direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluherziening parkeernormering Rijswijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0603.BPparapluherzparke-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het plan

Aanleiding voor deze parapluherziening is de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK op 29 november 2014. Met deze wetswijziging is artikel 8, vijfde lid, van de Woningwet vervallen en is het niet langer mogelijk om stedenbouwkundige voorschriften (waaronder de parkeernormen) op te nemen in de Bouwverordening. Daarbij geldt een overgangsperiode tot 1 juli 2018. Om te voorkomen dat er in Rijswijk na deze datum bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen ontstaan waarin geen bepalingen zijn opgenomen over het aantal parkeerplaatsen, is de voorliggende parapluherziening opgesteld.

Deze parapluherziening is een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied van de gemeente Rijswijk voor alleen het onderwerp ‘parkeren’. Via dit bestemmingsplan worden voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bouwen en/of gebruiken de geldende parkeernormen in heel Rijswijk van toepassing verklaard.

Met dit bestemmingsplan wordt geanticipeerd op het gedachtengoed van de Omgevingswet, die op 1 januari 2021 in werking treedt. Dit wordt bewerkstelligd door het opnemen van een open norm ("voldoende parkeergelegenheid") in dit bestemmingsplan. In het ontwerp-Omgevingsbesluit is bepaald dat het mogelijk is om open normen in het omgevingsplan te hanteren. Wel is het volgens jurisprudentie noodzakelijk om vervolgens te verwijzen naar een concreet beleidsstuk waarin vervolgens is aangegeven wat onder 'voldoende' wordt verstaan. In dit geval is dat de Nota Parkeernormen 2011 of diens rechtsopvolger(s).

1.2 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan “Parapluherziening parkeernormering Rijswijk” bestaat uit regels en een toelichting. Het werkingsgebied van de regels is geometrisch bepaald1 door middel van een plangrens. Uit de regels volgt hoe het onderwerp 'parkeren' vanaf de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt geregeld. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.


Het plan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Een toets aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is dan ook niet nodig. Ook is het niet nodig om alle milieuaspecten, die normaliter terugkomen in de toelichting van een bestemmingsplan, te behandelen.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan betreft het gehele grondgebied van de gemeente Rijswijk. Afbeelding 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.BPparapluherzparke-VA01_0001.png"

Afbeelding 1.1: begrenzing plangebied

1.4 Voorgaande bestemmingsplannen

Het voorliggende plan treedt in de plaats van alle onderliggende bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen op het onderdeel ‘parkeren’, zodat voor het aspect ‘parkeren’ alleen het voorliggende plan geldt. De overige aspecten van de onderliggende plannen blijven onverkort van kracht.

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na dit eerste inleidende hoofdstuk wordt in hoofstuk 2 het plan inhoudelijk nader toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het geldende beleid en in hoofstuk 4 op de uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 5 tot slot wordt de bestemmingsplanprocedure nader toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het onderwerp "parkeren" is momenteel binnen de gemeente Rijswijk op verschillende manieren in ruimtelijke plannen geregeld. In veel (recentere) bestemmingsplannen is geregeld dat binnen het betreffende plangebied aan de gemeentelijke parkeernota dient te worden voldaan. In andere plannen is geregeld dat alleen bij het bouwen op grond van de betreffende bestemmingen aan de gemeentelijke parkeernota dient te worden voldaan. Verder is in een plan gezien dat de voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van stedenbouwkundige aard buiten toepassing blijven, behoudens ten aanzien van de parkeergelegenheid. In andere plannen is helemaal geen regel met betrekking tot parkeren opgenomen. Dat is ongewenst: het realiseren en behouden van voldoende parkeerplaatsen is immers van essentieel belang voor een goede woon-, werk- en leefomgeving.

2.2 Toekomstige situatie

Het voorliggende bestemmingsplan herziet de regeling voor het parkeren in alle gemeentelijke ruimtelijke plannen, dus ook voor de ruimtelijke plannen waarin al wel een toereikende regeling was opgenomen. Hier is voor gekozen om de situatie zo overzichtelijk mogelijk te houden. In nieuwe, nog vast te stellen, bestemmingsplannen dient een eigen regeling ten aanzien van parkeren opgenomen te worden. Als die overgenomen wordt uit c.q. aansluit op het paraplubestemmingsplan, dan blijft overal dezelfde regeling gelden.

