Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Vrijenbanselaan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0603.bpvrijenbanselaan-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Vrijenbanselaan' met identificatienummer NL.IMRO.0603.bpvrijenbanselaan-VA01 van de gemeente Rijswijk;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en daarbij behorende bijlagen);
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
 
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.8 bebouwingspercentage
een percentage dat aangeeft welk deel van het bestemmings- of aanduidingsvlak maximaal mag worden bebouwd;
 
1.9 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, distribueren, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van (commerciële) diensten. Een bedrijf aan huis daaronder niet inbegrepen;
 
1.10 begane grond
de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer zich op maaiveld, of nagenoeg op maaiveld, bevindt;
 
1.11 bestaand
  1. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de ontwerpbestemmingsplan van het ontwerpbestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
    1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
    2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen
  3. bestaande aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.14 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.17 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen
  • een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
  • een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
  • een onbenoemde ruimte, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag;
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.19 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.22 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending;
 
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder: een belwinkel, internetcafé; kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen;
 
1.25 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
 
1.26 erfbebouwing
verzamelnaam voor bouwwerken op het erf, behorende bij een bestemming, die ten dienste staan van het hoofdgebouw en die door de ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, waarbij onderscheid te maken valt tussen:
  1. een aanbouw,
  2. een uitbouw,
  3. een bijgebouw en
  4. een overkapping of carport;
1.27 erftoegangsweg
een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van percelen; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;
 
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.29 geluidwerende voorziening
geluidsreducerende constructie of bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerken of constructies;
 
1.30 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.31 hoogtebegrenzer
een bouwwerk dat voorkomt dat voertuigen met een bepaalde hoogte en gewicht doorrijden;
 
1.32 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie, uitgezonderd seksinrichtingen en prostitutie;
 
1.33 horecacategorie
een aan horeca toegekende categorie volgens de in de bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van Horeca-activiteiten';
 
1.34 kantoor
een voorziening, gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
 
1.35 kap
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk;
 
1.36 kunstobject
beeldende kunst in de vorm van een overig bouwwerk;
 
1.37 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en (warmte)energie;
 
1.38 ondergeschikte detailhandel
detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
 
1.39 ondergeschikte dienstverlening
dienstverlening als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De dienstverleningsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
 
1.40 ondergeschikte horeca
het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;
 
1.41 openbaar toegankelijk gebied
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994; alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
 
1.42 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.43 overkapping
een overig bouwwerk voorzien van een gesloten dak, zonder of met ten hoogste één tot de eigen constructie behorende wand of wanden;
 
1.44 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.45 peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken: bovenkant vanaf het gemiddelde maaiveld van het aansluitend afgewerkt terrein.
tenzij elders in deze regels anders bepaald;
 
1.46 prostitutie
het zich in bedrijfsmatige zin beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.47 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
  1. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  2. een seksbioscoop of sekstheater;
  3. een seksautomatenhal;
  4. een seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.48 Staat van Bedrijfsactiviteiten
lijst van bedrijfsactiviteiten ingedeeld naar toelaatbaarheid in relatie tot de afstand tot al dan niet milieugevoelige locaties of gebieden, zoals opgenomen in bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten;
 
1.49 Staat van Horeca-activiteiten
lijst van horeca-activiteiten ingedeeld naar toelaatbaarheid in relatie tot uitstraling in het algemeen, zoals verstoring en/of hinder, zoals opgenomen in bijlage 'Staat van Horeca-activiteiten';
 
1.50 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. afvalinzamelsystemen;
1.51 uitbouw
een uitbreiding van een bestaande ruimte, welke is gebouwd aan een hoofdgebouw, die door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.52 verblijfsgebied
gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg;
 
1.53 voorgevel
de gevel of gevels, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, die georiënteerd is of zijn op het openbaar toegankelijk gebied;
 
1.54 voorgevelbouwgrens
de naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte bouwgrens; indien bij een hoofdgebouw meerdere voorgevelbouwgrenzen kunnen worden aangegeven, geldt als voorgevelbouwgrens de bouwgrens waar het hoofdgebouw hoofdzakelijk op is georiënteerd;
 
1.55 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw, tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;
 
1.57 winkel
een gebouw of gedeelte van een gebouw, waarbinnen detailhandel wordt uitgeoefend;
 
1.58 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van een al dan niet bestaand gebouw en langs het openbaar toegankelijk gebied is gelegen, en dat wordt begrensd door het verlengde van de voorgevel.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
 
2.2 de bebouwde oppervlakte
de som van de oppervlakte van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een binnen het bouwperceel aanwezig bouwvlak of ander terrein;
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie ook de 'Algemene bouwregels';
 
2.4 de brutovloeroppervlakte (b.v.o.)
binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld;
 
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.7 de grondoppervlakte
buitenwerks en boven peil;
 
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. met daaraan ondergeschikt groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. terreinen;
  2. gebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
 
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 7 meter voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten;
    2. 4 meter voor reclame- en informatiezuilen;
    3. 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.3 Nadere eisen
 
3.3.1 Externe veiligheid - vluchtmogelijkheden
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:
  1. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
  2. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
  3. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
  4. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
3.3.2 Externe veiligheid - afsluitbaarheid mechanische ventilatie
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.
 
