Plan: | Baanhoek-West, uitwerkingsplan bedrijfslussen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0610.bp02baanhoekwestbl-3001 |
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan Baanhoek-West, uitwerkingsplan bedrijfslussen met identificatienummer NL.IMRO.0610.bp02baanhoekwestbl-3001 van de gemeente Sliedrecht.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
de digitale plankaart.
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft.
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
een object zoals bedoeld in artikel 1 Besluit externe veiligheid inrichtingen.
afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:
een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
een object zoals bedoeld in artikel 1 Besluit externe veiligheid inrichtingen.
de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals bedoeld in de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland.
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval.
detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een mate alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht waaronder in elk geval worden verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf.
lijn die per bouwperceel wordt bepaald door de, ten opzichte van de weg of langzaam verkeersroute, dichtstbij gesitueerde gevel van het hoofdgebouw.
indien in dit plan, de begrippen in de regels daaronder begrepen, wordt verwezen naar een wet, een wettelijke regeling (Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling), een keur of een verordening dienen deze te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Ten aanzien van de in 3.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Ter plaatse van de in 3.1 bedoelde gronden zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
Op eigen terrein dienen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd te worden, waarbij het geldende afsprakenkader geldt als parkeernorm.
Ondergeschikte productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf is toegestaan. Dit geldt nadrukkelijk niet bij assemblage- en groothandelsbedrijven.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a, b en c, ten behoeve van:
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid mag niet leiden tot een strijdige situatie met de omliggende woonbestemmingen van aangrenzende bestemmingsplannen.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1, ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder f ten behoeve van de realisatie van één verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de afwijking middels omgevingsvergunning dient de gemeente advies te vragen aan haar wettelijke adviseurs.
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Ten aanzien van de in 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
De voor 'Leiding - Gas 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van niet meer dan 48 inch, een druk van niet meer dan 80 bar en een diepteligging bij aanleg van niet minder dan 1,25 meter.
Ten behoeve van de bestemming ‘Leiding - Gas 1’ mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter.
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.2.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits:
Alvorens te beslissen op een aanvraag als bedoeld in 7.3.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas 1’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De in 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, voor zover het leidingbelang door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 7.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
De voor 'Leiding - Gas 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van niet meer dan 12 inch, een druk van niet meer dan 40 bar.
Ten behoeve van de bestemming ‘Leiding - Gas 2’ mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter.
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 8.2.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits:
Alvorens te beslissen op een aanvraag als bedoeld in 8.3.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas 2’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De in 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, voor zover het leidingbelang door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 15.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
De voor 'Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een watertransportleiding met een diameter van niet meer dan 400 millimeter en de bij deze dubbelbestemming behorende voorzieningen.
Ten behoeve van de bestemming ‘Leiding - Water’ mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter.
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 9.2.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits:
Alvorens te beslissen op een aanvraag als bedoeld in 9.3.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Leiding - Water’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Het verbod als bedoeld in 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De in 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, voor zover het leidingbelang door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 9.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
In geval van herbouw is 11.3.1 onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in 15.1 van dit plan niet van toepassing.
Onder strijdig gebruik van gronden en gebouwen wordt in ieder geval verstaan het gebruik als seksinrichting.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie - Oosteind' zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van het industrieterrein.
In afwijking van het bepaalde bij de onderliggende bestemming(en), mogen geen nieuwe woningen en/of andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 13.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en/of andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze woningen en/of andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' geldt, dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 een omgevingsvergunning voor afwijken is verleend - mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning af te wijken van:
De omgevingsvergunning voor afwijken als bedoeld in 14.1.1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1 met maximaal 10%.
Lid 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Baanhoek-West, uitwerkingsplan bedrijfslussen.