direct naar inhoud van Regels
Plan: Pompenburg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP2224Pompenburg-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het Pompenburg met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2224Pompenburg-on01 van de gemeente Rotterdam.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Archeologisch deskundige

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.6 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 Bedrijven

De bedrijven genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd.

1.8 Belwinkel

Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.

1.9 Beperkt kwetsbaar object
  • a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren;
  • b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
  • c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren;
  • d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren;
  • e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.10 Bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder valt niet de bebouwing die reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.11 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bioscoop

Een uitgaansgelegenheid waar op regelmatige en frequente basis films worden vertoond.

1.14 Bouwaanduidingen

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.

1.15 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 Bouwlaag

Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

NB: onder het 'theoretisch profiel van een kap' wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.

1.18 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Bruto vloeroppervlak (bvo)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.23 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.24 Cultuur en ontspanning

Voorzieningen op het gebied van cultuur, sport, spel en ontspanning, zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, kookstudio, muziekschool, museum, congreszaal, wellness, speelautomatenhallen, casino, fitnesscentrum, sportcentrum, zwembad, theater en bioscoop.

1.25 Daghoreca

Horeca als bedoeld in lid 1.35 die tevens voldoet aan volgende voorwaarden:

  • de inrichting mag geopend zijn tussen 07.00 en 23.00 uur;
  • er mag niet meer dan achtergrondmuziek geproduceerd worden;

Een Feestzaal valt hier niet onder.

1.26 Dag- en avondhoreca

Horeca als bedoeld in lid 1.35 die tevens voldoet aan volgende voorwaarden:

  • de inrichting mag op zondag t/m donderdag geopend zijn tussen 07.00 en 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07.00 en 03.00;
  • er mag niet meer dan achtergrondmuziek geproduceerd worden.

Een Feestzaal valt hier niet onder.

1.27 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.

1.29 Dove gevel
  • a. een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m².

1.30 Feestzaal

Een ruimte die bedrijfsmatig ter beschikking wordt gesteld voor uitsluitend het houden van feesten en partijen met een besloten karakter door middel van het verhuren van de accommodatie, waarbij het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank mogelijk is.

1.31 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 Geluidsgevoelige objecten

Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven. Delen van deze gebouwen kunnen worden uitgezonderd wanneer deze een bestemming krijgen voor een functie die niet als geluidsgevoelig kan worden aangemerkt.

1.33 Gezamenlijk geluid

alle wettelijke en niet-wettelijke geluidbronnen, te weten wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en het geluid door het spooremplacement, bedrijven, horeca en terrassen tegelijk, energetisch opgeteld zonder correctie voor de verschillen in hinderlijkheid.

1.34 Hoofdgebouw

Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse te nuttigen voedsel en drank.

1.36 Hotel

Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.37 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.38 Kwetsbaar object
  • a. woningen, met uitzondering van:
    • 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    • 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.39 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.40 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen op het gebied van onderwijs, cultuur, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. Theaters en bioscopen vallen hier niet onder.

1.41 Milieudeskundige

De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.

1.42 NAP

Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.43 Ondersteunende horeca

Horeca-activiteiten die in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie en ten dienste staan van deze functie.

1.44 Openbare nutsvoorzieningen

Op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).

1.45 Peil (straat)
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend tenzij ingevolge deze regels een andere weg of hoogte is aangegeven.

1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.

1.47 Straatmeubilair

Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden alsmede straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.

1.48 Supermarkt

een zelfbedieningswinkel waar hoofdzakelijk voedingsmiddelen, waaronder verse groente, brood en vlees (zijnde dagelijkse goederen) en soms enige niet dagelijkse goederen (zoals huishoudelijke artikelen) worden verkocht, met een bruto vloeroppervlak van ten minste 400 m².

1.49 Uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.

1.50 VRR

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

1.51 Water

Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.