In de voorliggende parapluherziening is een algemene voorwaardelijke verplichting opgenomen die voor heel Rijswijk geldt. In paragraaf 2.3 wordt dit nader toegelicht.

2.3 Juridische aspecten

2.3.1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de gemeentelijke standaard, met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO).

In paragraaf 2.3.2 en paragraaf 2.3.3 wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd.

2.3.2 Bestemmingsplanmethodiek

Het uitgangspunt van dit paraplubestemmingsplan is het van toepassing verklaren van het gemeentelijke parkeerbeleid (inclusief parkeernormen) op alle ruimtelijke plannen in de gehele gemeente Rijswijk. Het bestemmingsplan is een zogenaamd paraplubestemmingsplan, dat als een paraplu over alle andere plannen heen ligt en alleen het aspect ‘parkeren’ aanvullend (of afwijkend) regelt.

2.3.3 Regels

De regels bestaan uit drie hoofdstukken:

Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende artikelen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk (Artikel 1 Begrippen) zijn de begrippen ‘plan’, ‘bestemmingsplan’ en ‘ruimtelijke plannen’ verklaard. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van de regeling.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat de feitelijke inhoud van het bestemmingsplan. Conform het Besluit ruimtelijke ordening bevat het bestemmingsplan de gebruikelijke anti-dubbeltelregel (artikel Artikel 2 Anti-dubbeltelregel). Artikel 3 Relatie met onderliggende plannen bepaalt dat alle onderliggende plannen voor wat betreft het onderwerp ‘parkeren’ worden aangevuld c.q. gewijzigd, en dat alle overige regels ongewijzigd blijven. In Artikel 4 Algemene gebruiksregels is geregeld dat als gebruik dat strijdig is met de onderliggende bestemmingen, in elk geval wordt gerekend gebruik waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de Nota Parkeernormen 2011 (lid 1). Bestaand legaal gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, wordt uitgezonderd van dit verbod (lid 2). Artikel 5 Voorwaardelijke verplichting bevat een voorwaardelijke verplichting waarmee de parkeernormen zoals vervat in de Nota Parkeernormen 2011 van toepassing worden verklaard (sub a) voor omgevingsvergunningen. In de laatste zinssnede van sub a is geregeld dat het in bepaalde (ondergeschikte) gevallen niet vereist is om aan de genoemde nota te voldoen. Het gaat hierbij om gevallen die niet leiden tot extra parkeerbehoefte, ten opzichte van de situatie voor de vergunningverlening. Ook is een afwijkingsbepaling opgenomen (sub b). Ten slotte wordt in dit artikel geregeld dat de parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid in stand dient te worden gehouden (sub c). Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat de betreffende parkeergelegenheid na de verplichte realisatie wordt geamoveerd of zodanig worden gebruikt zodat de gronden niet meer als parkeerplaats kunnen worden gebruikt.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht (Artikel 6 Overgangsrecht) is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Het opnemen van overgangsrecht voor bebouwing en gebruik in een bestemmingsplan wordt door art. 3.2.1 en art. 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht gesteld.

In de slotregel (Artikel 7 Slotregel) is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

2.3.4 Geometrische plaatsbepaling / verbeelding

Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een BGT-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is één vlak van toepassing waaraan het parkeerbeleid is gekoppeld.

De gegevens zijn digitaal raadpleegbaar. Via de digitale portal waarop het plan wordt gepubliceerd kan, door te klikken op een bepaalde locatie, de bijbehorende bestemmingsregeling worden opgeroepen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

Het parkeerbeleid is een onderwerp waarbij het primaat voornamelijk bij de gemeenten ligt. De structuurvisie heeft dan ook weinig tot geen raakvlak met dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit, Programma Ruimte en Verordening Ruimte

Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van de Provincie Zuid-Holland de Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma Ruimte, het Programma Mobiliteit en de Verordening Ruimte vastgesteld.


