Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Maarten Littel B.V.
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0608.BP1440LittelBw-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

           

1.1 Plan

het bestemmingsplan Maarten Littel B.V.  van de gemeente Schoonhoven.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0608.BP1440LittelBw-VG01  met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 Aan- en uitbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 Bedrijfsmatige activiteiten in de woning

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.8 Beroepsmatige activiteiten in de woning

het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.9 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 Bouwmarkt

een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopoppervlak van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten aan zowel vakman als particulier wordt aangeboden op basis van zelfbediening;

1.14 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 Bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.16 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 Categoriale inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 4 lid 5 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.20 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.22 Kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.23 Maatschappelijke doeleinden

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.24 Mantelzorg

het bieden van zorg aan een iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband;

1.25 Niet categoriale inrichting

Inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet vallende onder de categoriale inrichtingen;

1.26 Peil

  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het te bouwen bouwwerk.

1.27 Plaatsgebonden risico

het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof;

1.28 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.29 Seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels;

1.31 Volumineuze detailhandel

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling. Onder volumineuze detailhandel wordt verstaan: detailhandel in auto's boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, land- en bouwwerktuigen en brand- en explosiegevaarlijke goederen.

1.32 Woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
       

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven;
b. kantoren;
c. maatschappelijke functies;
d. horeca, in de vorm van een lunchroom, snackbar;
e. sport;
f. volumineuze detailhandel;
g. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeren, groen, water;
 
een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 lid 4.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Bouwen algemeen
a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. per bouwperceel mag maximaal 60 % worden bebouwd, echter indien in de verbeelding een bouwvlak is weergegeven mag dit bouwvlak volledig worden bebouwd;
d. parkeren en laden en lossen vindt plaats op eigen terrein. Voor het parkeren wordt toepassing gegeven aan de parkeernormen uit de Parkeer- en Afkoopregeling van de gemeente Schoonhoven, d.d. september 2009.
3.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
 
a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12 m;
b. binnen een daartoe strekkende aanduiding mag een bedrijfswoning worden gerealiseerd op verdiepingsvloeren van een bedrijfsgebouw;
c. de maximaal toegelaten inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 650 m3;
d. het oprichten van bijgebouwen of aanbouwen is niet toegestaan.
   
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
 
De bouwhoogte bedraagt ten hoogste voor:
- erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:  
 - voor de voorgevel 1 m
 - aan de zijkant tot 1 m achter de voorgevel 1 m
 - overig 2 m
- overige erfafscheidingen 2 m
- lichtmasten 9 m
- vlaggenmasten 6 m
- antennemasten op/aan een gebouw (t.a.v. hoogte gebouw) 5 m
- overige antennemasten 12 m
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 onder a voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 14 m in situaties dat er onder het bedrijfspand (half verdiept) geparkeerd gaat worden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende gebruiksregels:
a. uitsluitend bedrijven uit de categorieën 1 t/m 4.1 van de tot deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, en wel ter plaatse van de aanduiding:
(b=1): bedrijven van categorie 1
(b<2): bedrijven tot en met categorie 2
(b<3.1): bedrijven tot en met categorie 3.1
(b<3.2): bedrijven tot en met categorie 3.2
(b<4.1): bedrijven tot en met categorie 4.1
b. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
c. bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
d. binnen de bestemming zijn bedrijfskantoren toegestaan waarvan de bruto-vloeroppervlakte per bouwperceel niet meer bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het desbetreffende bedrijf met een maximum van 3.000 m² bvo;
e. zelfstandige kantoren zijn toegestaan tot een maximum van 1.000 m2 bvo per vestiging;
f. kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals een gemeentehuis, een bankfiliaal, zijn toegestaan;
g. maatschappelijke functies zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m2 bvo;
h. sportfuncties zijn alleen in gebouwde vorm toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m2 bvo;
i. horeca is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 100 m2 bvo en primair gericht op de werknemers van het bedrijventerrein;
j. volumineuze detailhandel is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 10% van de totale oppervlakte van de gronden met de bestemming 'bedrijventerrein';
k. opslag behorend bij de toegestane bedrijfsactiviteit is toegestaan tot maximaal de hoogte van gebouwen;
l. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG, inclusief ten hoogste 200 m² bvo detailhandel, is toegestaan;
m. detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening zijn niet toegestaan; 
n. een dienstwoning is enkel inpandig toegestaan ter plaatse van een daartoe strekkende aanduiding;
o. het is toegestaan binnen deze bestemming ontsluitingen te maken ten behoeve van de bestemming “woongebied”.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. artikel 3 lid 4 onder a ten behoeve van bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld, of ten behoeve van activiteiten die in de naast hogere categorie zijn ingedeeld. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de betreffende bedrijfsactiviteit naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met bedrijfsactiviteiten die ter plaatse krachtens artikel 3 lid 4 onder a zijn toegestaan;
b. artikel 3 lid 4  onder m voor het toestaan van aflevering van door consumenten bestelde producten op een bedrijfslocatie waar deze producten worden geassembleerd en/of geproduceerd.
   