1.52 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.53 Zeer kwetsbare objecten

gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

  • a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
  • b. scholen;
  • c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca;
  • d. hotel;
  • e. cultuur en ontspanning, met uitzondering van theater en bioscoop;
  • f. maatschappelijke voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.3.1;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" tevens voor bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in Bijlage 1;
  • h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van kantoor - 1" tevens voor kantoren, zowel op de verdiepingen als op de begane grond;
  • i. een luchtbrug voor voetgangers inclusief opgangen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luchtbrug';
  • j. nutsbedrijf (voorzieningen van openbaar nut), uitsluitend op de begane grond;
  • k. parkeervoorzieningen (boven- en/of ondergronds);
  • l. dakterrassen;
  • m. berg- en stallingsruimte, groen, water, ontsluitingswegen en -paden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Centrum - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

3.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding "maximum bouwhoogte" is aangegeven;
  • b. de luchtbrug als bedoeld in lid 3.1 onder 'i' mag niet breder zijn dan 8 meter en de onderzijde - opgangen niet meegerekend - is tenminste 4,30 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld. De luchtbrug kan worden voorzien van opgangen en balustrades.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen niet toegestaan

In aanvulling van het bepaalde in lid 3.1 geldt dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' maatschappelijke voorzieningen, die vallen onder de geluidsgevoelige objecten genoemd in artikel 1.32 van deze regels niet zijn toegestaan.

3.3.2 Beneden maaiveld

Alle functies die op de begane grond zijn toegestaan, zijn tevens toegestaan beneden het maaiveld.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Toegestane bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder g ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met daaronder begrepen de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep of -bedrijf;
  • b. daghoreca;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, verblijfsgebied, openbare nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt voor het maatvoeringsvlak 'maximum bouwhoogte (m)' waarmee de maximum bouwhoogte van 140 m is vastgelegd op de verbeelding, dat balkons tot buiten de grens van dit maatvoeringsvlak mogen reiken, onder voorwaarde dat:
    • 1. een balkon tot niet meer dan 2 m buiten de grens van het betreffende maatvoeringsvlak reikt;
    • 2. balkons boven een bouwhoogte van 80 m niet buiten de grens van het betreffende maatvoeringsvlak mogen reiken;
    • 3. de afstand tussen het maaiveld en de onderzijde van een balkon minimaal 30 m bedraagt.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 450,
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a, bedraagt het gezamenlijk aantal woningen binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Wonen ten hoogste 1.100;
  • c. woningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  • d. de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de functie daghoreca als bedoeld in lid 4.1 onder b bedraagt ten hoogste 1.100 m2;
  • e. de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep of -bedrijf is toegestaan voor zover:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
    • 2. ten aanzien van een aan-huis-gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1;
    • 3. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
    • 4. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
    • 5. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

4.3.2 Voorwaardelijkverplichting geluid bij woningen

Ten aanzien van het wonen als bedoeld in lid 4.1 onder a, geldt het volgende:

  • a. ter plaatse van de rood weergegeven geveldelen zoals opgenomen in bijlage 2, zijn woningen uitsluitend toegestaan voor zover wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
    • 1. de betreffende geveldelen als dove gevel zijn uitgevoerd;
    • 2. loggia's of balkons zijn toegepast, zodanig uitgevoerd dat de geluidbelasting ten gevolge van het spoor op de achterliggende gevel niet meer bedraagt dan 68 dB.
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a sub 2, geldt dat in het geval van loggia's de gevelbelasting op de gevel achter de loggia wordt gemeten met de loggia in geopende toestand.
  • c. ten aanzien van woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder dat als bijlage 3 bij de regels is gevoegd, geldt dat deze woningen uitsluitend zijn toegestaan als wordt voldaan aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden;
  • d. het gebruiken en doen (laten) gebruiken van woningen is alleen toegestaan, indien in de woning de binnenwaarde van het gezamenlijk geluid, bij gesloten ramen, deuren en andere te openen delen, maximaal 33 dB bedraagt.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Realiseren woningen

Burgemeester en wethouders kunnen – gehoord de milieudeskundige – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.2 onder c terzake van de in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder opgenomen compenserende maatregelen, indien de maatregelen een beter of vergelijkbaar positief effect op de woonkwaliteit en/of het akoestisch klimaat hebben.