In het provinciale beleid zijn geen specifieke regels met betrekking tot parkeren opgenomen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Mobiliteit 2020

Op 14 juni 2011 is de Structuurvisie Mobiliteit 2020: MOBILITEIT IN BALANS vastgesteld door de gemeenteraad van Rijswijk, waarin het mobiliteitsbeleid is vastgelegd. Eén van de ambities die daarin is verwoord is dat parkeren het optimaal functioneren van de (verschillende) functies in een gebied ondersteunt. En dat er een eerlijke verdeling van het aantal parkeerplaatsen over de verschillende doelgroepen is. Dit moet gebeuren op een voordelige manier, waarbij de inkomsten en uitgaven in balans zijn. De inrichting van de parkeersituatie moet excessen tegengaan en zo min mogelijk afhankelijk zijn van handhaving van de politie.

Dit paraplubestemmingsplan sluit aan bij bovengenoemde ambitie, door de realisatie van voldoende parkeergelegenheid en het behoud van deze gerealiseerde parkeergelegenheden.

Nota Parkeernormen gemeente Rijswijk

Op 8 februari 2011 stelde de gemeenteraad de Nota Parkeernormen 2011 vast. In de nota zijn voor veel voorkomende functies standaard parkeernormen opgenomen, gebaseerd op de landelijke kencijfers van de CROW. Daarbij is in het vertalen naar de Rijswijkse praktijk rekening gehouden met:

  • 1. bereikbaarheidskenmerken van de locatie;
  • 2. specifieke kenmerken van de functie;
  • 3. mobiliteitskenmerken van de gebruikers/bezoekers;
  • 4. het gemeentelijk parkeerbeleid.

Om uitdrukking te geven aan bereikbaarheidskenmerken is onderscheid gemaakt naar ligging van de functie in de stad en in de stedelijkheidsgraad. Voor RijswijkBuiten zijn specifieke normen opgenomen. In de Nota Parkeernormen 2011 wordt verder expliciet ingegaan op fietsparkeren, waarbij wordt uiteengezet wanneer rekening moet worden gehouden met stallingsruimte voor fietsen. Er wordt vermeld welke CROW publicatie in dat geval als uitgangspunt genomen moet worden.

De nota is alweer 7 jaar oud en het mobiliteits- en parkeervraagstuk is landelijk aan verandering onderhevig. Technische ontwikkelingen gaan snel en slimme oplossingen kunnen ervoor zorgen dat (veel) minder parkeerplekken nodig zijn dan traditioneel berekend. Dit is voor Rijswijk niet anders. Daarom wordt ambtelijk een actualisatie van de Nota Parkeernormen voorbereid. Dit bestemmingsplan anticipeert daar reeds op door in de regels te stellen dat de Nota Parkeernormen of diens rechtsopvolger van toepassing is.

3.4 Conclusie

De parapluherziening voor de parkeernormering in Rijswijk past binnen het beleid, op zowel Rijks-, provinciaal alsook op gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens moeten, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.

Via dit bestemmingsplan worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het is dan ook niet nodig om de plankosten te verhalen.

De kosten voor het opstellen en in procedure brengen van het bestemmingsplan worden gedragen door de gemeente Rijswijk.

Gezien het bovenstaande wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Een ieder is gebaat bij de aanleg en het behoud van voldoende parkeerplaatsen, passend bij de betreffende bijbehorende functie. Voldoende parkeerplaatsen zijn essentieel voor een goed woon-, werk- en leefklimaat. Daarom wordt aangenomen dat er voldoende draagvlak is voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan.

Gezien het bovenstaande wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Wettelijk vooroverleg

Conform ex artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is het concept-ontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan volgende instanties:

  • Provincie Zuid-Holland;
  • Hoogheemraadschap van Delfland;
  • Veiligheidsregio Haaglanden.

Geen van bovengenoemde instanties had (inhoudelijke) opmerkingen op het concept-ontwerpbestemmingsplan. Zodoende was er geen reden tot het aaanpassen van het bestemmingsplan.

5.2 Ontwerpfase

Na afronding van het vooroverleg is de formele bestemmingsplanprocedure gestart. Zoals uit paragraaf 5.1 volgt, was er geen reden tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Enkele ambtshalve aanpassingen zijn wel doorgevoerd.

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Er zijn echter geen zienswijzen ontvangen.

5.3 Vaststellingsfase

Na de termijn van terinzagelegging heeft de gemeenteraad een besluit genomen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is ongewijzigd, ten opzichte van het ontwerp, vastgesteld. Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.