Artikel 4 Bedrijf – Verkooppunt motorbrandstoffen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg en lng;
  2. een autowasinrichting;
  3. ondergeschikte detailhandel incl. de verkoop van voedingsmiddelen en dranken;
  4. ondergeschikte horeca;
  5. ondergeschikte dienstverlening;
  6. een reclamezuil ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – reclamezuil 2', waarbij geldt dat binnen dit aanduidingsvlak en het aanduidingsvlak zoals bedoeld in lid 6.1 sub c tezamen ten hoogste één reclamezuil mag worden gebouwd;
  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen waaronder ondergrondse opslagtanks, technische ruimten, parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, groen en water.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen en overkappingen de volgende bouwregels:
  1. hoofdgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte in meters mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
  3. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 60 % van het oppervlakte van het hoofdgebouw;
  4. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan 30 % van het oppervlakte van het hoofdgebouw;
  5. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van ondergeschikte dienstverlening mag niet meer bedragen dan 30 % van het oppervlakte van het hoofdgebouw.
4.2.2 Erfbebouwing uitgezonderd overkappingen
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor erfbebouwing, uitgezonderd overkappingen, de volgende bouwregels:
  1. erfbebouwing uitgezonderd overkappingen mag, uitsluitend op het achtererf, zowel binnen als buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing uitgezonderd overkappingen mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 50% van het bebouwbaar erf, met een maximum van 50 m²;
  3. de bouwhoogte van erfbebouwing uitgezonderd overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw.
4.2.3 Overige bouwwerken
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden geldt voor overige bouwwerken, uitgezonderd overkappingen, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan;
  1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf;
  2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen op de overige delen van het erf;
  3. 7 m voor kunstobjecten, lichtmasten en vlaggenmasten;
  4. 4 m voor reclame- en informatiezuilen;
  5. 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  6. 7 m voor een prijzenbord;
  7. 25 meter voor een reclamezuil, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – reclamezuil 2';
  8. 2 m voor andere overige bouwwerken.
4.2.4 Ondergronds bouwen
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor bouwen onder het peil de volgende bouwregels;
  1. ondergronds bouwen is zowel binnen als buiten een bouwvlak toegestaan;
  2. gebouwd mag worden tussen het peil en 4,50 m onder peil.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
  1. 1 onder a voor het gedeeltelijk bouwen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak, mits:
    1. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt;
    2. de bouwhoogte maximaal 4,50 m bedraagt;
  2. 1 onder d voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van ondergeschikte horeca tot 60% van het oppervlakte van het hoofgebouw;
  3. 2 onder a voor het bouwen van erfbebouwing op het voorerf, waarbij alsdan tevens de bepalingen zoals bedoeld in lid 4.2.2 onder b en c van overeenkomstige toepassing zijn;
  4. 3 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf tot een hoogte van maximaal 2 m, mits:
    1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  5. 3 onder h door de bouwhoogte van andere overige bouwwerken te vergroten tot een bouwhoogte van niet meer dan 4 m indien dit in verband met een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.
4.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De afwijkingsmogelijkheden zoals genoemd in lid 4.3.1 kunnen slechts worden toegepast indien:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. het aantal parkeervoorzieningen;
    5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. de bebouwingsmogelijkheden en/of gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. milieukundige aspecten (externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluid)
  3. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  4. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels voor het gebruik:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken als verkooppunt, vulpunt en afleverzuil voor lpg is niet toegestaan.
  2. buitenopslag is niet toegestaan;
  3. het gebruik van gebouwen voor bewoning is niet toegestaan.
  4. een terras ten behoeve van horeca-activiteiten, zoals bedoeld in lid 4.2.1. sub d en/of lid 4.3.1. sub b, is toegestaan met een maximum 100 m2.
4.5 Nadere eisen
 
4.5.1 Externe veiligheid - vluchtmogelijkheden
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:
  1. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
  2. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
  3. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
  4. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
4.5.2 Externe veiligheid - afsluitbaarheid mechanische ventilatie
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.
 