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met daaronder begrepen de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep of -bedrijf;
  • b. dag- en avondhoreca;
  • c. detailhandel;
  • d. kantoren;
  • e. bioscoop;
  • f. hotel;
  • g. maatschappelijke voorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, verblijfsgebied, openbare nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt bij de maatvoeringsvlakken 'maximum bouwhoogte (m)' waarmee de maximum bouwhoogtes van respectievelijk 74 m en 125 m zijn vastgelegd op de verbeelding, dat balkons tot buiten de grens van deze maatvoeringsvlakken mogen reiken, met dien verstanden dat:
    • 1. een balkon tot niet meer dan 2 m buiten de grens van het betreffende maatvoeringsvlak reikt;
    • 2. balkons boven een bouwhoogte van 80 m niet buiten de grens van het betreffende maatvoeringsvlak mogen reiken;
    • 3. de afstand tussen het maaiveld en de onderzijde van een balkon minimaal 30 m bedraagt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkraging' zijn uitsluitend overhangende delen van gebouwen toegestaan, onder voorwaarde dat de afstand tussen het maaiveld en de onderzijde van het overhangende bouwdeel minimaal 5 m bedraagt.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 510, met inachtname van het bepaalde onder h;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a en g, bedraagt het gezamenlijk aantal woningen binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Wonen ten hoogste 1.100;
  • c. woningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', met uitzondering van doorstekende balkons en/of loggia's van buiten dit vlak gesitueerde woningen;
  • d. de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de functies dag- en avondhoreca en detailhandel als bedoeld in lid 5.1 respectievelijk onder b en c bedraagt gezamenlijk ten hoogste 1.850 m2, met dien verstande dat met betrekking tot detailhandel aanvullend de volgende specifieke voorwaarden gelden:
    • 1. de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de functie detailhandel bedraagt ten hoogste 600 m2 met een maximum bruto vloeroppervlak per vestiging van 200 m2
    • 2. supermarkten niet zijn toegestaan;
  • e. de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de functies kantoor, bioscoop, hotel en maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in lid 5.1 respectievelijk onder d, e, f en g bedraagt gezamenlijk ten hoogste 10.400 m2 met dien verstande dat voor de afzonderlijke functies de volgende maximum bruto vloeroppervlaktes van toepassing zijn:
    • 1. kantoor: 7.500 m2;
    • 2. bioscoop: 2.900 m2;
    • 3. hotel: 7.500 m2;
    • 4. maatschappelijke voorzieningen: 5.300 m2;
  • f. voor de functie bioscoop als bedoeld lid 5.1 onder e geldt dat het maximum aantal bezoekersplaatsen in de filmzalen gezamenlijk 700 bedraagt;
  • g. voor de functie hotel als bedoeld in lid 5.1 onder f geldt dat het aantal maximum aantal hotelkamers 260 bedraagt;
  • h. voor de functie maatschappelijke voorzieningen als bedoeld lid 5.1 onder g geldt dat dat geluidgevoelige objecten en zeer kwetsbare objecten niet zijn toegestaan;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a, mag het maximum aantal woningen 610 bedragen indien en voor zover de gezamenlijke maximumvloeroppervlakte van 10.400 m2 als bedoeld onder e niet volledig is ingericht ten behoeve van de onder e genoemde functies, met dien verstande dat voor iedere 75 m2 bvo 1 woning is toegestaan;
  • j. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf is toegestaan voor zover:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
    • 2. ten aanzien van een aan-huis-gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1;
    • 3. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
    • 4. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
    • 5. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

5.3.2 Voorwaardelijkverplichting geluid bij woningen

Ten aanzien van het wonen als bedoeld in lid 5.1 onder a, geldt het volgende:

