direct naar inhoud van Artikel 9 Waarde - Archeologie
Plan: Cromvliet
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0603.bvcromvliet-VA01

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Gebruiksvormen

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende gebruiksvormen, mede bedoeld voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde elders in deze verordening mogen op de gronden:

  • a. ter plaatse van het vlak 'Landgoed' geen bouwwerken worden gebouwd die dieper reiken dan 0,30 m onder maaiveld;
  • b. elders geen bouwwerken worden gebouwd die dieper reiken dan 0,30 m onder maaiveld en een groter oppervlak beslaan dan 100 m2.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen krachtens andere daar voorkomende gebruiksvormen, mits de archeologische waarden niet worden geschaad. Alvorens de omgevingsvergunning (voor het bouwen) te kunnen verlenen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de gemeentelijke archeoloog te overleggen.

9.3.2 Voorwaarden aan een te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
9.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met het vlak Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het aanleggen van kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies installaties of apparatuur.
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • h. het permanent opslaan van goederen.

9.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod van lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. ter plaatse van het vlak 'Landgoed' tussen maaiveld en 0,30 m onder maaiveld worden uitgevoerd;
  • a. elders tussen maaiveld en 0,30 m onder maaiveld worden uitgevoerd en de oppervlakte minder dan 100 m² beslaat;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening;
  • c. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van het toegestane gebruik betreffen;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

9.4.3 Adviesprocedure

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 9.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijk archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de archeologie niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.