden verworven niet als volwaardige agrarische hoofdactiviteit kan worden aangemerkt of als activiteit waaruit de betrokkene het hoofdinkomen verwerft.

1.48 Niet grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat in overwegende mate gericht is op de teelt, handel en bewaring van agrarische producten zonder afhankelijk te zijn van agrarische grond als productiemiddel dan wel een intensieve veehouderij.

1.49 Omgevingsvergunning

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.50 Ondersteunende horeca

Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.51 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.52 Paardenbak

Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.53 Paardenhouderij

Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in:

  • productiegericht: een agrarisch bedrijf dat zich richt op het produceren van paarden die geschikt zijn voor een bepaalde taak zoals hengstenstations, opfokbedrijven, paarden- en ponyfokbedrijven, handelsstallen en africhtings- en trainingsstallen, africhtingsbedrijven e.d.;
  • gebruiksgericht: een agrarisch verwant bedrijf of recreatiebedrijf in de vorm van een pensionstal, een wedstrijdstal, verhuurbedrijven, maneges, stallen en/of oefenaccommodaties.
1.54 Paardenpension

Een pensionstalling is een bedrijf dat is gericht op het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden.

1.55 Peil
  • a. Voor gebouwen die onmiddellijk aan de as van de weg grenzen of waarvan de hoofdtoegang minder dan 1 m van de weg ligt: de hoogte van de bovenkant van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • c. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
    • 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst: de hoogte van de as van die weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelbouwgrens van een op bedoeld perceel aangegeven bouwvlak, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft;
    • 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
    • 3. voor vrijstaande bijgebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • d.
    een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.
1.56 Plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.57 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.58 Recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.59 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.60 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.61 Verkoop streekeigen producten

Het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.62 Verkoopvloeroppervlak

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.63 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.64 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.65 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

1.66 Woning/ wooneenheid

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.67 Wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

De kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik van gronden;
  • b. grondgebonden veehouderijen;
  • c. alsmede een productiegerichte paardenhouderij ter plaatse van de 'specifieke vorm van agrarisch - productiegerichte paardenhouderij';
  • d. bedrijfsmatige nevenactiviteiten, met dien verstande dat niet meer dan 400 kippen mogen worden gehouden in de vorm van een grondgebonden veehouderij;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • h. bestaande perceelsontsluitingen;
  • i. bestaande voorzieningen van openbaar nut;

één en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en houtwallen, bruggen, dammen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1;

  • a. Bescherming van waarden

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is het beleid gericht op het beschermen en verder ontwikkelen van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw en behoud van de bedrijfsvoering van de aanwezige landbouw.

  • b. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit

Ten dienste van het agrarisch bedrijf is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten. Maximaal mag 100 m² verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.

  • c. Horeca als ondergeschikte nevenactiviteit

Ondersteunende horeca is als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan, met dien verstande dat ten behoeve van de horecagelegenheid maximaal 120 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen.

  • d. Niet-agrarische nevenactiviteiten

Bovendien is bij elk agrarisch bedrijf naast de agrarische bedrijfsvoering een niet-agrarische nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 25% maar nooit meer dan 200 m². Voorwaarden daarbij zijn wel dat er geen sprake is van een verkeersaantrekkende werking en er geen detailhandel ten behoeve van deze activiteit plaatsvindt, behoudens detailhandel als genoemd onder b.

  • e. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden

De gronden zoals bedoeld in 3.1.1 zijn bedoeld voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Dit houdt in dat het beleid gericht is op:

  • 1. het in stand houden en versterken van het open weidekarakter, het behoud van de karakteristieke verkaveling (smalle percelen met een fijnmazig slotenpatroon);
  • 2. het beschermen en versterken van de landschappelijke waarden alsmede het herstellen van de knotwilgbeplanting;
  • 3. het behoud van het natte karakter van het gebied, de goede waterkwaliteit, het fijnmazig slotenstelsel, aanwezige bosschages en agrarisch graslandgebruik;
  • 4. behoud van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en structuren zoals achterkaden.

  • f. Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d., toegestaan in het gehele gebied.

  • g. Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie met in achtneming dat niet meer dan 30% van het bebouwde oppervlak voor dit doel worden aangewend, tot een maximum van 40 m². De activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemmingsomschrijving als opgenomen in 3.1.