  • a. ter plaatse van de rood weergegeven geveldelen zoals opgenomen in bijlage 2, zijn woningen uitsluitend toegestaan voor zover ter plaatse wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden of een combinatie van beide:
    • 1. de betreffende geveldelen als dove gevel zijn uitgevoerd;
    • 2. loggia's of balkons zijn toegepast, zodanig uitgevoerd dat de geluidbelasting ten gevolge van het spoor op de achterliggende gevel niet meer bedraagt dan 68 dB.
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a sub 2, geldt dat in het geval van loggia's de gevelbelasting op de gevel achter de loggia wordt gemeten met de loggia in geopende toestand.
  • c. ten aanzien van woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder dat als bijlage 3 bij de regels is gevoegd, geldt dat deze woningen uitsluitend zijn toegestaan als wordt voldaan aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden;
  • d. het gebruiken en doen (laten) gebruiken van woningen is alleen toegestaan, indien in de woning de binnenwaarde van het gezamenlijk geluid, bij gesloten ramen, deuren en andere te openen delen, maximaal 33 dB bedraagt.

5.3.3 Voorwaardelijke verplichting horecageluid

Een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' ten behoeve van de in lid 5.1 onder 'a' genoemde woningen kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a. is aangetoond dat, als gevolg van de activiteiten die vallen onder het Activiteitenbesluit op het adres Raampoortstraat 24, de geluidbelasting op de buitengevel van de woning(en) voldoet aan de geluidgrenswaarden uit het eerste lid van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit; of een hogere geluidgrenswaarde zoals vastgesteld bij maatwerkvoorschrift.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Realiseren woningen

Burgemeester en wethouders kunnen – gehoord de milieudeskundige – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.3.2 onder c, terzake van de in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder opgenomen  compenserende maatregelen, indien de maatregelen een beter of vergelijkbaar positief effect op de woonkwaliteit en/of het akoestisch klimaat hebben.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dag- en avondhoreca;
  • b. een luchtbrug voor voetgangers inclusief opgangen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – luchtbrug ';
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, verblijfsgebied, openbare nutsvoorzieningen, water en wegen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
  • b. de luchtbrug als bedoeld in lid 6.1 onder 'b' mag niet breder zijn dan 8 meter en de onderzijde - opgangen niet meegerekend - is tenminste 4,30 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld. De luchtbrug kan worden voorzien van opgangen en balustrades.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de functie dag- en avondhoreca als bedoeld in lid 6.1 onder a bedraagt ten hoogste 800 m2;

Artikel 7 Verkeer - Spoorverkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorbanen ten dienste van het spoorwegverkeer, met de bijbehorende voorzieningen, alsmede groen, water, ontsluitingswegen en -paden e.d.;
  • b. een luchtbrug voor voetgangers, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – luchtbrug '
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Spoorverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. de in lid  7.1 bedoelde spoorbanen, kunstwerken, zoals viaducten, bruggen en duikers en overige voor het functioneren van het spoorwegverkeer nodige bouwwerken;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bovenleidingen, seinpalen,overwegbomen, straatmeubilair, reclame-inrichtingen, geluidswerende voorzieningen e.d.;
  • c. een luchtbrug , ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – luchtbrug', die maximaal 8 meter breed mag zijn en waarvan de onderzijde ten minste 6,3 meter hoog is, gemeten vanaf het niveau van de spoorlijn. De luchtbrug kan worden voorzien van balustrades.