Artikel 5 Groen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen, oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. paden en bruggen voor langzaam verkeer;
  4. reclamezuil, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf - reclamezuil 1';
  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder ontsluitingen ten behoeve van de in lid 5.1.onder d genoemde reclamezuil,met uitzondering van parkeervoorzieningen;
5.2 Bouwregels
 
Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken, worden gebouwd, waarbij:
  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    1. 7 m voor kunstobjecten en lichtmasten;
    2. 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
    3. 4 m voor vlonders, steigers en bruggen;
    4. 8 m voor ooievaarsnesten;
    5. 2 m voor andere overige bouwwerken;
    6. 25 meter voor een reclamezuil, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reclamezuil';
  2. er mogen geen geluidwerende voorzieningen, reclame-/infozuilen/-borden en/of vlaggenmasten worden gebouwd/opgericht, behalve ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van bedrijf – reclamezuil 1’ alwaar per aanduidingsvlak maximaal één reclamezuil mag worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van:
  1.  het bouwen van gebouwen en overkappingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer dan 25 m2;
  2. het bouwen van speel- en ontmoetingsvoorzieningen tot een bouwhoogte van 5 m;
  3.  het bouwen van geluidwerende voorzieningen, reclame-/infozuilen/-borden en/of vlaggenmasten.
5.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De afwijkingsmogelijkheden zoals genoemd in lid 5.3.1 kunnen slechts worden toegepast indien:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. het aantal parkeervoorzieningen;
    5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. de bebouwingsmogelijkheden en/of gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. het milieu;
  3. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  4. op een goede wijze in de (extra) parkeerbehoefte wordt voorzien.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder e voor het toestaan van parkeervoorzieningen binnen de bestemming ‘Groen’.
 
5.4.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijking bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. het gewenste voorzieningenniveau;
    5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. de bebouwingsmogelijkheden en/of gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. het milieu;
  3. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving.
Artikel 6 Horeca
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horeca tot en met horecacategorie 1c;
  2. speel - en ontmoetingsvoorzieningen (o.a. in de vorm van een skatevoorziening);
  3. een reclamezuil ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – reclamezuil 2', waarbij geldt dat binnen dit aanduidingsvlak en het aanduidingsvlak zoals bedoeld in lid 4.1 sub f tezamen ten hoogste één reclamezuil mag worden gebouwd;
  4. de ontsluiting van de in de bestemming ‘Groen’ gelegen reclamezuil welke aangeduid is met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – reclamezuil 1';
  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen waaronder terrassen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, groen en water.
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Hoofdgebouwen
Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte in meters mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
6.2.2 Erfbebouwing
Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden voor erfbebouwing de volgende bouwregels:
  1. erfbebouwing mag, uitsluitend op het achtererf, zowel binnen als buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 30% van het bebouwbaar erf, met een maximum van 100 m²;
  3. de bouwhoogte van erfbebouwing mag niet meer bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw.
6.2.3 Overige bouwwerken
Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden geldt voor overige bouwwerken, uitgezonderd overkappingen, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf;
  2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen op de overige delen van het erf;
  3. 7 m voor kunstobjecten, lichtmasten en vlaggenmasten;
  4. 4 m voor reclame- en informatiezuilen;
  5. 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  6. 6 m voor een hoogtebegrenzer;
  7. 25 meter voor een reclamezuil, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – reclamezuil 2';
  8. 2 m voor andere overige bouwwerken, uitgezonderd overkappingen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
  1. lid 6.2.1 onder a voor het gedeeltelijk bouwen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak, mits:
    1. de totale bedrijfsvloeroppervlakte van de horecavoorziening niet meer bedraagt dan 700m2;
    2. de bouwhoogte maximaal 6,60 m bedraagt.
  2. lid 6.2.1 onder b door de bouwhoogte te vergroten tot een maximum van niet meer dan 8 m indien dit in verband met een doelmatige bedrijfsuitoefening en duurzaamheidsoverwegingen noodzakelijk is;
  3. lid 6.2.2 onder a voor het bouwen van erfbebouwing op het voorerf, waarbij alsdan tevens de bepalingen zoals bedoeld in lid 6.2.2 onder b en c van overeenkomstige toepassing zijn;
  4. lid 6.2.3 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf tot een hoogte van maximaal 2 m, mits:
    1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  5. lid 6.2.3 onder h door de bouwhoogte van andere overige bouwwerken te vergroten tot een bouwhoogte van niet meer dan 4 m indien dit in verband met een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
6.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De afwijkingsmogelijkheden zoals genoemd in lid 6.3.1 kunnen slechts worden toegepast indien:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. het aantal parkeervoorzieningen;
    5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. de bebouwingsmogelijkheden en/of gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. het milieu;
  3. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  4. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
6.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a voor het toestaan van horeca tot en met horecacategorie 2 indien deze naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met horeca uit de horecacategorie 1c.
4.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijking bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. het gewenste voorzieningenniveau;
    5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. de bebouwingsmogelijkheden en/of gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. het milieu;
  3. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  4. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
6.5 Nadere eisen
 
6.5.1 Externe veiligheid - vluchtmogelijkheden
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:
  1. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
  2. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
  3. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
  4. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
6.5.2 Externe veiligheid - afsluitbaarheid mechanische ventilatie
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.
 