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de Staat van Bedrijfsactiviteiten als gevolg van technologische ontwikkelingen wijzigen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 6

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Archeologie - 6 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. De bestemming is primair ten opzichte van de overige aan de gronden toegekende bestemmingen.

4.2 Bouwregels

   
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd, waarin:
a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 4 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.3 Bouwverbod
Indien uit het in artikel 4 lid 2.1  genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 4 lid 2.2 genoemde waarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
4.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden voor de Waarde - Archeologie – 6 aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt;
  2. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  3. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  7. het rooien van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  8. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  9. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  10. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte van 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte meer dan 10.000 m² bedraagt.
4.3.2 Uitzonderingen
 Het in artikel 4 lid 3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in artikel 4 lid 3  genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
4.3.4 Voorwaarden
Voor zover de in artikel 4 lid 3 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.
4.3.5 Onderzoeksplicht
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:
a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a. de bestemming Waarde – Archeologie – 6 als bedoeld in artikel 4 lid 2.1  geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
b. aan de gronden de bestemming Waarde – Archeologie – 1,2,3,4, 5 of 7 toe te kennen, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Schoonhoven-Oost' (onherroepelijk geworden op 2 februari 2012), indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

3 Algemene regels

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Wet geluidhinder

Woningen gelegen binnen een zone als bedoeld in de wet geluidhinder mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de krachtens de wet geldende voorkeursgrenswaarden, dan wel de vastgestelde hogere grenswaarden.

6.2 Bestaande bouwwerken

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3 Herbouw

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 6 lid 2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

6.4 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is in ieder geval:
a. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van opslag, stort of lozing;
b. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een prostitutiebedrijf daaronder mede begrepen;
c. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
d. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

8.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
a. het bepaalde in deze regels ten behoeve van het gebruik van vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen bij/aan woningen als woonruimte voor mantelzorg onder voorwaarden dat:
  1. de zorgbehoefte van de ontvanger van mantelzorg door middel van een indicatiebesluit en/of verklaring van de huisarts wordt aangetoond;
  2. mantelzorg wordt verleend door de bewoner;
  3. een goede woonsituatie binnen de bestemming in stand wordt gehouden c.q. wordt gegarandeerd;
  4. de woonruimte in het bijgebouw een oppervlakte heeft van maximaal 80 m2;
  5. het bijgebouw een onlosmakelijk geheel vormt met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend;
  6. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvindt.
Aan een omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat beëindiging van het gebruik van het bijgebouw c.q. aangebouwd bijgebouw ten behoeve van mantelzorg binnen één maand daarna schriftelijk moet worden gemeld aan burgemeester en wethouders . Bij beëindiging van mantelzorg trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in en dient het gebruik van het desbetreffende bijgebouw c.q. aangebouwde bijgebouw weer plaats te vinden conform de regels van het bestemmingsplan.
  
b. het bepaalde in deze regels voor wat betreft de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals een transformatorstation, een gasregelstation, kabelverdeelkasten e.d., met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
c. het bepaalde in deze regels voor het toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
d. het bepaalde in deze regels voor het toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil in de verbeelding of in het terrein daartoe aanleiding geeft;
e. het bepaalde in deze regels voor wat betreft de bouw van kunstobjecten (uitingen van beeldende kunst) tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 m.;
f. in de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten, afmetingen, getallen en percentages, mits:
  1. de afwijking niet meer dan 10% bedraagt;
  2. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
g. het overschrijden van bouwgrenzen, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;

8.2 Ruimtelijke structuur

De in artikel 8 lid 1 bedoelde omgevingsvergunnnig wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsgunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 9 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid artikel 9 lid 1 met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

artikel 9 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

artikel 9 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Maarten Littel B.V.