7.2.2 Bouwhoogte

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 15 meter.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  • b. een luchtbrug voor voetgangers inclusief opgangen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – luchtbrug';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping': een overkapping;
  • d. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen, fietsenstallingen en ondergrondse expeditiestraten;
  • e. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • f. bouwwerken voor kleinschalige openbare nutsvoorzieningen, verkeer en vervoer;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage;
  • h. geluidswerende voorzieningen;
  • i. voorzieningen ter voorkoming of beperking van windgevaar en windhinder;
  • j. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bestemming;
  • k. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', met dien verstande dat de bouwhoogte van gebouwen hier ten hoogste de met de opgenomen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedraagt;
  • b. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3, met dien verstande dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van terrassen uitsluitend zijn toegelaten indien deze vergund zijn op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de luchtbrug als bedoeld in lid 8.1 onder 'b', met dien verstande dat deze niet breder mag zijn dan 8 meter en waarvan de onderzijde - opgangen niet meegerekend - tenminste 4,30 meter hoog is, gemeten vanaf het maaiveld. De luchtbrug kan worden voorzien van opgangen en balustrades.
  • d. de overkapping als bedoeld in lid 8.1 onder 'c', met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
  • e. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 8.1 onder 'j', niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 3 meter boven maaiveld.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep of -bedrijf;
  • b. daghoreca;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, tuinen, verblijfsgebied, openbare nutsvoorzieningen, water en wegen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • b. voor de gevelvlakken van het gebouw geldt dat deze op de eerste 6 m bouwhoogte, gemeten vanaf peil, ten minste 1 m inspringen/terugliggen ten opzichte van de gevelvlakken van de direct daarboven gelegen verdiepingen (vanaf 6 m bouwhoogte, gemeten vanaf peil), waarbij het gevelvlak de thermische scheiding tussen de binnen- en buitenruimte van het gebouw betreft;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt bij het maatvoeringsvlak 'maximum bouwhoogte (m)' waarmee de maximum bouwhoogte van 57 m is vastgelegd op de verbeelding, dat balkons tot buiten de grens van dit maatvoeringsvlak mogen reiken, met dien verstanden dat:
    • 1. een balkon tot niet meer dan 2 m buiten de de grens van het betreffende maatvoeringsvlak reikt;
    • 2. de afstand tussen het maaiveld en de onderzijde van een balkon minimaal 6 m bedraagt.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 140;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a, bedraagt het gezamenlijk aantal woningen binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Wonen ten hoogste 1.100;
  • c. de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de functie daghoreca als bedoeld in lid 9.1 onder b bedraagt ten hoogste 250 m2;
  • d. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf is toegestaan voor zover:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
    • 2. ten aanzien van een aan-huis-gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1;
    • 3. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
    • 4. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
    • 5. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

9.3.2 Voorwaardelijkverplichting geluid bij woningen

Ten aanzien van woningen als bedoeld in lid 9.1 onder a, geldt het volgende:

  • a. ter plaatse van de rood weergegeven geveldelen zoals opgenomen in bijlage 2, zijn woningen uitsluitend toegestaan voor zover wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
    • 1. de betreffende geveldelen als dove gevel zijn uitgevoerd;
    • 2. loggia's of balkons zijn toegepast, zodanig uitgevoerd dat de geluidbelasting ten gevolge van het spoor op de achterliggende gevel niet meer bedraagt dan 68 dB.
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a sub 2, geldt dat in het geval van loggia's de gevelbelasting op de gevel achter de loggia wordt gemeten met de loggia in geopende toestand.
  • c. ten aanzien van woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder dat als bijlage 3 bij de regels is gevoegd, geldt dat deze woningen uitsluitend zijn toegestaan als wordt voldaan aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden;
  • d. het gebruiken en doen (laten) gebruiken van woningen is alleen toegestaan, indien in de woning de binnenwaarde van het gezamenlijk geluid, bij gesloten ramen, deuren en andere te openen delen, maximaal 33 dB bedraagt.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen – gehoord de milieudeskundige – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3.2 onder c terzake van de in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder opgenomen compenserende maatregelen, indien de maatregelen een beter of vergelijkbaar positief effect op de woonkwaliteit en/of het akoestisch klimaat hebben.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 10.3.1.

10.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 10.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte van de bodemingreep.

10.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

10.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

10.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft voorgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

10.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 11.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte van de bodemingreep.