Artikel 7 Verkeer - 3
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. erftoegangswegen en verblijfsgebieden;
  2. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
7.2 Bouwregels
 
Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
  1. gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 20 m2 per bouwwerk;
  2. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, uitgezonderd overkappingen, mag niet meer mag dan:
    1. 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten;
    2. 4 m voor reclame- en informatiezuilen;
    3. 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
    4. 2 m voor andere overige bouwwerken.
Artikel 8 Water - 2
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Water - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder oevers, bruggen en aanlegsteigers.
8.2 Bouwregels
 
Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
  1. uitsluitend overige bouwwerken zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
 
8.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en overkappingen, met dien verstande dat:
  1. gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 20 m² per bouwwerk;
  2. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen maximaal 3 m mag bedragen.
8.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De afwijkingsmogelijkheden zoals genoemd in lid 8.3.1 kunnen slechts worden toegepast indien:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. het aantal parkeervoorzieningen;
    5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. de bebouwingsmogelijkheden en/of gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. het milieu;
  3. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  4. op een goede wijze in de (extra) parkeerbehoefte wordt voorzien.
Artikel 9 Leiding - Gas
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
 
9.1.1 Algemeen
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
 
9.1.2 Prioriteitenstelling
Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Leiding - Gas' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Leiding - Gas'.
 
9.2 Bouwregels
 
Ten aanzien van de in 9.1. lid bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels
 
9.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder b ten behoeve van de bouw van gebouwen anders dan in dat lid genoemd onder de voorwaarden dat:
  1. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen,
  2. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad,
  3. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant/beheerder;
9.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De afwijkingsmogelijkheden zoals genoemd in lid 9.3.1 kunnen slechts worden toegepast indien:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. het aantal parkeervoorzieningen;
    5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. de bebouwingsmogelijkheden en/of gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. het milieu;
  3. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  4. op een goede wijze in de (extra) parkeerbehoefte wordt voorzien.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
 
9.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  4. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen in de bodem;
  6. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  8. het permanent opslaan van goederen.
9.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het verbod van lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
  1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  2. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  4. die van geringe omvang zijn of gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
  5. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
9.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
 
Artikel 10 Waarde - Ecologie
 
10.1 Bestemmingsomschrijving
 
10.1.1 Algemeen
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van natte en/of droge ecologische verbindingszone.
 
10.1.2 Prioriteitenstelling
Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Ecologie' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Ecologie' .
 
10.2 Bouwregels
  1. ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
  2. ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen geldt, in afwijking van het verbod in lid 10.2 onder a dat met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels wel zijn toegestaan:
    1. de bouw van bouwwerken ten behoeve van speelplekken;
    2. de bouw van bouwwerken ten behoeve van het Groencompensatieplan, zoals opgenomen als bijlage 2 bij de regels (of de nadere uitwerking hiervan).
10.3 Afwijken van de bouwregels
 
10.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen krachtens andere daar voorkomende bestemmingen, mits de ecologische waarden niet worden geschaad.
 
10.3.2 Voorwaarden aan een te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen
Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor ecologische waarden (zoals verblijfplaatsen o.i.d) kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot een verstoring van ecologische waarden leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op ecologisch gebied.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
 
10.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Ecologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.
10.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het verbod van lid 10.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
  1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  2. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  4. de aanleg van toegangspaden;
  5. de aanleg van speelplekken;
  6. de realisatie van het groencompensatieplan, zoals opgenomen als bijlage 2 bij de regels (of de nadere uitwerking hiervan).
10.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien blijkt dat de werken en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van het beheer van de gronden en daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied.
 
10.4.4 Adviesprocedure
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 10.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een ecoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de ecologische waarden niet onevenredig schaden.
 