3.2.2 Bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. indien en voor zover een nevenactiviteit als bedoeld in 3.1.2 onder d is toegestaan, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze nevenactiviteit;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per aangeduid 'bouwvlak', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen binnen het betreffende 'Bouwvlak' is;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

3.2.4 Maatvoering

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen

gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' is als volgt:

Bedrijfsgebouwen per 'bouwvlak'   MIN.   MAX.  
Goothoogte   n.v.t.   7 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   12 m  

Bedrijfswoning   MIN.   MAX.  
Goothoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   9 m  
Inhoud   maximaal 750 m3, inclusief aanbouwen  

Bijgebouwen bij bedrijfswoning   MIN.   MAX.  
Goothoogte   n.v.t.   3 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Bebouwde oppervlakte   n.v.t.   75 m2   

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   MAX.  
Hoogte mestsilo   5,5 m  
Doorsnede mestsilo   25 m2  
Inhoud mestsilo   2500 m3  
Hoogte overige silo's   15 m  
Hoogte erfafscheidingen   Voor voorgevelrooilijn: 1 m;
Overige: 2 m  
Hoogte Hooiberg   12 m  
Hoogte windturbines   15 m  
Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
3.2.5 Buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding Bouwvlak'' geldt het volgende:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's, andere mestvoorzieningen en teeltondersteunende voorzieningen niet is toegestaan;
    • 3. reclamebouwwerken ten behoeve van het eigen bedrijf zijn toegestaan, uitsluitend onder de volgende voorwaarden:
      • er is maximaal één reclamebouwwerk per bedrijf toegestaan en uitsluitend in de vorm van een reclamevermelding;
      • het reclamebouwwerk is uitsluitend toegestaan in het groen bij de erftoegang gesitueerd;
      • het reclamebouwwerk mag maximaal 0,40 m hoog en maximaal 3 m breed bedragen, waarvan de hoogte inclusief de ondersteuning niet meer bedraagt dan 1,2 m;
  • b. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, bewegwijzering e.d. met een maximale bouwhoogte van 2,5 m.
3.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bestaande bedrijfswoningen is, voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  • a. de voorgevel van de te herbouwen woning maximaal 15 m achter de voormalige voorgevelrooilijn wordt gesitueerd;
  • b. de bouwwijze (vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. het bepaalde in 3.2.4 wordt in acht genomen, met dien verstande dat voor zover de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, meer bedraagt dan 750 m³ deze wordt teruggebracht naar 750 m³.
3.2.7 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning, het volgende: indien en voor zover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning overschrijden bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' het bouwvlak eenmalig te overschrijden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de overschrijding mag aan één zijde plaatsvinden, niet zijnde een naar de openbare weg gekeerde zijde;
  • b. de overschrijding mag niet meer dan 20 meter bedragen, gemeten uit de grens van het aangeduide 'Bouwvlak';
  • c. de bebouwde oppervlakte van de overschrijding mag niet meer bedragen dan 400 m²;
  • d. voor het overige is de maatvoering van het bepaalde in 3.2.4 van toepassing;
  • e. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;

het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

3.3.2 Omgevingsvergunning grotere bouwhoogte erf- en perceelsafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder a. teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'Bouwvlak' een grotere hoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere hoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erfafscheidingen mogen niet visueel gesloten zijn;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.3 Omgevingsvergunning situering bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 teneinde de bedrijfswoning anders te situeren, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;

de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks plaats heeft in het kader van het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding Bouwvlak'';
  • b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder c;
  • c. een productiegerichte bakkerij;
  • d. wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • e. van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte;
  • f. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken; bestaand gebruik mag worden voortgezet;
  • g. kamperen, behoudens kleinschalig kamperen bij het agrarisch bedrijf, en wel uitsluitend op of direct aansluitend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waarbij het aantal kampeermiddelen niet meer dan 5 mag bedragen;
  • h. het aanbrengen van boomgaarden en fruitteelt;
  • i. het realiseren van paardenbakken buiten de aanduiding 'Bouwvlak';
  • j. complexgewijze volkstuinen en/of moestuinen;
  • k. intensieve veehouderij, waaronder het houden van kippen in de vorm van een intensieve veehouderij, als hoofd- of neventak.
3.4.2 Overeenkomstig gebruik

Als gebruik overeenkomstig de bestemming geldt het volgende:

  • a. het aanleggen van een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak'.
3.4.3 Landschappelijke inpassing