11.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

11.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

11.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft voorgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

11.3.5 Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Afdekking van gebouwen

Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (plankaart) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

13.2 Ondergeschikte bouwdelen

De maximum bouwhoogten van gebouwen als bepaald in hoofdstuk 2 mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, trappenhuizen, liftopbouwen, alarminstallaties, antenne-installaties en technische installaties, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Vrijwaringszone - spoor
14.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - spoor' mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, niet worden gebouwd, behoudens voor ondergrondse spoorbanen met bijbehorende voorzieningen, zoals metro-/sneltram-/trein-tunnels en -stations.

14.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1 voor het bouwen overeenkomstig de in de vrijwaringszone gelegde bestemming(en) voor andere functies, mits het belang van het metro-/sneltram-/treinverkeer niet wordt geschaad.

14.1.3 Advies

Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de metro-/sneltram-/treinbeheerder. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van het belang van het metro-/sneltram-/treinverkeer.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwasinstallatie en andere soortgelijke intallaties, mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt, en indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 16 Overige regels

16.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of een omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden of bouwwerken kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de 'Beleidsregeling parkeernormen voor auto en fiets gemeente Rotterdam 2022'. Indien dit beleid wordt gewijzigd of herzien, wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning getoetst aan het op dat moment geldende beleid.

16.2 Windhinder en windgevaar
  • a. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met een bouwhoogte van 30 m of meer verleend kan worden, dient door de aanvrager een windhinderonderzoek te worden overgelegd conform NEN 8100. Dit onderzoek moet inzicht bieden in de mogelijke gevolgen van windhinder en windgevaar in de omgeving van het gebouw en de eventueel daaruit voortvloeiende te nemen maatregelen en/of aan te leggen voorzieningen.
  • b. Het bevoegd gezag kan ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of van windgevaar nadere eisen stellen met betrekking tot de vormgeving van gebouwen met een hoogte vanaf 30 m en/of de inrichting van het omliggende gebied, indien het onder a bedoelde onderzoek daartoe aanleiding geeft.
16.3 Trillingshinder

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen kan alleen worden verleend wanneer er is aangetoond dat wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn deel B met betrekking tot het aspect trillingshinder.

16.4 Plasbrandaandachtsgebied

Binnen het plasbrandaandachtsgebied langs het spoor, dat reikt tot 30 m gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, dienen gebouwen vanaf het maaiveld tot een hoogte van 30 m te voldoen aan artikel 2.4 tot en met 2.10 van de Regeling Bouwbesluit 2012, ofwel de rechtsopvolger daarvan.

16.5 Letaliteitscontour
16.5.1 Ventilatiesysteem

Voor 'beperkt kwetsbare objecten' en 'kwetsbare objecten' is het bouwen of aanbrengen van veranderingen van niet ondergeschikte aard slechts toegestaan, voor zover deze objecten zijn voorzien van:

  • a. een adequaat functionerend centraal afsluitbaar ventilatiesysteem en
  • b. lekwerende voorzieningen bij raam- en deuropeningen of
  • c. indien niet aan 1 en 2 wordt voldaan, een tijdelijke vluchtruimte, waaronder wordt begrepen een in of direct naast het object gelegen afsluitbare ruimte van voldoende omvang om het maximaal aantal personen dat in het object aanwezig is gedurende een calamiteit voor een periode van minimaal 2 uur een adequate verblijfplaats te bieden, welke ruimte gas- en luchtdicht is of op korte termijn op overdruk kan worden gebracht en gehouden.

16.5.2 Bouwbesluit

Voor zover de in dit artikel onder 16.5.1 opgenomen maatregelen of daarmee gelijk te stellen maatregelen tevens vereist zijn op grond van het Bouwbesluit, prevaleert in geval van strijdigheid het bepaalde in het Bouwbesluit.

16.5.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.5.1 indien op andere wijze een vergelijkbaar veiligheidsniveau kan worden gerealiseerd. Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de milieudeskundige, de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Pompenburg'.