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
 
11.1 Bestemmingsomschrijving
 
11.1.1 Algemeen
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beheer en onderhoud van de waterkering.
 
11.1.2 Prioriteitenstelling
Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
 
11.2 Bouwregels
 
Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken anders dan in dat lid genoemd onder de voorwaarden dat:
  1. de bij de betrokken gebruiksvorm behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen;
  3. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
3 Algemene regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 13 Algemene bouwregels
 
13.1 Parkeernormen
 
13.1.1 Nota parkeernormen
Binnen het plangebied moet worden voldaan aan de normen uit de 'Nota Parkeernormen Gemeente Rijswijk' van 8 februari 2012, zoals opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
 
13.1.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen indien van het beleidsdocument als bedoeld in lid 13.1.1 een actuelere versie is vastgesteld, met dien verstande dat alsdan de actuelere versie van overeenkomstige toepassing is.
 
13.2 Overschrijding bouwgrenzen
 
13.2.1 Algemeen
De in deze regels ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
  1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt;
  3. gevel en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, galerijen en luifels, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m overschrijden;
  4. erkers en balkons voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijden;
  5. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  6. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden.
13.2.2 Afwijking
  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 13.2.1 voor het overschrijden van de bouwgrenzen met ten hoogste 1,50 m, indien het betreft:
    1. toegangen van bouwwerken;
    2. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
    3. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
    4. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    5. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
    6. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
    7. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 13.2.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen ten behoeve van het bouwen van verbindingen (loopbruggen) tussen gebouwen, mits die uit oogpunt van stedenbouwkunde en verkeersveiligheid aanvaardbaar wordt geacht.
13.3 Ondergronds bouwen
 
De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw, met uitzondering van ondergrondse bouw ten behoeve van de bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen', van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen, met dien verstande, dat dit niet van toepassing is op situaties als bedoeld in 13.2.1, onder e;
  2. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
 
14.1 Gebruik onbebouwde gronden
 
Onder verboden gebruik van onbebouwde gronden wordt in ieder geval verstaan:
  1. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  2. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  5. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).
14.2 Uitzonderingen gebruiksverbod
 
Het bepaalde in lid 14.1 van dit artikel is niet van toepassing op:
  1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  2. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
  3. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
14.3 Gebruik bouwwerken
 
Onder verboden gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval verstaan:
  1. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. prostitutie;
  3. seksinrichtingen;
  4. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).
14.4 Uitzondering gebruiksverbod
 
Het bepaalde in lid 14.3 van dit artikel is niet van toepassing op:
  1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de bouwwerken;
  2. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
 
  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
    1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de oppervlakte ten hoogste 35 m2 en de goothoogte ten hoogste 4 m mag bedragen; gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
    2. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
    3. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten;
    4. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van overige bouwwerken met maximaal 20%;
    5. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied.
    6. de bouw van overige bouwwerken, zoals een kunstobject, antennes en dergelijke tot een bouwhoogte van 15 m;
    7. het houden van evenementen voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement;
    8. het toestaan van geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    9. het toestaan van één vlaggenmast per perceel, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
    10. het toestaan van één reclame- en/of informatiezuil of -bord per perceel, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
  2. Afwijken is alleen mogelijk indien geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
    1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. een goede woonsituatie;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de sociale veiligheid;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
 
16.1 Algemeen
 
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van de 'Algemene afwijkingsregels' niet kunnen worden gebouwd;
  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
16.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
 
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het (gedeeltelijk) wijzigen van de bestemming 'Waarde - Ecologie', indien dit noodzakelijk is geworden door de aanleg of gewijzigde ligging van de natte en/of droge ecologische verbindingszone.
  2. het (gedeeltelijk) wijzigen van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', indien dit noodzakelijk is geworden door de aanleg of gewijzigde ligging van een hoofdwatergang;
  3. het (gedeeltelijk) wijzigen van de bestemming 'Leiding - Gas', indien dit noodzakelijk is geworden door de aanleg of gewijzigde ligging van de betreffende leiding;
16.3 Algemene randvoorwaarden bij wijzigen
 
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. het aantal parkeervoorzieningen;
    5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. het milieu:
  2. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    1. luchtkwaliteit;
    2. parkeerbehoefte;
    3. geluid;
    4. bodemkwaliteit;
    5. watertoets;
    6. archeologie;
    7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    9. economische uitvoerbaar en kostenverhaal.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
 
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
17.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1.1 met maximaal 10%.
 
17.1.3 Uitzondering
Lid 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
17.2 Overgangsrecht gebruik
 
17.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
17.2.2 Afwijkingsmogelijkheid
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
17.2.3 Verlooptermijn
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 17.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
17.2.4 Uitzondering
Lid 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 18 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Vrijenbanselaan’.
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Rijswijk, gehouden op d.d. 28 april 2015
 
Griffier,                                        Burgemeester,