Ten behoeve van de landschappelijke inpassing gelden de volgende regels:

  • a. de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen en de buitenopslag op de gronden met de bestemming ''Agrarisch moet voor 1 mei 2015 zijn aangelegd overeenkomstig het inrichtingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
  • b. onder inrichtingsplan wordt in deze planregels verstaan het 'Beplantingsplan Kweldamweg 8 - 10', gedateerd 31 oktober 2012 opgesteld door Landschapsbeheer Zuid-Holland te Waddinxveen, dat als bijlage 1 aan de toelichting is toegevoegd.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning grotere omvang dag- en verblijfsrecreatie als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e, teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak, zoals opvang van kinderen, ouderen en gehandicapten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt; deze dienen te voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • c. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten gezamenlijk mag niet meer bedragen dan 750 m²;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • f. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • g. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen 30 m²;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;

het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

3.5.2 Omgevingsvergunning grotere omvang zorg als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e, teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, educatief centrum, klim- en klauterhallen, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen e.d., mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur en bed en breakfast;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4;
  • e. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 400 m²;
  • f. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 750 m²;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • l. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
  • m. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m²;

het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.6.3 Verlening

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.6.4 Schema omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;   1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;  
het aanleggen of verharden van oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 200 m2   1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het extensief recreatief medegebruik;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.  
het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm)   1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het extensief recreatief medegebruik;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast;
3. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.  
het bodemverlagen, graven en ophogen van de bodem   1. het mag niet leiden tot inklinking
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij het de waterbeheerder;
3. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast.  
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;
2. het mag niet leiden tot inklinking
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
4. er mag geen onevenredige aantasting van de natte graslandvegetaties en oevervegetaties plaatsvinden;  
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden   1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke waarden;  
het aanlegggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds   1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke waarden;  
het aanbrengen van houtgewas   1. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast;  
het aanbrengen van boomteelt, heesters of sierteelt   1. de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast;
2. het mag niet leiden tot inklinking;  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosjes   1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;  
het omzetten (scheuren) van grasland   1. de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast;
2. er mag geen verzuring van de veengrond plaatsvinden;  
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1 Wijziging Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' wijzigen in de bestemming Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning is uitsluitend toegestaan in de voormalige bedrijfswoning;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, tenzij de bestaande inhoud reeds groter is, dan geldt deze bestaande inhoud als maximum;
  • d. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • e. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan voor zover het betreft een (voormalige) boerderij; hierbij mogen niet meer dan 2 woningen ontstaan;
  • f. de bebouwing dient te worden verminderd tot maximaal 1.500 m³;
  • g. een woning kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. bij het toevoegen van een woning wordt voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel een verkregen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • l. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • n. de regels van de bestemming Wonen van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, overeenkomstig van toepassing worden verklaard.

3.7.2 Wijziging bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend zijn kleinschalige niet-agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven toegestaan;
  • b. de bedrijven behoren tot de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, dan wel bedrijven in milieucategorie 3 die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
  • c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • e. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • f. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige bebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. de nieuwe functie heeft niet meer dan een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking en is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • o. de regels van de bestemming Bedrijf van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, overeenkomstig van toepassing worden verklaard.
3.7.3 Wijziging statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing' teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • b. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • c. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • d. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige bebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen;
  • e. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. de nieuwe functie heeft niet meer dan een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking en is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • k. de regels van de bestemming Bedrijf van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, overeenkomstig van toepassing worden verklaard.
3.7.4 Wijziging natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Afstand bebouwing tot waterlopen
5.1.1 Waterlopen

In verband met het toezicht en onderhoud van boezemwater en (hoofd)watergangen (beide bestemd tot de bestemming Water van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, mag er binnen de beschermingszone geen bebouwing worden geprojecteerd. Tot de beschermingszone voor boezemwater en hoofdwatergangen, als bedoeld in de keur waterbeheer van de waterbeheerder, worden gerekend de stroken grond ter breedte van 5 meter landinwaarts gemeten vanaf de bovenkant van de taluds. Voor alle andere watergangen geldt een breedte van 1 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • c. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 6.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 6.1 sub a met maximaal 10%.
  • d. 6.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 6.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 6.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 6.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
6.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht omgevingsvergunning verlenen.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht van de gemeente Sliedrecht'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sliedrecht in zijn openbare vergadering van 22 september 2015.

De griffier, De voorzitter,